i
308 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 November 1910.
Voortgezet Woensdag 22 November 1916.
daarop aanmerkingen maken. In de vorige verga
dering zyn al aanmerkingen gemaakt. Spreker
meent te mogen constateeren dat het wenscbelijk is
de motie aan te nemen.
De heer P. A. de Haan doet opmerken, dat hij
niet speciaal de ambachtsschool op het oog had. Hij
heeft de zaak in het algemeen gesteld en wel naar
aanleiding der Memorie van Antwoord, waarin
staat:
„Indien de Raad zonder nadere beperking in het
„bestuur van door hem gesubsidieerde lichamen,
„leden uit zijn midden benoemt, is deze bestuurs-
„functie naar het oordeel van Burgemeester en
„Wethouders geheel gelijk aan die der andere be
stuursleden, met name heeft dat lid geen afzon
derlijke controle op het geldelijk beleid van het
„bestuur, anders of verder gaande dan zijn mede
bestuursleden."
Spreker meent echter dat de bevoegdheid van
een dergelijk raadslid-bestuurslid niet door een
dergelijk voorschrift mag worden beperkt.
De heer Dykstra zegt dat er verschillende opvat
tingen bestaan, maar dat men het over één ding
toch eens is, n.l. dat het bestuurslid, dat de ge
meente vertegenwoordigt, in het bestuur zit om
controle uit te oefenen. Men spreekt nu van een
bestuurslid, maar zou het dan niet beter zijn, vraagt
spreker, zoo iemand commissaris te noemen. Deze
heeft dan speciaal de controle. Ook bij de coöpe
ratie heeft men een dergelijk persoon, die commis
saris heet. Als iemand bestuurslid is en hij heeft
niets te vertellen, dan komt hij in een scheef parket.
Spreker zal zich tegen de motie niet verzetten, om
dat hij de bedoeling begrijpt.
De heer Beekhuis begrijpt den heer P. A. de
Haan nu beter dan zooeven. Hij heeft de motie in
gediend omdat Burgemeester en Wethouders heb
ben gezegd:
..heeft dat lid geen afzonderlijke controle op
„het geldelijk beleid van het bestuur, anders of
„verder gaande dan zijne medebestuursleden."
Spreker moet toegeven dat daarin eenige aan
leiding is tot het indienen der motie. Hij kan zich
ook niet vereenigen met wat Burgemeester en
Wethouders daarin hebben neergeschreven. Er is
nooit eenige kwestie van geweest dat, als het raads
lid-afgevaardigde inzage van de boekeu heeft ge
vraagd, hem dit niet is toegestaan. Spreker ge
looft dan ook dat de tirade van Burgemeester en
Wethouders de aanleiding tot de motie is ge
weest. In zooverre desavoueert hij wat Burgemees
ter en Wethouders hebben gezegd. Het is zooals de
heer Dijkstra heeft gezegd dat een dergelyk be
stuurslid wel degelijk ook in het Bestuur zit voor
de controle voor de gemeente. Wanneer dan ook
het bestuur zou weigeren, liet raadslid-bestuurs
lid inzage te geven van alle boeken en bescheiden,
waardoor de controle onmogelijk zou worden, zou
deze daarvan rapport kunnen maken en dan is het
tyd om den maatregel te nemen welke de heer de
Haan voorstelt. Zoolang dit evenwel niet gebeurt,
zou de aanneming der motie verkeerd werken.
Spreker geeft den heer de Haan dan ook in over
weging diens motie in te trekken en te wachten
tot zich iets heeft voorgedaan dat aanleiding kan
geven verandering aan te brengen.
De heer Schoondermark (wethouder) wyst erop
dat het subsidie niet wordt gegeven om het geld
kwijt te zijn en door controle na te gaan of het
goed wordt, besteed. De Raad zendt een afgevaar
digde in het bestuur om toe te zien of het onder
wijs goed wordt behartigd. Het is echter niet van
elkander te scheiden. De afgevaardigde zit er dan
ook niet alleen als financieel controleur, maar hij
heeft ook een woordje mee te spreken in den ge-
heelen gang van zaken. Er zal b.v. kwestie van
zijn of er onderwijs zal worden gegeven in het
schoenmaken. Waar daaraan nu ook een finan-
cieele kant zit, kan zoo'n bestuurslid-afgevaardig
de zich afvragen of er behoefte bestaat aan een
dergelijken cursus. Als hij nu alleen controleur
was, zou hij in zoo'n geval niets hebben te ver
tellen.
Spreker meent dat een raadslid-afgevaardigde
als gewoon bestuurslid zitting heeft. Als het hem
blijkt, dat de financiën niet goed worden behar
tigd, of iets niet in den haak is in de inrichting,
dan is hij verplicht daartegen te protesteeren.
Als dat dan niet helpt, dan kan hij hij den Raad
komen en daarvan zal natuurlijk het al of niet
verleenen van subside afhangen.
De Voorzitter begrijpt niet dat de heer Beekhuis
niet heeft opgemerkt dat de positie van het afge
vaardigd raadslid niet afhangt van een motie,
maar van de statuten. De heer Dijkstra heeft op
gemerkt, dat het de bedoeling is dat het afge
vaardigd bestuurslid de functie van commissaris
vervult. De zaak waarmee de Raad te maken heeft
is deze: wat is de bevoegdheid van een bestuurs
lid en dat is een kwestie van de statuten der be
trokken vereeniging. Daar is geen speld tusschen
te steken. Een raadslid-bestuurslid heeft en dat
is de bedoeling van het antwoord van Burgemees
ter en Wethouders, geen andere bevoegdheid dan
de andere bestuursleden, tenzij de Raad aan het
verleenen van subsidie bepaalde voorwaarden
beeft verbonden. Alleen door statutenwijziging
kan een bestuurslid eene bepaalde positie krijgen.
En wil men van het raadslid-afgevaardigde iets
anders maken, dan is spreker het met den heer
Dijkstra eens, noem dan het kind hij zijn naam en
noem hem commissaris. Een Regeeringseommis-
saris is geen lid van de directie eener maatschappij.
Als de Regeering zich de bevoegdheid voorbe
houdt een lid van de directie te benoemen, dan
wordt diens bevoegdheid ook door de statuten
bepaald.
Spreker vindt het minder wenschelijk om aan
het subsidie de voorwaarde te verbinden, dat de
gemeente eene speciale controle krijgt.
De heer Hiemstra is het met den Voorzitter
eens. Ook hij wil liever een raadslid-afgevaardig
de die alleen controleert. Spreke^ gelooft dat de
Raad wel instemt met het gevoelen van den heer
P. A. de Haan, maar dat deze de zaak niet juist
heeft geformuleerd. Daarom acht spreker het
juister dat de heer de Haan thans zijne motie in
trekt. Men kan dan afwachten om later als het
noodzakelijk blijkt de gewenschte verandering
aan te brengen.
De heer Koopmans heeft met veel belangstelling
het debat gevolgd. Hij staat niet op het standpunt
van den heer Hiemstra dat het raadslid-bestuurslid
alleen controle moet uitoefenen. Dan zal de functie
van bestuurslid vervallen. Het subsidie wordt niet
alleen gegeven uit materieele overwegingen en
daarom moet een raadslid-bestuurslid ook niet
enkel controleur zijn.
Wil men naast het raadslid-bestuurslid iemand
met de controle belasten, daartegen heeft spreker
geen bezwaar.
De heer P. A. de Haan herhaalt dat hij de am-
55^
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 November 1916. 309
Voortgezet Woensdag 22 November 1916.
baehtssehool niet heeft genoemd. Nu hij de bespre
kingen heeft gehoord, heeft hij zijn doel bereikt,
n.l. dit, dat Burgemeester en Wethouders kunnen
zorg dragen dat een raadslid-bestuurslid voldoen
de bevoegdheid krijgt ten opzichte van de controle
der financiën en hij meent daarom praktisch te
handelen door zijne motie in te trekken.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgno. 251 wordt ingevolge het den 14 Novem
ber genomen besluit met 3000.— verhoogd en
uitgetrokken op 11.000.
De heer Beekhuis verlaat de vergadering.
Volgnos. 252268 worden onveranderd vastge
steld.
Volqno. 269. /Subsidie aan het stadsziekenhuis
f 13.315.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Hiemstra zegt dat in de Memorie van
Antwoord staat: de daarop ontvangen rapporten
zullen Burgemeester en Wethouders gaarne in
overweging nemen. Hij zou voor dat laatste willen
lezen: den Raad mededeelen.
De Voorzitter heeft daaromtrent reeds eene toe
zegging gedaan.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgnos. 26927.1 worden onveranderd vastge
steld.
Volgno. 272. Overbrenging en verpleging van arme
krankzinnigen f 21.000.
De beraadslaging wordt geopend.
De Voorzitter wil even terugkomen op eene
mededeeling, die hij gisteren heeft gedaan. Hij
heeft n.l. gezegd dat hij van verschillende instel
lingen van liefdadigheid, op zijn gedaan verzoek,
de mededeeling heeft ontvangen dat de behoefte
minder groot is dan anders. Bij die instellingen
heeft hij ook genoemd de diaconie der Ned. Herv.
(femeente. Dit kan misschien den indruk hebben
gewekt dat de diaconie nu niet zooveel noodig
heeft. Nu de wintereolleete nog moet worden ge
houden en alles even duur is, is dit voor de be
trokken diaconie niet aangenaam. Spreker hoopt
evenwel dat niemand in het gesprokene aanleiding
zal vinden haar minder dan anders te bedenken.
De lieer Atteina wil, nu de Voorzitter dit punt
zelf aanroert, een enkel woord in het midden bren
gen. Spreker doet z. i. het best den brief even voor
te lezen, welke op aanvraag van den Voorzitter,
den burgemeester is toegezonden. In dien brief
staat:
„In beleefd antwoord op Uw schrijven van
5 October j.l. deelen wij U mede dat de bedeelden
der diaconie, voor het grootste gedeelte bestaande
uit zeer oude leden en weduwen, zeer zeker
hebben te lijden onder de duurte, redenen waarom
tot bizondere uitdeelingen werd besloten.
Dat er anderzijds een zekere weelde onder de
lagere volksklasse moet lieersehen bewijzen de zeer
weinige aanvragen om onderstand."
Waar de Voorzitter zelf begonnen is te zeggen
(dat het niet in zijne bedoeling lag de wintereol
leete te drukken, wil spreker nog mededeelen, dat
er nu ongeveer de helft aanvragen per vergade
ring minder zijn dan verleden jaar. Kwamen er
toen 4 of 5, nu 2 of 3.
De heer Hiemstra hoort van den heer Atteina
dat er weelde onder de lagere klassen heerseht.
Daaruit moet niet de verkeerde conclusie worden
getrokken dat de mensehen het nu zooveel beter
hebben omdat er meer werk is. Wel is er meer
werk, maar de menschen hebben ook meer noodig.
De Voorzitter heeft deze mededeeling alleen ge
daan om een indruk weg te nemen, die misschien
nadeelig kon zijn voor de wintereolleete.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgno. 272 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 273282 worden onveranderd vastge
steld.
Volgno. 2S3. Gemeentelijke arbeidsbeurs f 1691.20
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Tulp vraagt of Burgemeester en Wet
houders genegen zijn de vraag te overwegen of
de arbeidsbeurs in dienst kan worden gesteld ten
bate van vrouwelijke werkkrachten.
De Voorzitter zal deze vraag overbrengen bij
het bestuur van de arbeidsbeurs.
De heer H. P. de Haan wil een enkele opmer
king maken naar aanleiding van de bevreemding
in de sectie uitgesproken, dat er geen bedrag is
uitgetrokken voor districtsbemiddeling.
Burgemeester en Wethouders zeggen in de
Memorie van Antwoord:
„Op de Rijksbegrootiug is een post uitgetrokken
„voor vergoeding aan de arbeidsbeurzen, die te
kens districtsbeurs zijn, gelijk die te Leeuwarden,
„met betrekking tot hare extra bemoeiingen. Bij
„de opgaven, die door de Commissie voor de Ar
beidsbeurs aan de vereeniging van Nederland-
„sche Arbeidsbeurzen daartoe gedaan zijn, is ook
„met een beloouing aan den Directeur voor het-
„geen hij terzake heeft verricht rekening ge-
„houden."
Als op deze wyze de gemeente de toekenning van
belooning van zich afschuift in de meening dat het
Rijk iets zal doen, terwijl het Rijk wacht op wat de
gemeente doet, worden de personen, die het werk
hebben gedaan, de dupe.
By een schrijven van 28 October j.l. van de Ver
eeniging van Nederlandsehe Arbeidsbeurzen
zijnde het lichaam dat den Minister adviseert in
zake arbeidsbemiddeling aan de besturen der
districtsbeurzen, wordt onder verwijzing naar een
desbetreffende circulaire van 8 April j.l. nogmaals
aangedrongen op het treffen eener regeling in
zake de bijdrage der gemeente, waar de districts
arbeidsbeurs is gevestigd en van de overige ge
meenten van het district.
Dit werd niet slechts door het belang der ge
meenten gerechtvaardigd, doch bovendien nood
zakelijk geacht om zich een bijdrage van Rijks
wege in de kosten der districts-arbeidsbemidde-
ling te verzekeren.
Immers het verleenen der Rijksbijdrage is uit
drukkelijk afhankelijk gemaakt van het verleenen
van bijdragen door de gemeenten.
Er is voor intercommunale arbeidsbemiddeling
een post op de Rijksbegrootiug uitgetrokken. Die
strekt echter voor algemeene zaken, als de kosten
der Centrale Arbeidsbeurs, drukwerken, enz.
Wij hebben te doen met drie jaren. Over .1915
wil het bestuur den directeur en den klerk eene
tegemoetkoming geven voor meerder werk. Hier
over is den 14en Januari 1916 aan Burgemeester
en Wethouders geschreven en nog is geen antwoord
bekomen. Voor 1916 is eene begrooting ingediend.
En nu moet de Vereeniging van Nederlandsehe
Arbeidsbeurzen weten welk aandeel de gemeente
bijdraagt, alvorens ze den Minister kan adviseeren