irdumerdyk terugspringt, liet gebouw aan hooge eischen van welstand beantwoordt en de doorkijk op het Wilhelminaplein zooveel mogelijk onbelem merd bljjit. De commissie voor de Openbare Werken is ver deeld. l)e tegenstanders achten bebouwing hier een inbreuk op het stadsschoen. Met de Schoon heidscommissie komt het ook ons echter voor dat de bebouwing van de bedoelde plek grond geen ontsie ring van de omgeving zal opleveren. De afsluiting- van het Wilhelminaplein, ook aan die zijde, komt met het karakter van het plein niet in strijd, vol tooit dit integendeel; de ruime toegang ten noorden van de Beurs langs het gebouw van de Spaarbank en in het verlengde van den Nieuweweg blijft be waard. Ook aan de zijde van den Wirdumerdijk zal de bebouwing een verbetering opleveren. Het denkbeeld van de Schoonheidscommissie, dat de rooiiug van het te stichten gebouw bij de lijn van den Wirdumerdijk iets terugspringt, is geluk kig. Het gebouw komt dan niet dadelijk aan den weg te staan, maar er ontstaat een voorpleintje waarop een groot gebouw altijd voordeeliger uit komt dan onmiddellijk aan de straat. Het kan een pendant worden van het beurs- en waaggebouw, zonder dat te vreezen is dat de ruime, royale indruk van het stadsbeeld hier door de bedoelde bebouwing- schade zal lijden. Het spreekt vanzelf dat het bouwwerk aan hooge eisclien van welstand zal moeten voldoen. Burge meester en Wethouders moeten zich dus geheel en nadrukkelijk de goedkeuring van de teekeningen voorbehouden. Doch bovendien kan niet elk ge bouw hier worden toegelaten. Het moet ten goede komen aan een instelling van nijverheid en handel, daarmede is het gemeentebelang het best gediend. Winkels moeten uitgesloten zijn. In verband met deze eisclien wordt aan uitgifte in altijddurende erfpacht de voorkeur gegeven. De prijs is niet gemakkelijk te bepalen, hij mag o.i. niet beneden de som van ÖO.per c.A. gaan. Deze vereischten voor het van de hand doen van het bedoelde terrein voor ons zelf vastgesteld heb bende, namen wij in bespreking in hoeverre het best met den aanvrager, wiens naam het ons nog niet vrijstaat te noemen, doch die ons bekend is als een gegadigde met wien de gemeente de transactie naar de boven omschreven eisclien zeker zal kun nen aangaan, tot overeenstemming ware te gera ken. Het komt ons bij nadere overweging het meest geraden voor voor dit terrein de openbare mede dinging niet uit te sluiten; het kan toch zijn dat er meer gegadigden komen dan de eene die Burge meester en Wethouders nu bekend is. De meest voordeelige aanbieding, ook bezien uit het oogpunt van fraaiheid der bebouwing, is voor de gemeente de meest welkome. De aannemelijkste aanbieding- kan dan bij l'we Vergadering ter bekrachtiging- worden overgebracht. Wij stellen I' dus voor te besluiten Burgemeester en V ethouders te machtigen gegadigden op te roe pen voor het terrein aan den Wirdumerdijk, onmid dellijk ten oosten van het plantsoen op de Oude Veemarkt, op den boven omschreven voet. De beraadslaging wordt geopend. De heer Fransen wijst erop dat dit voorstel, dat nu een veertiental dagen publiek is, een alles behal ve aangenamen indruk op de ingezetenen heeft ge maakt en het dan ook niet te verwonderen is dat van de vereeniging tot Bevordering van Vreemde lingen Verkeer een adres is ingekomen om liet voor stel niet aan te nemen. Het wil spreker voorko men dat het, afgescheiden van enkele onderdeelen, niet wensehelijk is een in de stad gelegen open ter rein te bebouwen. Overal, in alle steden tracht men zooveel mogelijk lucht, licht en ruimte te maken en offert daarvoor soms belangrijke sommen op. Bur gemeester en Wethouders nu zeggen in hun prae-advies „alvorens onze eigen gedragslijn te bepalen, lieb- „ben wij het gevoelen der Schoonheidscommissie en „van de Commissie voor de Openbare Werken ge vraagd". Verder heet liet: „de Commissie voor de Openbare Werken is ver beeld". Deze zinsnede deed spreker vreemd aan. Hij meent nog altijd lid te zijn van de commissie voor de Openbare erken en het is hem niet bekend dat deze zaak besproken is. Spreker weet dan ook niet of de commissie verdeeld is. Hij deelt zijn eigen standpunt hier mee en is het niet met Burgemeester en Wethouders eens. Dezen zeggen nu verder dat de Schoonheidscom missie te kennen heeft gegeven er niet tegen te zijn. Spreker vreest dat die commissie Burgemees ter en Wethouders niet onaangenaam heeft willen zijn, want in het rapport kan men tusschen de regels door lezen dat ze er tegen is. In dat rapport staat: o.m. „dat de meerderheid" die commissie is dus ook „al verdeeld) „principieel geen bezwaar tegen bebou- „wing heeft, maar er nadrukkelijk op wil wijzen, dat „alles afhangt van den vorm van het gebouw, zijn „architectuur en zijn plaatsing ten opzichte van de „naastgelegen gebouwen" en verder „dat er voor „worde gezorgd dat de doorkijk van uit het westen „naar het Wilhelminaplein zooveel mogelijk onbe lemmerd zou blijven". Het rapport der Commissie voor de Open bare Werken, dat ook bij de stukken had moe ten zijn, is er natuurlijk niet. Waar de Schoon heidscommissie nu spreekt van „de doorkijk vanuit „het westen", heeft die commissie vrij zeker bedoeld vanuit het „Oosten" en het schijnt dus dat ook veel hoogeren zich wel eens kunnen vergissen. Als toch een uitzicht zooveel m o g e 1 ij k o n b e- 1 e m m e r d moet blijven, dan moet er in het geheel niet worden gebouwd. Feitelijk zegt dus de Schoon heidscommissie, dat ter plaatse niet moet worden gebouwd. Burgemeester en Wethouders willen de goedkeu ring der teekeningen aan zich houden. Spreker wil evenwel, als de Raad besluit het terrein te bebou wen, dat ook hij die teekeningen ter beoordeeling krijgt. at den prijs betreft, tegen een prijs van J 50.-- per M2. wil spreker het terrein nooit afstaan. Nog onlangs toch is een bouwterrein aan de Arends straat, een 3e of 4e klasse straat, verkocht voor 30.- per ML En nu zal men het mooiste stuk grond uit de geheele stad voor J 50.verknopen! Als men een minimumprijs stelde van 100.dan zou spre ker het daarvoor nog niet willen missen. De Raad kan het terrein niet verkoopen. Spreker zou vree zen dat er vandaag of morgen een voorstel kwam om het aagsplcin te bebouwen. Er zijn winkeliers en dergelijke menschen genoeg, die d a a r wel zou den willen bouwen. Spreker zal zich sterk tegen bet voorstel verzetten. De heer Haversehmidt denkt er anders over dan zijn collega de heer Fransen. Wanneer men 400 centiare van een leelijk pleintje tegen Imogen prijs gaat afstaan noemt spreker dit gevonden geld en wanneer daar een monumentaal gebouw verrijst met vier mooie gevels, wordt bo vendien de welstand zeer gebaat. Maar een rooilijn zou spreker nog niet willen vaststellen; men late dit afhangen van de hoogte van het gebouw. Het tegenwoordige hoekhuis is een leelijk coin- plex van drie of vier zonderling in elkaar loopende gebouwen, waarvan nooit iets goeds te maken is tenzij ze in één hand komen. Spreker zou dit gebouw willen maskeeren en dan zou de rooilijn van den Wirdumerdijk moeten wor den gevolgd, maar dit is een kwestie van later zorg. Spreker meent dat bebouwing van het pleintje aan alle kanten winst oplevert. De heer de Vos zegt dat door Burgemeester en Wethouders ter kennis van den Raad is gebracht dat een handelsinrichting het oog heeft laten vallen op dit terrein. Het is nu de vraag, of de Raad in be ginsel genegen is dezen grond van de hand te doen. Die vraag is schijnbaar gemakkelijk te stellen, maar ze is zeer moeilijk te beantwoorden. Men kan toch deze zaak van verschillende kanten beschouwen. Men kan zeggen: er is gelegenheid om te verkoo pen, doe den grond dus van de hand. Men kan ook zeggen: door den verkoop wordt de gemeente van haar mooiste punt beroofd, dus tot eiken prijs den grond behouden. Het derde standpunt kan zijn dit: oi de handelsonderneming in kwestie van zooveel belang is voor de gemeente, dat deze dit offer moet brengen. Van de beantwoording dezer vraag hangt sprekers stem af en hij vraagt of Burgemeester en Wethouders bereid zijn, desnoods in geheime ver gadering, den naam van den aanvrager te noemen, opdat de Raad zich een oordeel kunne vestigen. De heer Tulp is het geheel met den heer Fransen eens. Hij kan zich niet begrijpen, dat Burgemeester en Wethouders voorstellen een mooi plein te ver brokkelen en een mooi geheel te verbreken. In alle steden is tegenwoordig de leus: zooveel mogelijk ruimte, lucht en licht te maken. Hier zelfs passen wij, b.v. bij den Nieuweweg, hetzelfde systeem toe en nu zullen wij op een druk verkeerspunt een ge bouw stichten om de gemeente per jaar 2000. te bevoordeelen, waardoor de veiligheid van het ver keer in gevaar wordt gebracht. Spreker zal tegen stemmen. De heer Hiemstra zou het woord niet hebben ge vraagd als niet de beide vorige sprekers, de heeren Fransen en Tulp, een argument hadden gebruikt, dat als het juist was, voor spreker en zijne partijge- nooten een reden moest zijn om tegen te stemmen. Zij zeggen toch dat het systeem der gemeente is om zooveel mogelijk licht en lucht te krijgen en zij wil len liet pleintje daarom niet bebouwen. Dit argu ment is toch zeer onjuist, want, al wordt dit plein tje bebouwd, dan blijft er nog een plein van eenige duizenden vierkante meters over. De heer Beekhuis is een der leden van de commis sie voor de Openbare Werken, die tegen het plan van Burgemeester en Wethouders zijn. Hij wil er even aan herinneren, aan sommige leden zal zulks wel bekend zijn, dat zich in 1809 een dergelijke kwestie heeft voorgedaan. Toen was er toch sprake van de stichting van een postkantoor en wilde het Kijk dit stuk grond zelfs onteigenen. De geheele ge meente kwam daartegen in verzet en bij den Raad kwam eene petitie in met 1444 handteekeningen. Eindelijk hield de heer Duparc een interpellatie en deze interpellant kon bij die gelegenheid gerust ver klaren dat de geheele burgerij zich tegen de stich ting van een postkantoor op die plaats verzette. De heer Haversehmidt: „om de ligging". De heer Beekhuis vervolgt en geeft toe, dat de ligging een der bezwaren was, maar, zegt hij, op dit standpunt stelden zich niet zoozeer de onderteeke naars van het adres. Die lieten zich meer door de overweging van het stadsschoon leiden. Voor ons is dit ook de vraag. Er is nog een verschil tusschen de plannen van 1890 en thans: Destijds was er een concreet voorstel en wist men wat er gebouwd zou worden, n.l. een groot gebouw ten algemeenen dien ste. Nu komen Burgemeester en Wethouders slechts met eene vage aanduiding. De Raad mag niet we ten wie de aanvrager is en Burgemeester en Wet houders willen alleen in principe zien uitgemaakt of het terrein voor een handelsgebouw zal worden bestemd. Dit is zeer vaag, veel vager dan indertijd de kwestie met het postkantoor. De Vereeniging tot bevordering van Vreemdelingenverkeer heeft zich al verzet en als er meer tijd was geweest om het plan tot de ingezetenen te doen doordringen, zou er ze ker weer een groote petitie zijn gekomen. Spreker zou het betreuren, als het voorstel werd aangeno men, dat nu reeds dadelijk de beslissing moet vallen. De burgerij heeft nog geen gelegenheid gehad om zich ter zake uit te spreken, /ij weet er nog weinig van. Spreker zal dan ook tegen stemmen. De heer Peletier is er ook tegen. Hij acht het niet noodig nog argumenten te noemen of in herhalin gen te vervallen. Een enkele opmerking wil hij evenwel maken. De heer Hiemstra heeft naar aan leiding der opmerkingen van de heeren Tulp en Fransen gezegd1, dat er ruimte genoeg overblijft, omdat het Wilhelminaplein er nog is. Hjj vergeet daarbij dat het Wilhelminaplein door een gebouw te dezer plaatse zal worden gemaskeerd; althans van af den Wirdumerdijk gezien. Men zou ook kun nen zeggen in het systeem van den heer Hiemstra: wij houden het Waagsplein ook over en wij hebben dus deze ruimte niet noodig. Als hier evenwel wordt gebouwd zal van het aspect der stad veel verloren gaan. De Voorzitter zegt dat de heeren Fransen en Beekhuis zich beroepen op de stemming van de bur gerij. Spreker heeft gehoord dat het voorstel niet wordt aangenomen en hij maakt zich te dien op zichte dan ook geen illusie, maar van die stemming onder de burgerij is hij niet zoo overtuigd. Spreker ontmoette menschen die er vóór waren. Wat vroe ger met een postkantoor is voorgevallen, spreker weet dat dit plan heeft bestaan, en ook nog andere plannen, maar hij wist niet dat er eene petitie tegen is ingediend. Wat petities betreft, die moet men wegen. Spre ker is niet van plan voor ieder adres met handtee keningen uit den weg te gaan en dat doet de heer Beekhuis ook niet. Het bezwaar van den heer Fransen dat de commissie voor de Openbare Werken niet is ge hoord, verbaast spreker. Hij heeft toch deze kwestie met de heeren telefonisch behandeld en het bleek dat de bezwaren van de heeren Fransen en Beekhuis alleen den welstand betroffen. Spreker heeft toen gevraagd of het wel nut had te vergade ren en spreker meende dat de heer Fransen zelf heeft geantwoord dat dit niet noodig was, als het alleen een kwestie van smaak betrof De heer Fransen: „het is even anders, ik zal dit straks wel mededeelen". De Voorzitter: „dan hebben wij elkander ver keerd begrepen. Spreker heeft met elk der leden afzonderlijk getelefoneerd. De heer Fransen heeft voorts het advies der Schoonheidscommissie voor gelezen. Hij heeft dat niet goed gedaan, want er staat niet dat die commissie principiëel geen be zwaar heeft, maar dat zij niets geenbezwa ar heeft en dat is veel sterker. Verder leest de heer Fransen uit het advies dat de Schoonheidscommissie slechts schoorvoetend toe- 112 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Mei 1916. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Mei 1916. 113

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1916 | | pagina 4