116 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Mei 1916.
steld en het is hem gebleken dat de beoefening dei-
watersport hier sterk toeneemt, ook door de men-
schen met weinig financiëele draagkracht. Deze
mensehen, die geen gelegenheid hebben om een een
voudig roeibootje, anders dan met hooge kosten
onder dak te brengen, zullen nu voor weinig geld
daartoe de gelegenheid krijgen. Dit zal het algemeen
worden der beoefening van de watersport in de
hand werken. Spreker zal dan ook vóórstemmen
omdat er een algemeen volksbelang, d.i. het gemeen
tebelang bij is betrokken. Hij wil nog even in herin
nering brengen dat 1 of 2 jaren geleden in de sectie
vergadering ter behandeling der begrooting de
aanleg van een jachthaven besproken is. Toen reeds
voelde men dat de bevordering van de water
sport een gemeentebelang is.
De heer Haverschmidt zegt dat eenigen tijd gele
den het plan voor een jachthaven bij de bouwcom
missie werd aangebracht, die van gemeentewege
zou worden geëxploiteerd, niet om winst te behalen
maar ten gerieve van een oplevende sport en spre
ker stemt toe dat het gemeentebelang slechts in ge
ringe mate bij die zaak was betrokken.
Waarom het plan niet bij den raad kwam weet
spreker niet, want zelfs de uit te graven grond was
al bestemd voor de verhooging van het terrein bij
school 13.
Spreker vermoedt dat de raad het plan wel
zou hebben aangenomen, maar hij vindt het toch
beter dat particulieren de zaak aanvatten. Het
wordt zeker minder kostbaar en waar een combi
natie het min of meer riskant bedrijf overneemt zou
spreker met een rentegarantie de onderneming wel
willen steunen.
De heer Lautenbach zou kunnen meegaan, indien
werkelijk aan de menschen uit den kleinen midden
stand door het ontbreken van een jachthaven de ge
legenheid werd benomen om de watersport te beoe
fenen. Dat is het niet. Het aantal bootjes dat men
kan huren is legio, de prijs zeer gering. Een eigen
boot echter kost geld. 'Spreker ziet wel een belang,
maar geen gemeentebelang in dit voorstel.
De heer Peletier is door het gesprokene door den
heer Hiemstra overtuigd en zal voor het voorstel
stemmen. Spreker was bevreesd, dat alleen enkele
meer gegoede ingezetenen door aanneming van het
voorstel gebaat zouden zijn. Waar echter de heer
Hiemstra, die zoo bij uitstek bevoegd is over belan
gen van minder gegoeden te oordëelen, overtuigd
van het tegendeel, is spreker gerustgesteld.
De Voorzitter zegt dat hij weinig heeft te zeggen,
nu de heer Peletier de eenige principiëele tegen
stander, overtuigd is. Burgemeester en Wethou
ders zijn inderdaad zoo doordrongen van het belang
der gemeente bij het bouwen van schiphuizen,
dat er een voorstel in voorbereiding was om van ge
meentewege daartoe te komen. De kosten evenwel
werden zoo hoog dat de huurprijs te hoog moest
worden gesteld, waardoor het gevaar ontstond, dat
het doel niet bereikt zou worden. Toen Burge
meester en Wethouders ermee bezig waren, brak de
oorlog uit en dreigde eene belasting op zeilbooten.
De zaak is daardoor blijven rusten.
De nu door particulieren voorgestelde oplossing
vindt spreker mooi. Dezen kunnen de haven goed-
kooper exploiteeren. De gevraagde rentegarantie
acht spreker voor de gemeente niet bezwarend.
Met 22 stemmen tegen 1 stem wordt besloten
overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en
Wethouders.
Vóór stemmen de heeren: Zandstra, Tiemersma,
Binnerts, Tulp, de Vos, van Weideren baron Ren-
geis, Fransen, Hiemstra, Cohen, H. F. de Haan,
Peletier, Beekhuis, Schaafsma, Koopmans, van
Sloterdijck, P. A. de Haan, Menalda, Haverschmidt,
Vonck, Berghuis, Oosterhoff en Schoondermark.
Tegen: de heer Lautenbach.
11. Voorstel van Burgemeester tn Wethoudeis om de
huizinge „het Princessehof", plaatselijk hekend Groote
Kerkstraat no. 11, voor den tijd van 12 jaar te huren.
Dit voorstel luidt als volgt:
Door vertrek van den tegenwoordigen bewoner
komt open het huis Kerkstraat no. 11, het oude
Princessehof. Het gebouw verrees onder den naam
van Papingastins in het begin der 15e eeuw; na
herhaalde verwisseling van eigenaar, waarbij de
beide vleugels mede in verschillende handen kwa
men, kwam prinses Maria Louisa, landgravin van
Hessen-Kassei, weduwe van Stadhouder Johan
Willem Friso, in 1729 en 1780 in het bezit van we
derom het geheele paleis met de beide vleugels. Een
en ander ging vele jaren na den dood der prinses
in 1765 weder aan andere eigenaren over. Thans be
hoort het middengebouw, het eigenlijke Prinsesse-
hof, aan de erven van den vroegeren burgemeester
der gemeente, den heer P. Lycklama a Nyeholt en
is laatstelijk verhuurd geweest aan den heer Jhr.
mr. P. A. J. van den Brandeler, procureur generaal
bij het Gerechtshof alhier, die het huis geheel liet
restaureeren. In het bijzonder munten door fraai
snijwerk aan zolders, deuren en schoorsteenmantels
de beide voorkamers, rechts en links van de vesti
bule, en de eetzaal met haar behang van goudleer
uit. Een beschrijving van het geheel, met fraaie
foto's van het in- en uitwendige, is opgenomen in
het bekende tijdschrift Buiten nos. 13 en 14 van den
5en jaargang. Wij leggen deze nummers hierbij
over.
Het komt ons voor de gemeente van belang voor
te trachten het huis thans voor de gemeente te be
houden. Wij zijn daartoe in besprekingen getreden
met de eigenaren die bereid zijn de gemeente het
huis voor 1200.de kosten van onderhoud voor
hare rekening, gedurende 12 jaar te verhuren met
recht van onderverhuring en van voorkoop voor de
som van 25000.Tot dadelijken verkoop konden
de eigenaren door bijzondere omstandigheden niet
besluiten.
De uitgave is niet onbelangrijk. Maar er is goe
de reden te verwachten dat de gemeente hiervoor
niet alleen zal behoeven op te komen. Wij vertrou
wen dat velen zullen gevoelen voor het behoud van
dit gebouw, dat zoowel wegens zijn schoonheid als
uit geschiedkundig oogpunt zeer belangrijk is. Van
particuliere zijde meenen wij dus in de eerste plaats
op eenigen steun te mogen rekenen. Daarnaast
hebben wij de verwachting, die niet zonder grond
is, dat provincie en rijk geldelijken steun voor dit
doel niet zullen weigeren. In afwachting van een en
ander is onderverhuring, waartoe wij de be voogd-
hei d hebben voorbehouden, niet buitengesloten.
Omtrent de bestemming kunnen wij thans nog
geen voorstel doen (besprekingen met het Friesch
Genootschap om het voor museumdoeleinden in
gebruik te nemen hadden geen resultaat), doch
in onderzoek is in hoeverre het oud archief der
gemeente en de Indische verzameling er in kun
nen worden ondergebracht. Omtrent een en
ander zullen U nog nadere mededeelingen en
voorstellen bereiken.
Ons voorstel strekt thans dat door U worde be
sloten
van de erven P. Lycklama a Nyeholt voor de som
van 1200.'sjaars, de kosten van onderhoud
voor de gemeente, met ingang van een nader door
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Mei 1916. 117
Burgemeester en Wethouders te bepalen tijdstip in
1916, voor den tijd van 12 achtereenvolgende jaren,
met recht van onderverhuring en van voorkoop
voor een som van 25.000.te huren het huis met
tuin, plaatselijk gemerkt Groote Kerkstraat no. 11,
kadastraal bekend sectie C no. 1308 als huis en erf,
groot 9 Are 30 centiare.
De beraadslaging wordt geopend.
De Voorzitter deelt mede, dat het uit de briefwis
seling met de eigenaars is gebleken dat de gemeente
met de zekerheid had te allen tijde over het ge
bouw te kunnen beschikken. Wel was aan de ge
meente het recht van voorkoop verleend, maar
daarin lag niet opgesloten dat de gemeente het huis
te allen tijde kon koopen. Burgemeester en Wet
houders hebben in overleg met den advocaat dei-
gemeente, den heer mr. J. M. van Hettinga Tromp,
een middel gevonden waardoor die zekerheid is ver
kregen.
Deze regeling is aldus; dat de gemeente nu het
huis koopt behoudens machtiging van den kanton
rechter voor 25000.maar dat de koopsom niet
eerder opvorderbaar is dan in 1024. De gemeente
betaalt tot zoo lang 4V2% rente.
De heer Tulp is in principe niet tegen den aan
koop. Naar hem van bevoegde zijde is medegedeeld
is het een oud huis en zullen er spoedig groote kos
ten moeten worden gemaakt. Speciaal het dak moet
slecht zijn. Ook moet het eenige jaren geleden voor
12.000.a 13.000.zijn ingehouden. Spreker
acht het wel wat een te hoogen prijs om daarin liet
oud archief en de Indische verzameling onder te
brengen.
De heer Menalda stelt het voorstel van Burge
meester en Wethouders op prijs. Alleen is het jam
mer, waaraan echter niets te doen is, dat de Raad
de bestemming van het gebouw niet weet. De be
doeling is voorloopig o.a. het oud-archief er onder
te brengen en daarom heeft spreker zich bij bevoeg
de personen vergewist of daartegen ook bezwaren
bestaan. Hij heeft vernomen dat dit wel het geval
is en hij hoopt dat by eventueele plannen tot over
brenging daarmee ernstig rekening zal worden ge
houden. Het blijkt wel is waar uit het voorstel dat
een onderzoek daarnaar wordt ingesteld, reden
waarom hij thans niet verder op die bezwaren in
gaat en Burgemeester en Wethouders daarna
met een nader voorstel zullen komen, maar spre
ker meende dit toch even nu reeds te moeten zeg
gen.
De Voorzitter hoort van den heer Tulp dat het
dak niet goed is. Spreker heeft daarvan niets ge
hoord. Hij weet wel dat de laatste eigenaar het huis
in alle opzichten grondig heeft onderhanden gehad.
Het zou hem dan ook verwonderen dat het dak
slecht is. De Directeur der Gemeentewerken heeft
het gebouw gezien en verklaard dat het solide is.
Wat den prijs betreft, het is dezelfde, dien de heer
Lycklama ervoor heeft betaald. Er is nog veel aan
besteed voor verfraaiing en de eigenaars zijn zelf
van meening, dat zij een offer brengen. Bovendien
zijn de prijzen der huizen tegenwoordig heel hoog.
Iemand, die liet uit commerciëele overwegingen
koopt, zou er wel geld uit kunnen maken. Het goud
leer behangsel is geld waard, evenals de betimme
ring. Zelfs de voorgevel zou apart kunnen worden
verkocht. Het is wel mogelijk dat het op een bepaald
oogenblik onverkoopbaar was en daarom op lager
bedrag werd ingehouden, maar thans acht spreker
25000.de door den heer Lycklama destijds be
taalde prys, billyk.
De heer Koopmans vraagt of bij koop ook tege
moetkoming van Rijk en Provincie is te verwach
ten.
De Voorzitter antwoordt dat het, waar hij over
heeft gesproken, alleen huur betrof. Hij vermoedt
evenwel dat dit slechts een kwestie is van vorm.
De heer H. P. de Haan zou er prijs op stellen dat,
als het huis wordt aangekocht, aan de leden van den
Raad en andere belangstellenden de gelegenheid
werd gegeven het pand te bezichtigen.
De Voorzitter stelt zich voor dat het huis eene be
stemming krijgt, waardoor het altijd voor het pu
bliek toegankelijk zal zijn.
De heer Beekhuis begrijpt dat liet voorstel, zooals
het nu luidt, gedaan wordt overeenkomstig het ad
vies van den heer mr. J. M. van Hettinga Tromp.
Spreker verzoekt den voorzitter het voorstel nog
eens te lezen.
De Voorzitter leest het voorstel nog eens voor.
De heer Beekhuis vindt het noodzakelijk dat de
machtiging van den kantonrechter reeds nu wordt
gevraagd. Het zou anders mogelijk zijn dat de min
derjarige eigenaar zich later tegen den verkoop
verzette.
De Voorzitter: „dat was juist het bezwaar. Daar
van is nu de zekerheid gekregen".
De heer Koopmans: „is het zeker dat de machti
ging wordt verleend!"
De Voorzitter weet dat natuurlijk niet zeker, maar
de advocaat meent dat het niet twijfelachtig is.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
De Voorzitter stelt nu aan de orde:
12. Voorstel van Burgemester en Wethouders om
a. met P. G. Halbertsmalid van de firma H. Halberts-
ma Bzn. te Grouw, eene ruiling van grond aan te gaan aan
den Kanaalweg en aan hem aldaar tevens de oppervlakte,
welke het gedeelte der gemeente grooter is dan het zijne,
voor f 2.per M'1. te verkoopen
b. aan W. J. Wielenga aldaar te verkoopen een ter
rein, groot ongeveer 288 Mi. a f 1.per M~.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Fransen zegt dat het een jaar geleden is
dat de heer Halbertsma daar ook grond heeft ge
kocht. Hij zal zich niet tegen deze transactie verzet
ten, maar vraagt of er voldoend terrein overblijft
voor eventueele verplaatsing van het aschland, waar
dit terrein door de commissie in haar rapport is
voorgesteld. Is dit het geval dan kan hij wel mee
gaan. Anders wil hij het voorloopig niet verkoopen.
De heer Oosterhoff zegt dat het wel vanzelf
spreekt, dat hij aan den adviseur der commissie voor
de verplaatsing van het aschland heeft gevraagd
wat nu de heer Flansen aan Burgemeester en Wet
houders vraagt. Deze heeft echter geantwoord dat
het overblijvende stuk, 52x 180 M„ groot genoeg is.
De Voorzitter wijst erop dat er geen principieel
besluit omtrent de verplaatsing van het aschland
is genomen.
De heer Fransen heeft deze vraag alleen gesteld
om, als men nu den grond verkoopt en de commis-