246 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 October 1916.
Wij hebben die eer 1 alzoo in de eerste plaats
voor overplaatsing als hoofd aan gemeenteschool
no. 13 te moeten aanbevelen den heer D. van der
Schaaf, hoofd van gemeenteschool no. 10, en in
cle tweede plaats den heer A. C. Nubé, hoofd van
gemeenteschool no. 9.
W ordt overgegaan tot de benoeming.
I itgebracht zijn 22 stemmen te weten:
op den heer 1). v. d. Schaaf 20 stemmen,
A. O. hi ube 2
De heer D. v. d. Schaaf is alzoo benoemd.
«5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
vaststelling van den pensioensgrondslag voor mej. M. H.
van den Brink, leerares in de natuurlijke historie aan
de school van middelbaar onderwijs voor meisjes alhier
Dit voorstel luidt als volgt:
Bij Uw besluit van den 11 Juli 1916, no. 29211,
20911 149, werd o.a. tot leerares in de natuurlijke
historie, die mede enkele lessen in andere vakken
zal hebben te geven, aan de school van middelbaar
onderwijs voor meisjes benoemd mej. M. M. van
den Brink te Utrecht, die hare benoeming heeft
aangenomen. Hare infunctietreding werd door ons
bepaald op 1 October 1916, hare jaarwedde, over
eenkomstig de bepalingen der verordening rege
lende de jaarwedden der docenten aan die school,
vastgesteld op een bedrag van 1.400,
Ingevolge de bepalingen der Burgerlijke Pen
sioenwet zal alsnog haar pensioensgrondslag door
U moeten worden geregeld, waarom wij de eer
hebben U in overweging te geven:
zoo voor de berekening van de verschuldigde
bijdrage als voor de latere regeling van het pen
sioen gerekend met ingang van 1 October 1916 voor
mej. Martha Maria van den Brink, leerares in de
natuurlijke historie met verplichting om enkele
lessen in andere vakken te geven aan de school
voor midelbaar onderwijs voor meisjes, als grond
slag vast te stellen het bedrag der jaarwedde ad
1.400,—.
Met algemeene stemmen wordt besloten over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om den
Directeur der Gemeentewerken te ontheffen van de tijde
lijke waarneming van de betrekking van Directeur der
Stadsreiniging en om die tijdelijke waarneming op te
dragen aan den terrein-opzichter der Stadsreiniging.
D. P. Bottinga.
Dit voorstel luidt als volgt:
Bij raadsbesluit van 8 December 1914 (raads-
handelingen blz. 244) werd den directeur der ge
meentewerken de tijdelijke waarneming van de be
trekking van directeur der stadsreiniging opge
dragen tegen een belooning, berekend naar 300,
's jaars.
Nu de tegenwoordige directeur der gemeente-
Averken, de heer W. C. A. Hofkamp, met ingang
van 1 November 1916 als zoodanig eervol is ont
slagen, wenschen wij hem tezelfder tijd van die
tijdelijke waarneming eervol ontheven te zien.
In zijn plaats kan dan naar onze meening met
de waarneming tijdelijk, in afwachting van de reor
ganisatie van den reinigingsdienst, worden belast
de terreinopzichter bij dien diensttak tegen eem
gelijke belooning als tot nu toe werd uitgekeerd
Dezen achten wij voldoende in staat den dienst naar
behooren gaande te houden.
Mitsdien hebben wij de eer U voor te stellen te
besluiten
met ingang van 1 November 1916:
a. den directeur der gemeentewerken eervol te
ontheffen van de tijdelijke waarneming van de be
trekking van directeur der stadsreiniging en deu
heer W. C. A. Hofkamp dank te betuigen voor de
als zoodanig bewezen diensten;
h. tijdelijk en tot wederopzeggens toe, uiterlijk
tot een nieuwe directeur ui dienst treedt, de waar
neming van de betrekking van directeur der stads
reiniging op te dragen aan den terreinopzichter,
thans I). P. Bottinga, bij dien tak van dienst tegen
eene belooning, berekend naar 300,— 's jaars, ten
laste van den post „Uitgaven ter zake van de
vuilnisverzameling" op de gemeentebegrooting.
Met algemeene stemmen wordt besloten over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
enkele ambtenaren der gemeentelijke gasfabriek, in ver
band met de vermeerdering hunner werkzaamheden
tijdens de vacature van den Directeur dier fabriek, een
gratificatie toe te kennen.
Dit voorstel luidt als volgt:
Als gevolg van de vacature van directeur der
gemeentelijke gasfabriek gedurende het tijdvak
van 1 Mei 1916 tot 1 October d.a.v. hebben de
boekhouder, de opzichters en de chef-machinist aan
meer dan gewone drukte het hoofd moeten bieden,
waardoor veel van hun arbeidskracht is gevergd.
Het past daarom der gemeente dien ambtenaren
daarvoor eenige vergoeding uit te keeren ten laste
van het bedrijf.
In overeenstemming met het advies der com
missie voor de gemeentelijke lichtfabrieken, ons bij
monde van haar voorzitter overgebracht, hebben
wij de eer U voor te stellen te besluiten:
aan A. J. Oostergetel, boekhouder, J. B. van
Hoorn, eersten opzichter, W. J. Spoelstra, chef
machinist, en G. Uurbanus, tweeden opzichter, allen
bij de gemeentelijke gasfabriek, ten laste van het
bedrijf eene gratificatie te verleenen van onder
scheidenlijk 159,100,100,— en 50,
wegens buitengewone werkzaamheden door hen
verricht tijdens de vacature van directeur van
1 Mei 1916 tot 1 October d.a.v.
De Voorzitter deelt mede dat dit punt op verzoek
van enkele leden wordt aangehouden tot na af
bandeling der agenda.
X. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op
het adres van het bestuur der Woningstichting „Patri
monium" om bij de uitvoering van haar bouwplannen
den steun der gemeente te mogen ontvangen (Bijlage
no 37.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Tulp weuscht een vraag te stellen. Hij
zou Avel willen weten of de door Patrimonium te
bouwen woningen A7oor ieder verkrijgbaar zijn of
alleen voor de leden dier vereeniging. In dit laat
ste geval kan moeilijk worden gesproken van een
algemeen belang en gaat het voor de gemeente
moeilijk om subsidie te verleenen.
De Voorzitter heeft dezelfde vraag gesteld aan
de leden \ran liet bestuur, waarmee Hij een onder
houd heeft gehad. Zij hebben geantwoord dat de
leden A7an Patrimonium wel de voorkeur hebben,
maar dat de statuten de vrijheid ge\7en om de wo
ningen te verhuren aan ieder, die er om vraagt.
Spreker is het niet met den lieer Tulp eens dat
het dan geen algemeen belang is. Het is in het
algemeen belang dat er gebouwd wordt. De men-
schen van de richting, die Patrimonium voorstaat,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 October 1916. 247
moeten ook woningen hebben en het gemeentebe
lang brengt mee het bouwen aan te moedigen.
Werd er uitsluitend voor de leden gebouwd dan
zou er nog OA7er te spreken zijn. Nu ook anderen
de woningen kunnen huren bestaat er bij spreker
tegen inwilliging \ran het verzoek geen bezwaar.
De heer Tulp zegt dat in de praktijk de leden
van Patrimonium steeds zullen voorgaan en dat
niet-leden zullen worden buitengesloten. Nu hin
dert dat wel niet zooveel, maar het is eenzijdig.
De \oorzitter herhaalt dat alle leden het erover
eens zullen zijn dat er aangebouwd moet worden.
Al worden er nu woningen gebouwd voor een be
paalde groep, die gaan toch van de woningmarkt
af en er komt ruimte \7oor anderen. Spreker blijft
erbij dat het hier wel degelijk een algemeen be
lang betreft.
De heer Peletier vraagt of Burgemeester en
Wethouders het niet noodig vinden iets te doen
opdat de gemeente eenige controle op de stichting
zal kunnen uitoefenen, b.v. door het aanwijzen van
een lid van den Raad in liet bestuur. Spreker zegt
dit niet geheel in verband met de opmerking van
den heer Tulp, maar, als een raadslid in het be
stuur zitting heeft, heeft de gemeente eenige meer
dere waarborg, dat niet te veel in één bepaalde
richting wordt gestuurd.
De Voorzitter antwoordt dat de Raad volgens
de Woningwet al een zeker toezicht uitoefent op
stichtingen die zijn toegelaten als uitsluitend werk
zaam in het belang der volkshuisvesting. Het
denkbeeld om een lid van den Raad in Pet bestuur
te eischen is bij Burgemeester en Wethouders niet
besproken. Spreker gelooft niet dat zulks noodig :s.
De heer Peletier: „als U het niet noodig acht is
het mij goed, ik wilde het denkbeeld alleen onder
de aandacht van Burgemeester en Wethouders
brengen."
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders omtrent
de bestemming van de huizinge „het Princessehof' en
het aanvragen en aanvaarden van subsidiën voor de
inrichting van dat gebouw.
Dit voorstel luidt als volgt:
In ons voorstel \7an 21 April 1916 (Handelingen
blz. 116), dat leidde tot het raadsbesluit van 9 Mei
d.a.v., Avaarbij het Princessehof werd aangekocht,
werd medegedeeld, dat hij ons college de verwach
ting bestond dat in de met dezen aankoop gemoeide
niet onbelangrijke uitgaven Rijk, provincie en par
ticulieren allicht zouden bijdragen. Wij hebben
ons den tijd, die sedert verloopen is, ten nutte ge
maakt om ons daarvan nader te vergewissen. Het
blijkt echter, dat die steun afhankelijk gemaakt
wordt van de bestemming, die aan het gebouw
gegeven wordt en waarover trouwens nog nader
een beslissing van I zou worden gevraagd; met
name stellen het Friesch Genootschap en ook, naar
door den Burgemeester uit een particulier schrij
ven vernomen is, het Ministerie A7an Binnenland-
sche Zaken zich op het standpunt, dat het gebouAv
voor kunstdoeleinden worde ingericht en bestemd.
Ook de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer
stelt voor hare bijdrage een soortgelijken eiseh.
Hierbij sluiten zich aan de verzoeken, die Avij ont
vingen van de Maatschappij van Schilder- en Tee
kenkunst alhier om haar een der benedenlokali-
teiten te verhuren voor het houden van tentoon
stellingen, onder de verplichting harerzijds om
op tijden, dat zij het zelf niet noodig heeft, deze
voor soortgelijke doeleinden aan andere vereeni-
gingen ter beschikking te stellen, terwijl zij een
andere kamer beneden voor vergaderzaal zou wil
len gebruiken en van den schenker der Indische
Verzameling, den heer N. Ottema, die verzoekt
deze laatste er in onder te brengen. Bekende des
kundigen achten, naar hij schrijft, het gebouw
hiervoor zeer geschikt en hij heeft van een belang
hebbende de toezegging eener bijdrage van 500,
ontvangen, zoo het Princessehof ook als Indisch
museum zou kunnen worden ingericht.
In deze omstandigheden ligt de aan dit perceel
te geven bestemming voor de hand en zal met
name het bij ons bovengenoemd voorstel geopperde
denkbeeld om dit tot oud-archief der gemeente
waartegen ook de secretaris bepaalde bezwaren
had, in te richten, ter zijde moeten worden gesteld.
Indien de fraaie met goudleer behangen tuin
kamer, rechts van de gang, waar zich nog eenig
meubilair bevindt dat met het huis is overgeno
men, blijft in haar tegenwoordigen staat en wordt
bestemd Aroor vergader- en commissiekamer; de
voorkamer rechts al naarmate de bijdragen daar
voor beschikbaar worden gesteld, Avordt ingericht
naar den stijl van den tijd der vroegere bewoon
ster prinses Maria Louise; de linkervoorkamer
wordt aangewezen voor het houden van tijdelijke
tentoonstellingen e. d., mits dit vertrek, zoo het
daarvoor niet Avordt gebruikt, ter beschikking blijft
der gemeente; terwijl op de verdieping de Indische
Verzameling wordt ondergebracht, dan vleien wij
ons dat hiermede geheel gehandeld wordt naar
de bedoeling A7an hen, van Avie hier de onmisbare
geldelijke tegemoetkoming moet worden ontvan
gen en zal aan het gebouw een alleszins waardige
bestemming gegeven zijn, weergevende den geest
die voorzat toen tot den aankoop van dit sierlijke
en historische gebouw werd besloten.
Wij stellen U alzoo voor te besluiten:
1°. bet Princessehof de bovenomschreven in
richting en bestemming te geven:
2°. Burgemeester en Wethouders te machtigen
zich, onder mededeeling daarvan, tot het Rijk en
de Provincie te wenden om subsidie in de kosten
van aankoop van dit gebouw en om zich voorts
ter zake nader met genootschappen en particulieren
in verbinding te stellen en de door dezen toe te
zeggen bijdragen in de kosten van aankoop of in
richting voor de gemeente te aanvaarden.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om met
D. W. van der Meulen e.a. in verband met den straat-
aanleg aan het Cambuursterpad aldaar een ruiling van
grond aan te gaan.
Dit voorstel luidt als volgt:
Voor de doortrekking van een straat, begrepen
in het ontworpen stratenplan Cambuursterpad
Groningerstraatweg, blijkt thans, dat nog de be
schikking" over een klein hoekje grond, toebehoo-
rende aan D. W. A7an der Meulen e.a., noodig is.
Dezen zijn bereid bedoeld gedeelte in ruil voor
een ander aan de gemeente toebehoorend terreintje
daar ter plaatse aan haar in eigendom over te dra
gen, een en ander zooals op de hierbij overgelegde
teekening in roode en zwarte kruisarceering is aan
gegeven.