250 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 October 1916,
I)it voorstel luidt als volgt:
Krachtens artikel 3, 2e lid, der Distributiewet
191(5, wordt ten laste van de gemeente gebracht
een tiende van het bedrag van het nadeelig ver
schil tusschen de inkoopsprijzen en de verkoops
prijzen van de ingevolge artikel 1 dier wet dooi
den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel
aangewezen goederen, voor zoover de inkoopsprij
zen niet hooger zijn dan de door dien Minister vast
te stellen bedragen, alsmede het bedrag, waarmede
de inkoopsprijzen die bedragen te boven gaan. Voor
centrum-gemeenten als Leeuwarden, van waaruit
ook ingezetenen van andere gemeenten goederen
betrekken, zou, als met deze geen overeenkomst
werd getroffen, het uitvaardigen van een uitvoer
verbod voor de bedoelde regeeringsgoederen voor
de hand liggen.
De vereeniging van burgemeesters en secreta
rissen in Friesland heeft in hare vergadering van
13 October 1916 evenwel, om de zaak in goede banen
te houden, een commissie benoemd voor het ont
werpen van een regeling ter gelijkmatige verdee
ling van de kosten, welke voor de gemeenten uit
de aangehaalde wet voortvloeien.
Dat ontwerp heeft zij thans aan de gemeentebe
sturen toegezonden en wordt hierbij overgelegd.
Gelijk V daaruit zal blijken, heeft de overeenkomst
betrekking op de distributie van de volgende, in
gevolge de Distributiewet aangewezen goederen:
rundvet, spek, varkensvleesch, rijst, gort, haver
mout en zeep. Vermoedelijk zal in die opsomming
nog eenige wijziging kunnen komen. De commissie
verzoekt ook deze gemeente tot die overeenkomst
toe te treden.
Aangezien wij die toetreding in het belang dei-
gemeente achten, omdat daardoor de vrije circu
latie der regeeringsartikelen in alle toegetreden
gemeenten onderling gewaarborgd is, hebben wij de
eer II voor te stellen te besluiten tot vaststelling-
van de volgende verklaring:
De Raad der gemeente Leeuwarden verklaart
zich bereid toe te treden tot de overeenkomst, be
treffende de uitvoering van de Distributiewet
1916, overgelegd bij schrijven van de commissie uit
de vereeniging van burgemeesters en secretarissen
in Friesland van 16 October 1916.
De Voorzitter deelt mede dat inmiddels is ver
schenen eene circulaire van den Minister van
Landbouw. Als die gehandhaafd wordt zal het ge-
lieele systeem worden verstoord.
Er wordt in die circulaire medegedeeld dat ervan
kan worden afgeweken als deugdelijk wordt aan
getoond, dat de voorgeschreven distributieregeling
door plaatselijke omstandigheden niet uitvoerbaar
is. Nu zal het niet moeilijk zijn aan te toonen dat
zij niet uitvoerbaar is, maar wel dat dit het gevolg-
is van-plaatselijke omstandigheden. Spreker denkt
dat de regeling niet doorgaat en geeft in overwe
ging dit voorstel aan te nemen in de hoop dat de
door de Friesche gemeenten ontworpen regeling-
in den Haag zal worden goedgekeurd.
De beraadslaging- wordt geopend.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig liet voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
Dit prae-advies luidt als volgt:
Bij de behandeling in Uwe vergadering van den
oen September j.l. van ons voorstel tot verlenging
van den ontruimingstermijn van sommige onbe
woonbaar verklaarde woningen werd door den heer
Hiemstra een voorstel ingediend, waarbij de Raad
als zijn oordeel uitsprekende, dat „spoedige voor
ziening in den woningnood dringend geweiischt
is ons college uitnoodigt „te komen met voor
stellen om van gemeentewege den bouw van arbei
derswoningen ter hand te nemen".
Gelijk bekend, gaat de Woningwet uit van twee-
eilei medewerking van Rijkswege aan den bouw
van kleinere woningen, n.l. die welke geschiedt
rechtstreeks door de gemeente en die, welke plaats
vindt door daartoe uitdrukkelijk door de Kroon
toegelaten vereenigingen.
In onze gemeente bestaan van deze laatste twee,
de tweede is dezen zomer tot stand gekomen, dé
eerste, de Woningvereeniging „Leeuwarden", die
reeds onderscheidene bouwplannen uitgevoerd of
onderhanden heeft, is kort na het inwerking treden
der Woningwet ontstaan.
Wordt door de werkzaamheden dezer beide ver
eenigingen niet voldoende in de behoefte, die in deze
gemeente aan kleine woningen bestaat, voorzien.'
De voorsteller heeft bij de toelichting zijner mo
tie geen andere grief aangevoerd dan dat de aan
bouw- hem niet snel genoeg gaat. Alsof de opzet
en uitwerking van door de gemeente op touw te
zetten bouwplannen in de technische en administra
tieve bureaux der gemeente ook niet tijd kosten
zou en alsof de Regeering en Gedeputeerde Staten
bij de beoordeeling er van meer spoed zouden be
trachten nu het gemeentebouw betrof! Er is in
tegendeel eerder aan te nemen dat een uitsluitend
voor dit doel bestaande vereeniging, die zich alleen
hierop heeft toe te leggen, gereeder werkt dan de
gemeente, die zooveel en zoo velerlei op hare
schouders heeft.
Ons college staat dan ook anders tegenover ge
meentelijken woningbouw dan de voorsteller. Het
is van oordeel dat deze aan de daarvoor in het leven
geroepen vereenigingen moet worden overgelaten,
zoolang er geen reden is te denken, dat de gemeente
liet beter kan. In de bew-eerde vluggere afwikke
ling van bouwplannen zit dit betere z. i. echter
niet, wel in den invloed dien de gemeente op de
bepalingen, den bouw, het voorschot, de bijdrage,
de exploitatie der woningen betreffende, kan laten
gelden.
Reeds eenigen tijd is bij ons, meer bepaald bij
den voorzitter, in overweging of in deze gemeente,
waar de behoefte aan klein-woningbouw thans nij
pend is en de werkzaamheden der Woningvereeni
ging „Leeuwarden" toch reeds zoo uitgebreid zijn,
geen plaats is voor een derde vereeniging van dien
aard. De vraag is in bevestigenden zin beantwoord
en de voorbereidingen zijn reeds zoover gevorderd,
dat hare totstandkoming vrij zeker is te achten.
Gelukt het met de mannen, die zich in beginsel
tot de oprichting der nieuwe vereeniging bereid
rebben verklaard, vooraf tot overeenstemming te
tomen ten opzichte van hoofdpunten als de boven
genoemde, die zich bij hare werkzaamheid voor
doen, en daarop bestaat goede kans, dan kan voor
het vervolg de klein-woningbouw veilig aan het
particulier initiatief blijven overgelaten; in alle
geval bestaat er voor aanneming der motie-Hiem
stra onder de huidige omstandigheden voorshands
geen aanleiding.
De bovenstaande uiteenzetting van den stand
van zaken aan Uwe aandacht onderwerpende, heb
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden vaii Dinsdag 24 October 1916. 251
ben wij de eer U voor te stellen in dien geest te
besluiten.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Hiemstra heeft in het prae-advies ge
zien dat Burgemeester en Wethouders van oordeel
zijn dat spreker de voorsteller der motie
weinig argumenten heeft te berde gebracht tot
staving van zijne bewering dat gemeentelijke wo
ningbouw noodzakelijk is. Spreker gelooft dat Bur
gemeester en Wethouders en hij dan in hetzelfde
schuitje varen. Debat over gemeentelijken woning
bouw is feitelijk niet gevoerd. Spreker heeft inder
tijd op een paar punten gewezen, o.a. (lat er wo
ningnood heerscht en hij heeft gezegd dat de
gemeente moet helpen. Als men nu het prae-advies
ziet, moet men tot de conclusie komen dat Burge
meester en Wethouders tegen gemeentelijken wo
ningbouw weinig argumenten te berde hebben
gebracht.
In de eerste plaats wijzen Burgemeester en Wet
houders erop dat woningbouw volgens de Woning
wet op tweeërlei wijze kan geschieden, en zij ves
tigen er de aandacht op dat er twee woningver-
eenigingen zijn, n.l. de Woningvereeniging Leeu
warden en Patrimonium. Verder vragen Burge
meester en Wethouders, of er door deze beide ver
eenigingen niet voldoende wordt voorzien in de be
hoefte aan kleine woningen.
Voor de beantwoording van deze vraag zou spre
ker willen verwijzen naar het prae-advies, waarin
staat:
„Reeds eenigen tijd is bij ons, meer bepaald bij
„den voorzitter, in overweging of in deze gemeente,
„waar de behoefte aan klein-woningbouw thans
„nijpend is en de werkzaamheden der Woningver-
„eeniging „Leeuwarden" toch reeds zoo uitgebreid
,„zijn, geen plaats is voor een derde vereeniging
„van dien aard. Die vraag is in bevestigenden zin
„beantwoord."
Burgemeester en Wethouders hebben dus zelf
reeds geantwoord op de vraag of twee vereenigin
gen voor eene vlugge afwikkeling van zaken wel
voldoende zijn en zij achten een derde woningver
eeniging wenschelijk. Spreker behoeft dus die vraag
niet te beantwoorden. Een derde vereeniging zal
dus een uitkomst zijn. Spreker heeft indertijd
reeds gezegd voor het werk der Woningvereeni
ging allen lof te hebben, maar het gebrek aan
woningen is zoo groot dat er te snel moet worden
gebouwd. Het is derhalve noodzakelijk dat aan de
Woningvereeniging hulp wordt verstrekt. Nu is
het de vraag of daarvoor een derde vereeniging
moet komen of dat de gemeente moet bijspringen.
Als er een nieuwe vereeniging uit den grond wordt
gestampt, zal dit niet nalaten animositeit te wek
ken bij de bestaande vereeniging.
De Woningvereeniging „Leeuwarden" zal zulks
niet aangenaam aandoen. Iets anders is het als de
gemeente helpend optreedt en daartegen zal bij de
Woningvereeniging zeker geen bezwaar bestaan.
Burgemeester en Wethouders evenwel wenschen
vast te houden aan woningbouw door de vereeni
ging en meenen dat sprekers voorstel moet worden
verworpen.
Spreker wil nu in de eerste plaats de vraag be
antwoorden of de gemeente het het beste kan doen.
Spreker weet dit niet. In sommige opzichten zeker.
Als de gemeente woningen bouwt heeft zij alles
zelf in handen en het is daarom alleen reeds beter
dat de gemeente optreedt dan dat zij het v\etk
overlaat aan eene woningvereeniging. Spreker
heeft zich, hoewel hij de bezwaren der verschillende
sprekers sterk voelde, niet verzet tegen het steunen
van de Woningvereeniging Patriomnium, omdat
men eiken maatregel, genomen om den woningnood
weg te nemen, moet toejuichen, ook al heeft die
schaduwzijden.
Spreker vraagt of het wel aangaat om een
groote sociale taak als de verbetering der volks
huisvesting over te laten aan de een of andere toe
vallige vereeniging. Straks bij de kwestie over de
Woningvereeniging Patrimonium is er gevraagd
of de woningen alleen voor de leden zijn. Theore
tisch niet, maar in de praktijk komen eerst de leden
en eerst als er niet meer leden om woningen ko
men, komen de niet-leden aan de beurt. De niet-
leden kunnen naar een woning fluiten. Spreker
vraagt of het wel goed is dat eene vereeniging met
een politiek karakter
De heer Fransen: „dat is niet waar."
De heer Hiemstra: wordt geholpen met geld van
de overheid. Als de gemeente bouwt is dat voor
allen en heeft ieder dezelfde rechten.
Het straks genomen besluit ten opzichte van
Patrimonium is dan ook een sterk argument voor
sprekers motie en tegen de zienswijze van Burge
meester en Wethouders.
Burgemeester en Wethouders zeggen in hun
prae-advies en dit is de kern dat zij over ge
meentelijken woningbouw anders denken dan spre
ker. Het is mogelijk, maar spreker had daaromtrent
gaarne iets in het prae-advies gevonden. Hij zou
toch gaarne willen weten of zij praktische of prin-
eipieele bezwaren hebben. Dit laatste kan spreker
evenwel niet verwachten. Alle partijen toch, die
een gemeente-program hebben, hebben den gemeen
telijken woningbouw aanvaard. De Liberale Unie
verklaart zich voor gemeentelijken woningbouw,
als naar de meening van den Raad de particuliere
bouw onvoldoende is. Die is hier onvoldoende en
dit blijkt uit het feit dat men tracht een derde ver
eeniging uit den grond te stampen. Spreker vraagt
of het niet verstandig zon zijn geweest dat de
gemeente vroeger had ingegrepen. Dan zou de
woningnood niet zoo groot zijn geweest als nu. Wel
is die woningnood grooter geworden door de vesti
ging van menschen van buiten de gemeente, maar
de nood is altijd al groot geweest. Spreker blijft
erbij dat wij niet zoo in de misère zouden zitten als
nu, als de gemeente eerder de hand aan den ploeg
had geslagen. Verschillende politieke partijen
hebben geen bezwaar tegen gemeentelijken woning
bouw en het aantal gemeenten waar die wordt be-
gepast, wordt voortdurend grooter. In Groningen
is er een voorstel van Burgemeester en Wethou
ders om 78 woningen te bouwen en uit de mede-
deelingen van den Inspecteur Faber blijkt dat er
in 19i4 in Overijssel en Friesland reeds 14 ge
meenten den gemeentelijken woningbouw ter hand
hadden genomen. Tegen gemeentelijken woning
bouw zijn dan ook geen steekhoudende bezwaren
ingebracht. Spreker blijft er dan ook bij dat het
beter is de uitvoering van een groote sociale taak
niet op te dragen aan eene commisise, die eerst
met moeite wordt samengesteld. De gemeente
moet dat zelf aanpakken.
Zijn er nu naast de principieele bezwaren ook
andere? In de eerste plaats wordt er gezegd dat
gemeentelijke woningen duur zijn. Spreker heeft
een uittreksel uit liet verslag, door den Inspected
Faber geplaatst in „Gemeentebelangen", over ge
meentelijken woningbouw. Daarin wordt medege
deeld, dat aan 14 gemeentebesturen in Friesland
en Overijssel eenige vragen zijn gericht over den
gemeentelijken woningbouw. 10 er van antwoordden
14. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om
toe te treden tot de overeenkomst der Friesche gemeen
ten, betreffende de uitvoering van de distributienet 1916.
15. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders
inzake de motie-Hiemstra betreffende woningbouw door
de gemeente.