258 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 November 1916.
18. adres met memorie van toelichting van den
Bond van Nederlandsche kermisvakgenooten „Ons
Belang", houdende adhaesie-betuiging met. het
adres van onderscheidene belanghebbenden (dat
niet is ontvangen) bij het onveranderd bestaan blij
ven van de kermis in deze gemeente.
Zal bij de begrooting worden behandeld.
19. adres van het bestuur der Algemeene Neder
landsche Toonkunstenaarsvereeniging, waarbij in
overweging wordt gegeven het door het Comité
voor de oprichting van een symfonie-orkest ge
vraagde subsidie te verhoogen, eventueel het sub
sidie voor het Stedelijk Muziekkorps tot een hooger
bedrag dan lü.ÜOO,— uit te trekken.
20. schrijven van het bestuur der vereeniging
„Kunst aan allen", waarbij adhaesie wordt betuigd
met het adres van het comité voor de oprichting
tan een symfonie-orkest te Leeuwarden om ver
hooging van het subsidie van het stedelijk muziek
korps met J 10.000,teneinde daaruit tevens de
kosten van het symfonie-orkest te kunnen be
strijden.
21. adres van het salaris-comité uit vier bon
den van overheidspersoneel, waarbij ter kennis
van den Raad wordt gebracht een door 24 organi
saties aangenomen motie inzake de salarissen van
het lagere overheidspersoneel, met verzoek maat
regelen te treffen, die aan den heerschenden nood
van dat personeel kunnen voorzien.
De adressen sub 1921 zullen bij de stukken
worden gevoegd.
22. adres van het bestuur der Woningvereeni-
ging „Leeuwarden", waarbij wordt verzocht het
voorschot, gevraagd bij adres van 4 Mei 1916, toe
gestaan bij raadsbesluit van 15 Augustus 1916, ad
130.000,te brengen op ten hoogste 139.100,
Burgemeester en Wethouders brengen heden
prae-advies uit.
23. adres van de hoofden der gemeentescholen
112, houdende verzoek door verhooging van de
salarissen en van de vergoeding voor woninghuur,
de inkomsten van hoofden van scholen en onder
wijzers te brengen minstens op het peil, waarop
deze in 1914 stonden.
Zal bij de stukken worden gevoegd.
24. adres met memorie van toelichting van tie
afd. Leeuwarden van den Nederl. Federatieven
Bond van Gemeentewerklieden, houdende verzoek
den werkman hij den reinigingsdienst J. van Bies-
sum, die wegens ongeschiktheid op grond van arti
kel 53, sub a, van het Werkliedenreglement door
Burgemeester en Wethouders is ontslagen, welk
besluit door de uitspraak van het Scheidsgerecht is
te niet gedaan, weer in dienst te nemen onder toe
kenning van een uitkeering voor geleden schade,
en voorts om artikel 23, lid b van de verordening
voor het scheidsgerecht (gemeenteblad 1911, no. 38)
zoodanig te wijzigen, dat gevallen als deze niet
meer kunnen voorkomen.
25. adhaesie-betuiging van de afd. Leeuwarden
van den Bond van Nederl. Christel, gemeentewerk
lieden en van de afd. Leeuwarden van den Bond
van werklieden in openbare diensten en bedrijven
met bovengenoemd adres.
Wordt voorgesteld de stukken sub 24 en 25 in
handen van Burgemeester en Wethouders te stel
len ter afdoening.
De Voorzitter deelt mede, dat van den heer
Hiemstra de volgende motie is ingekomen:
de Raad:
van oordeel dat uit het geval van Biessum is ge
bleken, dat tengevolge van de redactie van art. 23
van de verordening op het scheidsgerecht de rechts
positie der gemeentewerklieden onvoldoende is ge
regeld,
noodigt Burgemeester en Wethouders uit te
komen met een voorstel tot wijziging van genoemd
artikel.
De heer Hiemstra heeft met belangstelling het
adres met memorie van toelichting gelezen en het
heeft hem grootelyks verwonderd, dat het ontslag
van van Biessum, ook na de uitspraak van het
scheidsgerecht, door Burgemeester en Wethouders
is gehandhaafd. Spreker wil erkennen, dat Burge
meester en Wethouders naar de letter der verorde
ning daartoe volkomen het recht hadden, maar hij
meent dat zij niet zoozeer naar de letter, maar naai
den geest der verordening hadden moeten hande
len. Spreker kan zich toch niet voorstellen, dat de
Raad, toen hij het Werkliedenreglemeut en de ver
ordening op het Scheidsgerecht in het leven riep,
van de bepaling van het bewuste artikel regel heeft
willen maken in plaats van uitzondering. Spreker
kan zich voorstellen dat het voor Burgemeester en
Wethouders mogelyk moet blijven iemand te ont
slaan, al is die door het Scheidsgerecht in het ge
lijk gesteld. Spreker wil niet zeggen dat hij dit toe
juicht, maar hij kan zich voorstellen, dat Burge
meester en Wethouders dit wenschen. Hij gelooft
echter dat dergelijke gevallen uitzondering moeten
blijven voor bepaalde gevallen en acht het niet
wenscheljjk dat daarvan regel wordt gemaakt. De
rechtspositie dei' werklieden en het Scheidsgerecht
hebben dan weinig te beteekenen.
Wanneer spreker de stukken nagaat en de ver
klaring van den geneeskundige leest, krijgt hij den
indruk dat hier iemand is ontslagen niet omdat
diens geval een uitzonderingsgeval was en ook niet
omdat bij wederaanueming het prestige van Burge-
meetser en Wethouders zou worden geschaad. Men
heeft gebruik gemaakt van het bewuste artikel en
daardoor gesanctionneerd dat iemand, die ontsla
gen wordt wegens ongeschiktheid, ontslagen blijft,
ook al wordt hij door het Scheidsgerecht in het ge
lijk gesteld. De betrokkene wordt dan met eene
kleine vergoeding naar huis gestuurd.
Er is uit de geschiedenis der zaak gebleken, dat
er voldoende termen voor Burgemeester en Wet
houders aanwezig waren om den man in dienst te
houden en, hoewel spreker weet dat de Raad Bur
gemeester en Wethouders den man niet kan op
dringen, wil hy hun in overweging geven na te
gaan of het nog niet mogelijk is dat de man weer
in gemeentedienst wordt aangenomen. Dit is ech
ter een zaak van Burgemeester en Wethouders;
de Raad kan daaraan niets doen. Wat hij wel kan
is te trachten dergelijke gevallen in het vervolg te
voorkomen.
Zooals nu de redactie van art. 23 luidt, kunnen
Burgemeester en Wethouders op elk geval het
zelfde toepassen en kunnen zij iemand, die 10
dienstjaren heeft en wegens ongeschiktheid wordt
ontslagen en door het Scheidsgerecht in het gelijk
gesteld, naar huis sturen met 1U weken loon. Zoo
iemand mist zijne positie, zijn pensioen enz. Als de
redactie dan ook zoo blijft, blijft er van de rechts
positie der gemeentewerklieden weinig over.
Spreker acht het dan ook wenschelijk het arti
kel uit te breiden in dier voege, dat het hand
haven van ontslag na eene voor den betrokkeae
gunstige uitspraak van het Scheidsgerecht niet
meer mogelijk is of dat den betrokkene eene schade
loosstelling wordt gegeven overeenkomstig hetgeen
hij verliest.
Spreker heeft erover nagedacht het eerste in de
motie vast te leggen en een voorstel te doen tot
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 November 1916. 259
eene bepaalde wijziging van het bewuste artikel.
Hij heeft daarvan evenwel afgezien omdat hij Bur
gemeester en Wethouders niet heeft willen binden.
Alleen heeft spreker een beroep willen doen op den
Raad, opdat deze overtuigd worde dat de rechts
positie der werklieden by de tegenwoordige redac
tie in gevaar komt. Hij heeft den Raad dit willen
laten uitspreken door Burgemeester en Wethouders
uit te noodigen het artikel anders te redigeeren.
Uit een dergelijk besluit van den Raad toch
kunnen Burgemeester en Wethouders opmaken dat
hij de grenzen wil verruimen. Hij wil de redactie
echter aan Burgemeester en Wethouders overlaten.
Spreker wil naar aanleiding van deze geschie
denis nog eene kleine opmerking maken. Het is
hem n.l. gebleken dat de redactie van art. 14 dei-
verordening te wenschen overlaat. Van Biessum
toch is op 29 Juli ontslagen en de uitspraak van
het Scheidsgerecht is pas op 11 September geval
len door vacantie der leden. Het was voor den
betrokkene prettig dat deze vacantie op 11 Sep
tember was afgeloopen. Er zijn toch ook menschen
die eene zeer langdurige vacantie hebben en het
had dan ook best 11 October kunnen worden. Dat
is niet in orde. En voor de gemeente èn voor den
betrokkene is het van belang dat de uitspraak van
het Scheidsgerecht zoo spoedig mogelijk valt. De
bepaling van den termijn is overgelaten aan den
voorzitter van het Scheidsgerecht. Spreker zou een
termyn willen bepalen, waarbinnen de uitspraak
moet zijn gevallen.
Hij heeft dit niet in de motie willen vastleggen,
maar hoopt dat Burgemeester en Wethouders zul
len voelen dat daarvoor wel iets is te zeggen. Wan
neer dus sprekers motie wordt aangenomen, zou
den Burgemeester en Wethouders ook deze kwestie
ter hand kunnen nemen. De hoofdzaak echter is
deze: dat de rechtspositie der gemeentewerklieden
door de tegenwoordige redactie van art. 23 niet
voldoende is gewaarborgd. Spreker hoopt dan ook
dat de Raad hem zal steunen.
De heer de Vos zal geen uitvoerig betoog hou
den. Ook hem heeft het verwonderd dat het ontslag
van iemand, die beroep heeft op een hooger college
en door dat college in het gelijk wordt gesteld, door
Burgemeester en Wetnouders gehandhaafd blijft.
Hy had toch verwacht dat beide partijen zich aan
de uitspraak van het Scheidsgerecht zouden heb
ben onderworpen. Dit Scheidsgerecht heeft de zaak
zeker serieus onderzocht en is tot de conclusie ge
komen dat deze persoon niet op de juiste wijze is
ontslagen. Daaruit moest volgen dat de man in
zjjn eer werd hersteld. Wat toch beteekent een
scheidsgerecht als partijen zich niet aan de uit
spraak houden. Als van Biessum ongelijk had ge
kregen en hij zou zich tot den Raad hebben ge
wend om in zijne functie te worden hersteld, zouden
Burgemeester en Wethouders zich zeker op de uit
spraak van het Scheidsgerecht hebben beroepen.
Nu de uitspraak in 's mans voordeel is, hadden
Burgemeester en Wethouders zich ook daaraan
moeten houden. Dat Scheidsgerecht is niet over
één nacht ijs gegaan en spreker meent dan ook
dat de man niet ontslagen had moeten blijven.
Een van beide: partijen moeten zich aan de uit
spraak van het Scheidsgerecht onderwerpen of
het Scheidsgerecht kan wel opdoeken. Burgemees
ter en Wethouders zullen dan zeker ook wel zeer
grondige redenen hebben om van Biessum te ont
slaan, ondanks de uitspraak van het Scheidsge
recht.
De Voorzitter wil in de eerste plaats de opmer
king van den heer Hiemstra, dat de zaak zoo lang
getraineerd heeft, beantwoorden. De oorzaak is dat
èn de voorzitter èn diens plaatsvervanger tegelijk
vacantie hadden. Er zijn genoeg plaatsvervangende
leden om het Scheidsgerecht te doen vergaderen,
maar er is slechts één plaatsvervangend voor
zitter. Al geeft spreker toe dat het jammer is d it
deze zaak zoo lang heeft geduurd, het is moeilijk
om dit te voorkomen.
Verder heeft spreker nog eene opmerking van
formeelen aard. De heer Hiemstra richt zich met
zijne motie tegen art. 23 van de verordening op
het Scheidsgerecht. Blijkens zijne toelichting even
wel heeft hy bedoeld zich te richten tegen art. 52
van het Werkliedenreglement. Daarin staat uit
drukkelijk dat Burgemeester en Wethouders ont
slaan en dat het Scheidsgerecht, als het ontslag
niet is een straf, alleen bevoegd is eene schadeloos
stelling vast te stellen. Dit beginsel ligt in het
Werkliedenreglement zelf en niet in de verorde
ning op het Scheidsgerecht. Als de heer Hiemstra
daarin dus eene wijziging wil zien aangebracht,
moet hij zich richten tegen art. 52 van het Werk
liedenreglemeut.
De heer Hiemstra heeft gezegd dat het de be
doeling van den Raad is geweest dat dergelijke
gevallen uitzondering en geen regel zouden worden.
Hoe kan er sprake van een „regel" zijn, waar dit
geval, voorzoover spreker bekend, zich voor de
eerste maal voordoet
Verder heeft de heer Hiemstra beweerd, dat
Burgemeester en Wethouders naar de letter en niet
naar den geest der verordening hebben gehandeld.
Zij hebben integendeel juist niet naar de letter
gehandeld, want, als zij dat hadden gedaan, zouden
zy van Biessum niet eervol hebben ontslagen. Om
dat de letter der verordening hun te ver ging, heb
ben zij juist gehandeld naar den geest der ver
ordening.
Er is, spreker wil daarop de aandacht vestigen,
een groote vergissing hij zal dat zoo maar noe
men in het adres. Men is n.l. uitgegaan van
het denkbeeld, dat Burgemeester en Wethouders
niet hebben gelet op de door van Biessum overge
legde geneeskundige verklaring. Er wordt in het
adres beweerd dat de geneeskundige verklaring
Burgemeester en Wethouders niet voldoende was
en dat deze dus een nader onderzoek hadden moe
ten instellen. Verder wordt er beweerd dat de be
trokkene niet aan lichter werk is gezet, terwijl hij
eene geneeskundige verklaring had. Er was echter
geen geneeskundige verklaring. De geneesheer ten
Veldhuys weigerde eene verklaring af te geven.
Wel heeft van Biessum eemige weken eene derge
lijke verklaring gehad en zoolang heeft hij licht
werk verricht, maar, toen de heer ten Veldhuys
weigerde verder eene verklaring af te geven, moest
de man het gewone werk weer doen. In het adres
vindt spreker deze fout vergeeflijk, omdat ook het
Scheidsgerecht eroverheen loopt en dit juist de
hoofdzaak was.
Het kapitale punt is dus dat de geneesheer wei
gerde eene verklaring te teekenen. Spreker heeft
de zaak met de bestuursleden der organisatie be
sproken en die hebben erkend dat dit het kapitale
punt is. Zy meenden evenwel dat de dokter het
briefje niet wilde afgeven omdat hij het te lastig
vond. Die meening evenwel is onjuist. Spreker
heeft die kwestie destijds met dokter ten A eldhuijs
zelf besproken en het is hem daarbij gebleken dat
deze geneesheer geheel andere motieven voor zijne
weigering had. Als het waai* was geweest wat door
de bestuursleden is medegedeeld, was de zaak
anders.
Spreker wil, nu toch de zaak besproken wordt,