298 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 November 1916. hij meende in de haast dat het juist was, wat de Voorzitter zei: ln art. 34 staat: „De buitenmuur, scheidsmuren van aan elkaar „grenzende gebouwen, scheidsmuren tusschen on derscheidene woningen of balkdragende muren „moeten een dikte hebben van ten minste één steen „en in een steeusverband zijn opgetrokken" en verder: „Burgemeester en Wethouders kunnen van het „voorscnrift in het eerste lid vervat, wat betreft de „dikte der balkdragende binnenmuren, als- „mede ten opzichte van het optrekken der muren „in éénsteens verband en met betrekking daartoe „van de in dit artikel voorgeschreven dikte der „muren afwijkingen toestaan." De Voorzitter: „voor alle muren kunnen Burge meester en Wethouders afwijkingen toestaan." De heer Fransen: „er staat van het optrekken der muren in éénsteens v er ban d." Buitenmuren moeten éénsteens zijn, maar voor balkdragende binnenmuren kan afwijking worden toegestaan, eveneens van éénsteens verband, dit is er ingezet om mogelijk te maken spouw muren te metselen van twee halfsteens muren onderling voldoende verbonden. De onthefffing slaat alleen daarop. Spreker hoopt dat er voortaan geen vergunningen meer worden gegeven voor het bouwen van huizen, waarvan de balkdragende bui tenmuren 1(J, in plaats van 2(J c.M. dik zijn. Ten opzichte van den ringmuur heeft spreker in het vroege voorjaar den wethouder Binnerts ge waarschuwd. Het is dezen misschien doorgegaan, maar spreker heeft gezegd dat het gevaarlijk was en ongelukken kon teweeg brengen. Burgemeester en Wethouders moeten echter niet zeggen dat het belasten van den ringmuur niet zooveel zou hebben gehinderd als er geen broei in de kolen was gekomen. Een ringmuur kan geen zware belasting verdragen en het is onver antwoordelijk om te doen wat is gedaan. De heer H. P. de Haan heeft van den heer Oos- terhoff gehoord, dat het dezen wethouder verwon dert, dat spreker diens motie heeft ingediend. De reden van de indiening is hierin gelegen, dat spreker niet wist waarover de studie van den wethouder van financiën ging. Als nu de wethouder daarmede gereed is, dan is het nog niet zeker dat zijne denkbeelden bij Burge meester en Wethouders eene meerderheid zullen vinden. Daarom heeft spreker den Baad een uit spraak willen laten doen, ten einde den wethouder bij diens studie een steun te geven. Als nu deze reeds zoover is gevorderd, dat spoedig eene beslis sing in gunstigen zin door Burgemeester en Wet houders kan worden genomen, is het niet wensche- lyk nu over dit punt een stemming uit te lokken. Voor het geval echter dat dit college zich niet zou kunnen vereenigen met des wethouders denkbeel den, zal de Raad een beslissing moeten nemen. De heer Schaafsma zal zich niet laten verlokken tot een uitvoerig debat. Dat zou te veel tijd vor deren. Op een paar punten wil hij echter nog de aandacht vestigen. In de eerste plaats op de kwes tie der bevoegdheid van Burgemeester en Wet houders en den Raad. Hij is het in dezen volkomen met zijn partijgenoot Hiemstra eens en ook Oppen- heim schaart zich aan zijn zijde in verband met de kwestie, dat niet Burgemeester en Wethouders, maar de geheele Raad het gemeentebestuur is. Bij de algemeene beschouwingen heeft spreker gezegd dat het contact ontbreekt tusschen Burgemeester en Wethouders en de massa des volks. Door het antwoord van Burgemeester en Wethouders is hij in die meening versterkt. De Voorzitter heeft te kennen gegeven dat er door een groote groep ar beiders zooveel wordt verdiend, dat het niet ge wettigd is de Distributiewet scherp door te voeren, door meerdere artikelen beschikbaar te stellen. Verder heeft de Voorzitter Leeuwarden verge leken met liet platteland. Die vergelijking gaat niet op. Spreker zou voorbeelden kunnen noemen van vaste werklieden, die met alleen gebrek, maar honger lijden. Spreker kent een huishouding met 4 en één met 5 kinderen, die op Vrijdag en Zater dag geen warm eten kunnen krygen, omdat ze het niet hunnen betalen. Spreker wil den Voorzitter, als deze zulks wenseht, de namen wel noemen. Waar dergelijke gevallen voorkomen bij meuschen van de vakbeweging, is er alle reden voor om te pleiten voor een beter ingrijpen der gemeente in het lot dezer meuschen. De Voorzitter heeft zich beroepen op den oud- Minister Treub. Spreker staat te dien opzichte op een ander standpunt en hij sluit zich aan by een uitspraak van een econoom van niet minder kwaliteit, n.l. van den heer Wibaut. Deze verdedigt de stelling, dat na het eindigen van den oorlog geen sprake mag zijn van het opdoeken der Distri butiewet. De Voorzitter heeft gezegd dat de Distributie- wet wel 200 millioen zal kosten, maar al kost die 500 millioen, dan moeten nog die maatregelen worden genomen, omdat ze zijn in het volksbelang. Wat nu de kwestie van 's Raads bevoegdheid be treft, spreker kan voorbeelden aanhalen van ge meentebesturen, die besloten hebben verschillende artikelen beschikbaar te stellen. Spreker geeft zijn medeleden in ernstige overweging eens te lezen het boekje van de doktoren Sajet en Polak, dat pas verschenen is en dat een zeer lezenswaard geschrift is. Men zal tot de conclusie komen dat er een noodtoestand is, voor de volkswelvaart van zeer bedenkelijken aard. De heer Zandstra wil de kwestie van een tehuis voor rentetrekkers nogmaals warm bij Burgemees ter en Wethouders aanbevelen. De motie omtrent den toeslag op de pensioenen kan spreker niet terug nemen. De pensioenen mo gen door het Rijk worden betaald, maar de zorg voor de bedienden behoort bij de gemeente en in de tegenwoordige omstandigheden is het niet te veel gevergd toeslag te geven. De gemeente is ver antwoordelijk voor hen die by haar in dienst zijn. Wat het prae-advies over de onderwyzers- salarissen betreft, spreker zal daarop niet vooruit loopen. Hij hoopt echter dat er spoed mee zal wor den gemaakt. De Voorzitter: „dit is reeds toegezegd." De heer Zandstra: „komt het vóór l Januari?" De Voorzitter: „dat kan niet." De heer Zandstra vervolgt en meent dat het wel kan. Deze zaak is veel te lang onderweg. Op 27 Juni heeft spreker de motie ingediend. Deze motie is verworpen. Een tijdje daarna, toen bleek, dat de wethouder van onderwijs minder juiste cijfers aan den Raad had gegeven, is er weer een adres gekomen en dit is aan Burgemeester en Wethou ders gezonden om prae-advies. Dit is al eenigen tyd geleden en nu ziet spreker niet in dat het een zoo groot vraagstuk is, dat het advies niet vóór 1 Ja nuari gereed kan zijn. Er is een noodstand, die Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 November 1916. 299 dringend voorziening eischt. Als Burgemeester en Wethouders er niet mee klaar kunnen komen, zou spreker willen voorstellen: geef het ons en wij zullen zorgen dat het binnen 8 dagen bij Burge meester en Wethouders ter tafel ligt. Het spijt spreker, geen toezegging te kunnen krijgen dat het advies vóór 1 Januari gereed is. Wat school 13 betreft, de heer Fransen heeft ge zegd dat het bouwen der 12 lokalen in eens is geschied om de goedkoopte. Ook het afwerken der 4 lokalen tegelijk met de andere zal goedkooper en beter werk opleveren. Spreker zal geen voorstel doen, maar geeft Burgemeester en Wethouders den raad deze kwestie nog eens ernstig' te over wegen. De heer Terpstra meent dat des Voorzitters ant woord tweeledig is. Eerst vertelt hij toch dat er geen armoede in Friesland wordt geleden en even later dat er in de stad wel een groep meuschen is die gebrek lijden. De Voorzitter vereenzelvigt de provincie Fries land met de stad Leeuwarden. Dat is echter niet juist, want het verschil is groot. Hier heeft men een groote groep vakmenschen, die zich elke week een offer getroosten om zich zelfstandig door eene periode van werkloosheid heen te worstelen. Juist die groep heeft het zwaar te verantwoorden, want zij kunnen niet, zooals voorheen, iets besparen. Sprekers cijfers, waarin is aangetoond wat een arbeider te kort komt bij eene loonsverhooging van 5 cent per uur, zijn door den Voorzitter niet aan gevallen. Dat er losse werklieden zijn, die veel verdienen, geeft spreker toe, maar dat is slechts een kleine groep. Spreker dringt er daarom bij Burgemeester en Wethouders ernstig op aan met een voorstel tot het geven van toeslag op de werkloosheiduitkee- ring te komen. Ten opzichte van het uur van vergaderen ver schilt spreker van meening met den Voorzitter. Hij wil den Raad in overweging geven daarover eens te denken, opdat hij bij het eventueel indienen van een voorstel door spreker, voorbereid is. De heer Tiemersma heeft met genoegen gehoord dat er geen achterstand bestaat in de verbetering der bestratingen. Wat het Stationsplein betreft, spreker weet niet of dit geheel of gedeeltelijk aan de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoor wegen behoort. Hij hoopt echter dat Burgemeester en Wethouders op verbetering zullen aandringen. Dat de overneming van particuliere straten op de gasbuizen moet wachten, acht spreker niet in orde. Men zou er dan toe kunnen komen in het ge heel niet meer te bouwen. Ook nieuw aangelegde straten dienen van gasbuizen te worden voorzien. De heer Zandstra heeft nog iets vergeten. Hij wil gaarne gelooven dat de gemeente niet geheel zonder tijdelijke onderwijzers (essen) kan. Er zijn er echter die 2, 3 en 4, zelfs 6 jaar tijdelijk in dienst zijn. Als deze nu niet vast worden aangesteld, moeten zij door vaste worden vervangen. Anders exploiteert de gemeente deze onderwijzers voor te weinig salaris, terwijl het losse dienstverband de betrokkenen in een veel te afhankelijke positie stelt, wat voor een onderwijzer als opvoeder niet gewenscht is. De heer Oosterhoff (wethouder) wil nog een enkel woord spreken naar aanleiding der motie- li. P. de Haan. Spreker gelooft niet dat er voor Burgemeester en Wethouders aanleiding bestaat zich er tegen te verzetten, maar zy achten haar overbodig. De heer de Haan zegt dat Burgemeester en Wethouders een richtsnoer hebben als de Raad een uitspraak doet. Was dit het geval, dan was er iets voor te zeggen. Maar de motie doet juist geen uitspraak in deze of gene richting. Spreker zegt evenwel toe, dat de beide door den heer de Haan genoemde punten onder de oogen zullen worden gezien. De heer H. P. de Haan trekt nu zijne motie in. De heer Sehoondermark (wethouder) wijst er den heer Zandstra op dat er verschillende soorten van tijdelijke onderwijzers zijn, n.l. die voor ziekte en verlof invallen en voor gemobiliseerde. Die kan de gemeente niet missen. Anderen zijn aange steld voor de hulpklassen en dat zijn de tijdelijke die zoo lang in dienst zjjn. Door den bouw van school 13 vervallen eenige hulpklassen en worden weer eenige onderwijzers (essen) vast aangesteld. Dan is er nog een categorie van tijdelijke onder wijzers die worden aangesteld aan nieuwe inrich tingen, waarvan men niet kan voorzien of de toe loop blijft als bij den aanvang. Wanneer die toch verliep en er zouden b.v. 10 leerkrachten worden aangesteld, dan zou de gemeente, als er na een jaar b.v. slechts 6 noodig bleken te zijn, met 4 op gescheept zitten. Burgemeester en Wethouders sympatliiseeren niet met tijdelijke leerkrachten. Zij hebben die noodgedwongen. De heer Zandstra zal het voorstel van Burge meester en Wethouders dan afwachten. De Voorzitter doet nog opmerken, dat hij bij de beschouwing over de verhuring van huizen heeft medegedeeld dat de voorstellen voor die verhuring toch in den Raad komen. Dat is niet juist. Het ge schiedt alleen bij onderhandsche verhuring. De heer Hiemstra vraagt of de Voorzitter de ingediende voorstellen het laatst in stemming denkt te brengen. De Voorzitter: „ja, na afhandeling der begroo ting." De heer Zandstra: „en de motie-Zandstra?" De Voorzitter: „er zijn drie voorstellen, die aan het einde der behandeling van de begrooting zul len worden behandeld." De algemeene beraadslagingen worden gesloten. De Voorzitter stelt voor te beginnen met volgno. 101 der uitgaven en de artikelen, waartegen geen bezwaar bestaat, bij eenvoudigen hamerslag goed te keuren. Dienovereenkomstig wordt besloten. Volgno. 101 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 102 wordt vastgesteld zooals dit is ge wijzigd door aanneming van het voorstel der Com missie van Rapporteurs en dus tot een bedrag van 6000,—. Volgnos. 103110 worden onveranderd vast gesteld. Volgno. 111. Druk- en bindwerk. f 7000. De beraadslaging wordt geopend. De heer Tiemersma vraagt of het contract met den drukker te Amsterdam nog van langen duur is. Burgemeester en Wethouders zeggen in de Memorie van Antwoord: „Al zijn Burgemeester en Wethouders in den „laatsten tyd niet in allen deele tevreden over de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1916 | | pagina 11