274 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 November 1916.
al te veel waarde te hechten aan de conclusie die
op deze vergelijking is gebouwd.
Wat nu het personeel aangaat, er staat in het
adres eene onjuistheid en wel deze, dat verbetering-
der salarissen reeds voor 6 jaar is toegezegd en dat
er nog niets aan is gedaan. De brief, door den heer
de Haan geciteerd, is van 7 Maart 1910. Reeds m
Juni van datzelfde jaar is in dier voege gevolg ge
geven aan de toezegging, dat de salarissen der
leeraren, die binnen 5 jaar een middelbare akte
haalden, van 200,— met periodieke opklimming
tot 500,zouden worden verhoogd. Daar stonc
tegenover dat de vaste benoeming van die leeraren
zou worden ingetrokken, indien zij niet binnen 5
jaar eene middelbare akte behaalden. Daaraan is
echter geen gevolg gegeven. Na dien tijd zijn nieuwe
leeraren ook steeds tijdelijk aangesteld, totdat zij
eene middelbare akte hebben gehaald. Het gevolg
is geweest dat alle leeraren, op 4 na, in het bezit
van zoo'n akte zijn. Daar zijn twee bij, die een
salaris van 940,hebben. Spreker wil zich haas
ten om, waar hij het bestuur der ambachtsschool
heeft verdedigd, te zeggen, dat hij zelf met de
salarissen nog lang niet tevreden is.
Het is echter moeilijk om aan eene inrichting,
die gewoonlijk met een tekort werkt, op alle punten
eene regeling te treffen, zooals men dit zelf gaarne
wil. Echter wil spreker nog doen opmerken dat
de positie van het personeel ook veel verbeterd is
door de getroffen pensioensregeling van hen zelf
en hunne weduwen. Dat er dus niets is gedaan om
de positie van het onderwijzend personeel te ver
beteren, is niet juist.
De heer Peletier heeft spreker in overweging
gegeven om met het prae-advies mee te gaan en
alleen voor dit jaar 3.000,meer voor te stellen.
Spreker kan dat niet doen. Formeel wordt het
subsidie slechts voor één jaar toegekend en kan
telkens opnieuw onder de oogen worden gezieu,
doch praktisch zou de instelling in moeilijkheid
komen, indien men niet ook voor volgende jaren
op dat subsidie kon rekenen. Wat de heer Peletier
vraagt is te veel van spreker gevergd.
De heer Zandstra heeft den heer Beekhuis liooren
zeggen dat de salarissen herzien zijn, doch spreker
weet uit officieele bron dat zulks niet is gebeurd.
De salarisregeling is in 1903 vastgesteld en in 1904
ingevoerd.
De heer Beekhuis, met verlof der vergadering
voor de derde maal het woord erlangend, kan zich
niet voorstellen hoe de heer Zandstra dat kan be
weren. Spreker heeft bij zich een lijst der salarissen
van 1904. Daaruit blijkt dat één leeraar in 1904
een tractement had van 800,tot 1.100,en
thans 1.200,geniet, een ander had 1.200,- -
tot 1.800,en geniet nu 2.000,weer een
ander had 800,tot 1.000,en geniet thans
1.200,en zoo zijn er meer.
De heer Zandstra, met verlof der vergadering
voor de derde maal het woord erlangend, zegt dat
dit zal zitten in het betalen der middelbare akte
of het verschil zal daarin bestaan dat leeraren bij
het ambachtsonderwijs voor teekenen 100,meer
krijgen.
De heer H. P. de Haan heeft den heer Beekhuis
hooren zeggen dat het moeilijk is eene vergelijking
te maken tusschen twee ongelijksoortige groothe
den. Hij kan hem echter de verzekering geven, dat
ook de lokalen te Arnhem geregeld 's avonds wor
den "-ebruikt voor de gemeentelijke avondschool
voor handwerkslieden, die, staande onder het be
gluur der ambachtsschool, dezelfde strekking heeft
als de burgeravondschool alhier en deze dan ook
vervangt.
Spreker herhaalt, dat het verschil tusschen Arn
hem en Leeuwarden in uitgaven voor leermiddelen
en materialen zeer belangryk is en volgens de reeds
besproken rekeningen over .19.15 bedraagt 5.197,
tegen 7.776,zijnde alzoo 2.579,terwijl de
heer Beekhuis eene raming van 8.000,voor 1917
nog veel te laag heeft genoemd. Ieder leerling ver
bruikt, volgens eigen erkenning van het bestuur der
school te Leeuwarden, 25,per jaar aan mate
riaal. Daarop kan in elk geval belangrijk worden
bezuinigd.
De Voorzitter deelt mede dat door den heer
Peletier het volgende amendement is ingediend:
„het jaarlijksch subsidie te bepalen op 10.000,—
en voor 1917 1.000,extra."
Dit amendement wordt ondersteund en maakt
tegelijk met het voorstel van Burgemeester en Wet
houders een onderwerp van beraadslaging uit.
De Voorzitter hoopt niet aanleiding te geven tot
de verlenging der debatten, maar moet toch met
een enkel woord het prae-advies verdedigen. Dat
de heer Beekhuis als raadslid, en als zoodanig als
bestuurslid van de ambachtsschool niet is gehoord,
is niet vreemd. Het is tot nu toe geen gebruik ge
weest om het betrokken raadslid de stukken toe
te zenden. Een enkelen keer zal het kunnen gebeu
ren zooals met het sportterreincomité als Bur
gemeester en Wethouders nadere inlichtingen noo-
dig hebben. Spreker is zich niet bewust in strijd
met de usance te hebben gehandeld en er was te
minder reden toe nu Burgemeester en Wethouders
in eigen midden een advocaat van het bestuur
hadden.
De heer Beekhuis heeft gezegd dat er niet had
moeten staan in het prae-advies dat er op de in
lichtingen van het bestuur der ambachtsschool i n
het algemeen niets viel af te dingen. Dat is
niet juist. De verzwakking hebben Burgemeester
en Wethouders er opzettelijk aan toegevoegd. Bij
alle waardeering voor het werk van het bestuur
hebben Burgemeester en Wethouders den indruk
gekregen dat in het algemeen niet üie zuinigheid
wordt betracht, welke men van eene vereeniging,
die altijd met een tekort werki, ma" verwachten.
De uitgaven voor brandstof b.v. zyn verdubbeld,
omdat er eene centrale verwarming is gemaakt.
Spreker vraagt of dit zoo noodzakelijk was.
Het bestuur zegt: of jullie het geld geeft of niet,
het doet er niet toe, het tekort wordt dan zooveel
grooter. Spreker noemt dat niet een goed stand-
mint.
Hij vraagt of de heer Beekhuis zich wel reken
schap heeft gegeven van de bijzondere positie,
welke Leeuwarden inneemt ten opzichte van de
luitengemeenten. Het aantal leerlingen uit de bui
tengemeenten bedraagt ruim 1I2 van het geheele
aantal. x"er leerling betaalt Leeuwarden ruim
70,-.
De heer Tulp: „de heer Beekhuis rekent alle leer
ingen."
De Voorzitter vervolgt en zegt dat het beter zou
zijn als de buitengemeenten wat meer betaalden.
Nu betaalt Leeuwarden meer dan 5 maal zooveel
oer leerling als de buitengemeenten.
De heer Beekhuis heeft gezegd dat Burgemeester
en Wethouders geen oog hebben voor het belang
van Leeuwarden dat bij de school is betrokken. De
gemeente zal een subsidie geven van 10.000,en
dat is geen peulschilletje. Daaruit blijkt wel dege
TT
MÉ
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 November 1916. 275
lijk dat Burgemeester en Wethouders het belang
voor Leeuwarden bij de school erkennen. Spreker
meent echter dat het bestuur de uitgaven maar
moet regelen naar de inkomsten. In het algemeen
voelt spreker veel voor het steunen van derge
lijke nuttige instellingen. Burgemeester en Wet
houders doen dat ook, maar de Raad moet niet
vergeten dat er een stroom van subsidie-aanvragen
te wachten is voor dingen die svmpathiek zijn en
het is zaak daarmee rekening te houden.
Als de Raad 10.000,geeft, acht spreker dat
voldoende.
De heer Hiemstra: „bij het subsidie der buiten
gemeenten moet ook het provinciaal subsidie wor
den opgeteld»."
De Voorzitter: „Leeuwarden betaalt ook voor het
provinciaal belang." Hy meent dat men als tegen
stelling moet hebben LeeuwardenBuitengemeen
ten.
Wat nu het amendement-Zandstra betreft, spre
ker wil doen opmerken dat het mogelijk kan zijn
dat de gemeente, die een of andere inrichting sub
sidieert, invloed moet hebben op de salarisregeling
van het personeel. Dat moet echter alleen het geval
zijn in buitengewone gevallen als men den indruk
krygt dat de zaken verkeerd gaan. Dan zijn Burge
meester en Wethouders als subsidieerend college
verplicht zich op de hoogte te stellen. Zy hebben
echter genoeg vertrouwey in het bestuur der am
bachtsschool dat zij het niet noodig achten eeue
aanmaning als de heer Zandstra bedoelt tot dat
bestuur te richten.
De heer Beekhuis, met verlof der vergadering
voor de vierde maal het woord erlangend, acht de
tegenstelling LeeuwardenBuitengemeenten on
juist. Zelfs al was er geen enkele stadsleerling op
de ambachtsschool dan nog was het voor de ge
meente een zaak van groot oelang de school hier
te hebben. Nu is het aantal leerlingen uit de stad
het V2 deel, misschien een volgend iaar het 2/3 deel.
Spreker geeft volmondig toe dat de buitengemeen
ten meer moeten betalen. Het bestuur evenwel kan
niet meer los krijgen. Zoolang het aanhangig wets
ontwerp geen wet is, zal dat ook moeilijk gaan.
Spreker wil nog herhalen dat de buitengemeen
ten 10,per leerling betalen, een bedrag dat
nergens elders door de buitengemeenten wordt
overtroffen. Men moet er niet te veel den nadruk
op leggen dat de kleinste helft der leerlingen Leeu
warders zijn en de grootste van buiten komt. De
ambachtsschool is een bloeiende school met meer
dan 300 leerlingen en die heeft middelen noodig.
Nu is het gevaarlijk 10.000,te geven in plaats
van 11.000,omdat daardoor het Rijks- en Pro
vinciaal subsidie ook wordt ingekrompen. In 1914
gaf het Ryk een met 4.500,-verhoogd subsidie.
De gemeente en de provincie verhoogden hun sub
sidie toen niet. Het Rijk heeft toen te kennen ge
geven geen verdere verhooging van subsidie te
zullen geven, als provincie en gemeente dat ook
niet deden. Spreker hoopt dan ook dat de Raad
de gevraagde 11.000,zal toestaan.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-Zandstra, le gedeelte, wordt
aangenomen met 17 tegen 7 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Schaafsma, de Vos,
H. P. de Haan, Tulp, Tiemersma, Terpstra, Beek
huis, Koopmans, Zandstra, Dijkstra, Menalda,
Haverschmidt, van Sloterdijck, Oosterhoff, Vonck,
Fransen en Schoondermark.
Tegen de heeren: Cohen, van Weideren baron
Rengers, Tulp, Peletier, Terpstra, Berghuis en
Binnerts.
Het 2e gedeelte van het amendement-Zandstra
wordt verworpen met 14 tegen 10 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Hiemstra, Schaafsma,
de Vos, H. P. de Haan, Tulp, Tiemersma, Terpstra,
P. A. de Haan, Zandstra en Dijkstra.
Tegen de heeren: Cohen, rtengers, Peletier, Beek
buis, Koopmans, Menalda, Haverschmidt, van Slo
terdijck, Oosterhoif, Berghuis, Binnerts, Vonck,
Fransen en Schoondermark.
Het ameudement-Peletier is hierdoor vervallen.
Het geamendeerde voorstel van Burgemeester e
Wethouders wordt met algemeene stemmen aange
nomen.
De heer Attema heeft intussehen de vergadering
verlaten.
De heer Koopmans verlaat de vergadering.
18. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, zulks
naar aanleiding van door Gedeputeerde Staten gemaakte
opmerkingen, tot wijziging van het raadsbesluit van den
15 Augustus 1916 no. 354 Rl 17 6 tot het verleenen van
steun aan de Woningvereeniging Leeuwarden" voor
haar bouwplan nabij het Cambuursterpad en den Oos
tersingel (Bijlagen nos. 33 en 43).
Met algemeene stemmen wordt besloten over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
19. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om de
Potmarge voldoende bevaarbaar te maken en om in
beginsel te besluiten de Potmargebrug door een vaste
brug te vervangen (bijlage no. 38).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Dijkstra heeft met belangstelling kennis
genomen van het voorstel en het doet hem genoegen
dat Burgemeester en Wethouders tegenover de
aardappelmeelfabriek te Huizum een vierkant
standpunt innemen en willen verhinderen dat het
afvalwater de stadsgracht binnenkomt.
Hy wil even stilstaan by de bewering dat de be
lemmering voor de scheepvaart te Huizum gering
is. Wel is de Potmarge geen groot scheepvaart
water, maar vele scheepjes maken er gebruik van.
Er zijn zeker een 20-tal gardeniers, die daar het
geheele jaar door van 2 tot 6 maal per week pas-
seeren. Die krijgen nu den vriendschappelyken
raad om via de Potmarge het Nieuwe Kanaal in te
varen, een omweg van een uur. Bovendien zijn de
booten, hoewel in goeden staat, daarvoor niet be
rekend. In het drukste van den tijd kunnen zij daar
gemakkelijk ondergaan. De handel in groenten en
fruit op Leeuwarden gaat hard vooruit. Voor 10
jaar had de coooeradeve groentenveiling 19 leden
en een omzet van 33.000,nu is het aantal leden
52 en de omzet vermoedelijk 200.000,
Het is aan ook niet in het gemeentebelang,
meent spreker, om de vaart langs dezen weg te ver
hinderen.
Hier komt bij, dat het plan van Burgemeester en
Wethouders voor Leeuwarderadeel bedenkelijke ge
volgen heeft. Door de o-eproiecteerde dam, wordt
het zuidelijk deel van Huizum een stilstaand gat,
een bewaarplaats voor vuil. Dit zal uit hygiënisch
oogpunt bedenkelijke gevolgen voor Huizum heb
ben en het zal spreker dan ook verwonderen of
Gedeputeerde Staten een dergelijk besluit zullen
goedkeuren. Hy verwacht dan ook dat het bestuur
van Leeuwarderadeel in actie komt.
Spreker meent dat het beter is een anderen weg
te bewandelen, n.l. door overleg te plegen met
Leeuwarderadeel.