218 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 September 1916.
avond als de winkels om acht uur worden gesloten
en daarom heeft spreker dan ook zijn voorstel in
gediend. Spreker vertrouwt dat de democratische
leden wel vóór het voorstel zullen stemmen.
De heer Hiemstra doet opmerken dat de heer
Beekhuis de leden die voor de 9 negen uur sluiting
hebben gestemd en zich verzetten tegen het in be
handeling zijnde voorstel, beschuldigt, de belangen
der winkeliers te hebben gediend en niet die der
bedienden. Als men nu het voorstel-Beekhuis ziet,
als men ziet hoe dit raadslid de winkelsluiting in
sterke termen heeft veroordeeld, als men ziet dat
hij het eene beperking' der vrijheid noemt en dan
nu constateert dat de heer Beekhuis die vrijheid
nog meer wil beperken, dan wekt zulks den schijn
dat het de bedoeliug is de heele sluiting van de
baan te krijgen, ten minste een rem aan te leggen.
De inconsequentie van den heer Beekhuis is reeds
in de vorige vergadering zeer terecht door den
heer Binnerts aangetoond.
Ook spreker is een voorstander van de acht uur
sluiting, maar de Baad heeft rekening te houden
met de menschen die het aangaat. Dit staat bij
spreker vast, dat de kans bestaat, waar de negen
uur sluiting zonder verzet is tot stand gekomen,
men straks, als de mensehen het groote belang er
van hebben gevoeld, gemakkelijker tot de acht uur
sluiting zal kunnen overgaan.
In Amsterdam heeft een zoo sterke tegenstand
tegen de verordening bestaan, dat men een oogen-
blik heeft gevreesd, dat de verordening zou worden
ingetrokken. Ook in Utrecht is een vrij sterke te
genstand van de zijde der belanghebbenden, die
echter wel dood zal bloeden. Een maatregel als de
heer Beekhuis nu voorstelt zal niet nalaten tegen
kanting bij de winkeliers op te wekken. En als
spreker er nu zeker van was dat dezelfde Baad,
die de negen uur sluiting vaststelde, ook de verorde
ning daarop zou handhaven, dan stond de zaak heel
anders. Spreker is daarvan niet zeker.
De Baad heeft toch ook indertijd het beginsel
van winkelsluiting aangenomen en dat beginsel na
twee jaar weer verworpen. Spreker is ervan over
tuigd dat, als er oppositie komt, dezelfde Baad
in staat is een voorstel te doen om de verordening
in te trekken. Dan zijn wij nog veel verder van
huis. Spreker zal dan ook, juist omdat hij voor
stander is van de acht uur sluiting, tegen het voor
stel-Beekhuis stemmen. Als de negen uur sluiting
heeft doorgewerkt komt de acht uur sluiting binnen
afzienbaren tijd van zelf. Dat is ook op de door
den heer Beekhuis bedoelde vergadering uitgespro
ken. Het voorstel-Beekhuis, spreker blijft erbij, is
een gevaar voor de verordening. Nu mag de heer
Beekhuis spreker en zjjne medestanders betitelen
met den naam van voorstanders van het groot win
kelbedrijf en mag hij uit het verslag der vergadering
citeeren, maar h;; moet dan ook verder eiteeren.
Hij heeft geciteerd dat de bedienden niet tevreden
zijn, maar in de richting van de acht uur sluiting
zullen sturen. Zij hebben de hoop uitgesproken dat
het binnen niet te langen tijd zoover zal komen.
Dat is volkomen sprekers gedachte. Als nu de heer
Beekhuis gedacht heeft met dit citaat zijne rede
voering te versterken, dan is hij lichtzinnig geweest
of hij heeft niet verder gezien. Er staat n.l. in het
verslag:
„Wat dit laatste betreft de acht uur sluiting
een der raadsleden-tegenstanders heeft voorgesteld
om direct de acht uur sluiting in te voeren, en 't
was goed gezien van de voorstanders, dat ze niet
op dat lijmstokje invlogen, doch als de toestan
den er gunstig voor zijn moet het toch komen tot
acht uur sluiting, en tot zeven uur sluiting later."
De raadsleden worden dus gewaarschuwd niet
op het lijmstokje van den heer Beekhuis te gaan
zitten. Spreker en zijne partijgenooten zullen dat
ook niet doen en tegenstemmen.
De heer H. P. de Haan wil even de gelegenheid
aangrijpen om uiteen te zetten waarom hij, als voor
stander van het voorstel-Beekhuis, toch tegen zal
stemmen. Over het algemeen wordt de aandrang
naar gedwongen winkelsluiting opgevat als een
belangenstrijd tusschen bedienden en patroons.
Spreker heeft het meer beschouwd als een strijd
tusschen de patroons en bedienden aan den eenén
kant en het publiek ter andere zijde. Het publiek
dat alles verlangt, dat niet redeneert, dat om 's Zon
dags verseh brood te hebben dit dien dag betrekt
van een Israëlietisch bakker, dat publiek heeft er
bezwaar tegen dat liet de gelegenheid wordt ont
nomen om zich te allen tijde van winkelwaren te
voorzien. Deze overweging vooral heeft hem, als
deel der gemeentelijke overheid, er toe geleid te
stemmen vóór eene verordening op de winkelslui
ting. De patroons zijn over het algemeen meer af
hankelijk van het publiek dan de bedienden en het
verzet tegen de gedwongen sluiting spruit dan ook
voort uit vrees voor financieële schade. Is die vrees
nu in vele plaatsen naar zijne meening geheel onge
grond, hier is dat niet het geval. Leeuwarden grenst
aan een belangrijk stuk van Leeuwarderadeel eri
waar men in de Schrans te allen tijde winkelwaren
zal kunnen krijgen, zullen wellicht velen daar in-
koopen gaan doen.
Nu moet men de tegenwerking van het publiek
trachten te overwinnen en als het denkbeeld van
negen uur sluiting na één of twee jaar is ingebur
gerd, zal spreker gaarne medewerken om die een
uur te vervroegen. Nu wij echter pas aan het begin
staan, zal hij tegenstemmen.
De heer Beekhuis heeft er over gedacht het eerst
het woord te vragen voor een persoonlijk feit. De
wijze waarop de heer Hiemstra geïnsinueërd heeft
ten opzichte van de bedoeling van sprekers voor
stel, zou daartoe aanleiding te over zjjn geweest.
Als spreker ook zou willen insinueëren dan zou
hij zeggen
De heer Hiemstra: „dat heeft U al gedaan."
De heer Beekhuis: „dat de heer Hiemstra
jaloersch is omdat het voorstel niet komt van de
sociaaldemocraten, maar van vrijzinnige zijde.
De heer Hiemstra heeft spreker zelf gezegd dat
hij tegen sprekers amendement heeft gestemd juist
naar aanleiding van de vrees, dat door aanneming
van het amendement art. 1 in gevaar zou worden
gebracht.
Ook heeft de heer Hiemstra gezegd: kom er later
mee voor den dag of wij zullen er later mee voor
den dag komen.
Spreker is van oordeel dat hij nu de sociaaldemo
craten te vlug is geweest en dat hij den tegenstand
daaruit moet verklaren.
Spreker vindt de maatregel van gedwongen win
kelsluiting afschuwelijk en nu kan dit voor zijn
gevoel alleen worden verzacht door de overweging'
dat hij in zijn gevolgen een groot nuttig effect sor
teert. Dat doet hij alleen als in het belang der win
kelbedienden de winkels om acht uur moeten wor
den gesloten, niet wanneer dit eerst om 9 uur ge
schiedt.
De heer Peletier zal uit volle overtuiging tegen
stemmen. Hij was tegenstander van de negen uur
sluiting, omdat een aantal kleine winkeliers daar
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 September 1916. 219
door in hun bestaan worden bedreigd. Ditzelfde
geldt nog in sterker mate voor de acht uur sluiting.
De heer Fransen zal, hoewel hij ten volle over
tuigd is dat het voorstel-Beekhuis een eerlijk voor
stel is zonder bijbedoeling, zooals door sommigen
wordt verondersteld, tegen stemmen. Sprekers be-
bezwaren tegen de negen uur sluiting gelden in nog
grootere mate voor de acht uur sluiting. Het is te
doen om den werktijd der bedienden te verkorten
en men heeft nu door een achterdeur ingehaald wat
de voordeur niet in mocht. In de verordening wordt
over geen verkorting van werktijd voor de bedien-
den gesproken, dat mag niet. Het is dus een smok-
kelaffaire en smokkelen is bij de wet strafbaar ge
steld. Spreker zal niet meegaan met het voorstel-
Beekhuis.
De heer Hiemstra constateert dat de heer Beek
huis slecht heeft geluisterd. Spreker heeft toch na
drukkelijk en ook luid genoeg gezegd dat het voor
stel-Beekhuis den schijn wekt alsof het de bedoe
ling' is om de verordening van de baan te helpen.
Als dat nu insinueëren is dan weet spreker het
niet en dan had hij eerder het woord kunnen vragen
voor een persoonlijk feit, toen de heer Beekhuis in-
I sinueërde dat bij de tegenstanders van het voorstel
j de bedoeling voorzit om het grootwinkelbedrijf te
I bevoordeelen.
De heer Peletier heeft echter gezegd dat hij juist
om de belangen der kleine winkeliers tegen de acht
uur sluiting' is. Daaruit blijkt wel dat de argumen
ten van den heer Beekhuis niet gelukkig zijn ge
kozen. Spreker heeft gezegd een voorstander te
zijn van de acht uur sluiting'. Die zal komen. Eerst
echter moet de negen uur sluiting eenigen tijd door
werken. Het lijkt spreker echter vreemd dat een der
grootste tegenstanders van de negen uur sluiting
de winkeliers nu wil dwingen om hunne zaken om
acht uur dicht te doen. Het is hetzelfde als met een
rechter die zegt: „ik ben er tegen dat de beschul
digde gestraft wordt. Als hij evenwel toch moet
worden gestraft geef hem dan geen twee, maar vier
jaar." Spreker vindt het beter de gevolgen van de
negen uur sluiting af te wachten.
De heer Beekhuis meent dat hetgeen hij heeft
gezegd geen insinuatie inhoudt
De Voorzitter: „is het niet verstandig niet verder
op die insinuatie-historie in te gaan?"
De heer Beekhuis zal zich aan dien wenk houden.
Spreker constateert dat ook heden door de sprekers
met geen enkel woord het belang der winkelbedien
den is besproken, zoodat liet gebleken is dat de
tegenstanders niet de belangen der winkelbedien
den, maar die van de winkeliers en het publiek op
het oog hebben
De heer Hiemstra: „een nieuwe insinuatie."
De heer Beekhuis: „wat ik het allerminst van de
sociaaldemocraten had verwacht."
De beraadslaging' wordt gesloten.
Met 15 tegen 5 stemmen wordt het voorstel-
Beekhuis verworpen.
Vóór stemmen de heeren: P. A. de Haan, van
Sloterdjjck, Haverschmidt, Beekhuis en Menalda.
Tegen de heeren: Hiemstra, Attema, Cohen, Pele
tier, Binnerts, Zandstra, Tiemersma, van Weideren
baron Bengers, de Vos, Fransen, Vonek, H. P. de
Haan, Berghuis, Oosterhoff en Schoondermark.
VI. De Voorzitter verleent thans het woord aan
den heer Zandstra tot het stellen zijner vraag.
De heer Zandstra heeft vernomen, dat er voor
den nieuwen oogst geen voldoende suiker kan ko
men. Nu staan aan het station eenige wagens sui
ker. Js het niet mogelijk, vraagt spreker, daarvan
een paar in beslag te nemen.
De Voorzitter antwoordt dat uit het door den
burgemeester ingestelde onderzoek is gebleken dat
de suikervoorraad hier gering is. Het resultaat is
dan ook geweest dat er naar den Haag om suiker
is geschreven. Dit was de eenige weg. Wat betreft
de suiker aan het station, die is voor een fabriek
bestemd en het gaat moeilijk die suiker in beslag
te nemen. Men zou dan van kwaad tot erger ver
vallen, daar de fabriek ook moet loopen. Spreker
wil wel een onderzoek toezeggen.
De heer Zandstra dankt voor de verstrekte in
lichtingen. Hij zou echter graag zien dat er van die
suiker voor de consumptie kon worden afgestaan.
De heer Vos zegt dat die suiker, door den heer
Zandstra bedoeld, niet in beslag kan worden geno
men. Die zit onder rijksversluiting.
Ten tweede zou de inbeslagneming niets te be-
teekenen hebben en alleen een grooten last veroor
zaken; zij is uit Duitschland verzonden onder voor
waarde dat zij verwerkt in gecondenseerde melk
terugkomt. Al ware het dus dat van deze suiker
een gedeelte in beslag kon worden genomen, dan
zou aanvulling van liet in beslag geuomene met
binnenlandsche suiker onvermijdelijk zijn, aangezien
de fabrieken bepaalde hoeveelheden uitvoeren met
machtiging van hoogere autoriteiten. Spreker zegt
dit alles alleen ter voorkoming van moeilijkheden.
Hiermede is deze interpellatie gesloten.
Niets meer te behandelen zijnde, sluit de Voor
zitter de vergadering.