echter een verblijdend teeken dat zij niet verder
zijn gegaaan. Spreker meent daaruit te mogen af
leiden dat bij het college geen andere overwegende
bezwaren bestaan. Het derven van de 15.000,
kan geen bezwaar zijn, want als het algemeen be
lang een offer vraagt van 15.000,is het onbil
lijk dat offer niet te brengen. Als de kermis wordt
afgeschaft, zal men eens zien hoe spoedig mannen
en vrouwen van allerlei stand de hoofden bijeen
zouden steken voor het tot stand brengen van
edeler volksvermaken dan de kermis. Spreker
durft dan ook wel voorspellen dat het nadeel van
5000,op de belasting op de tooneelvertoonin-
gen maar denkbeeldig is. Spreker vraagt of er wel
eens is overwogen hoeveel geld er moet worden
opgeofferd om die 5000,in de gemeentekas te
doen vloeien. Het ligt voor de hand dat ei een
categorie van mensehen is, die zich met hand en
tand tegen de afschaffing verzet, n.l. de hotel
houders, caféhouders, restauranthouders, houders
van bierhuizen en kroegen. Spreker neemt het dien
mensehen niet kwalijk, maar hij vraagt in gemoede
of een verzet van deze belanghebbenden ook maar
eenig gewicht in de schaal mag leggen. Hij vraagt
of men niet voelt dat dat eigenbelang is en of men
niet weet dat die mensehen niet één oogenblik het
algemeen belang onder de oogen hebben gezien.
Door het bestuur van Plaatselijk Belang voor de
hotel- en koffiehuisbedrjjven wordt gevraagd wel
ke belangen met de afschaffing der kermis worden
gediend, omdat men toch overgaat tot tentoonstel
lingen en andere feesten. Er wordt gezegd dat
het niets dan eene verplaatsing zou zijn. Uit dit
laatste, meent spreker, kan men gerust afleiden dat
er zelfs bij dat bestuur geen bezwaren tegen de
afschaffing van de kermis bestaan. Het finan-
cieele nadeel waarop op een andere plaats wordt
gewezen, vervalt dan geheel. De vraag, welke be
langen met de afschaffing der kermis worden ge
diend, is het wel noodig daarover één woord te
spreken? Spreker zou willen vragen: zijn dan èn
het bestuur èn de leden dier vereeniging dan hoo-
rendo doof en ziende blind? Lezen wij niet ieder
jaar na de kermis in de courant bij de behandeling
der rechtzaken over de naweeën van de kermis?
Hebben die heeren, vraagt spreker verder, hunne
ooren dan nooit te luisteren gelegd om iets op te
vangen van de gesprekken over naamloos wee als
gevolg der kermis. Spreker weet wel dat het na
afloop der kermis alleen de vraag is: hoeveel
geld is er in den buidel gestroomd, zonder dat er
gevraagd wordt h o e en van w i e n het kwam.
Uit bijna alle rangen en standen komt ieder
jaar van honderden mannen en vrouwen de roep
stem: „kom over en help ons". Die allen komen
thans weer met een stroom van adressen en ud-
haesiebetuigingen. Zal de Raad daarvoor nu niet
bezwijken en eindelijk eens een eind maken aan de
kermis
Spreker kan hierbij niet nalaten te voldoen aan
een opdracht van den Bijzonderen Kerkeraad der
Ned. Herv. Gemeente, een college, waarvan ook de
geachte wethouder Oosterhoff lid is, om sympathie
te betuigen met de poging om de kermis af te
schaffen. Ook hier wordt de Kerkeraad door het
algemeen belang gedreven, omdat hij een stroom
van duizenden achter zich heeft. Op één adres wil
spreker ten slotte nog wijzen, n.l. het adres met
2000 handteekeningen. Dat adres komt tot den Raad
als een stem uit het volk en zoo ooit, dan past hier
de spreuk: Vox populi, vox Dei, de stem des volks
is de stem van God. Wij hebben daaraan te ge
hoorzamen.
Heeft dan, vraagt spreker, de kermis nooit haar
goede zijde gehad? Zeker. Als wij teruggaan tot
lang vervlogen tijden, tot tijden bijna weggedoe
zeld door de nevelen van het grijs verleden, de
tijden van, als men wil, Constantijn de Groote, den
eersten Christenkeizer, en wij gaan den ontwikke
lingsgang der kermis, die toen werd geboren, na.
dan zullen wij zien dat zij veel goeds heeft gedaan
en vooral voor het platteland in eene bepaalde be
hoefte heeft voorzien. Slaat men echter in onzen
tijd de meest eenvoudige encyclopaedic op, dan
ziet men dat bij „kermis" staat: „kermis, feesttijd,
„van lieverlede ontaard in losbandigheid en daar-
„om in de laatste helft der 19e eeuw in de meeste
„voorname steden van ons vaderland afgeschaft."
Wij leven nu al 16 jaar in de 20ste eeuw en on
danks dat wij er ons op willen beroemen dat Leeu
warden onder de voornaamste steden van ons land
behoort, is er nog nooit aan gedacht om de kermis
af te schaffen.
Met inkorting der kermis zal spreker nimmer
kunnen meegaan. Als een beest moet worden af
gemaakt moet het snel gebeuren. Men mag het
geen langzamen marteldood laten sterven. Ook
wil men trachten de kermis te hervormen. Spreker
verwacht daarvan weinig. Het gaat ermee als met
een bouwvallig huis. Zal er iets goeds van worden
gemaakt, dan dient het afgebroken en opnieuw
gebouwd.
Over één artikeltje in de courant wil spreker
nog iets zeggen. Het ingezonden stukje: „duo
Carels", is van weinig beteekenis, maar spreker
haalt het aan omdat erin wordt gezegd dat dooi
de afschaffing 6 a 700 huisgezinnen broodelóos
worden gemaakt. Dat argument laat spreker vol
komen koud. Hij wil dat die menschen een edeler
bestaan zullen krygen
De heer Hiemstra: „of verhongeren."
De heer de Vos vervolgt en zegt dat hij die men
schen wil zien gedreven in de richting van een
beter bestaan. Dat broodeloos maken valt wel wat
mee, meent spreker. Denk maar eens, vervolgt hij,
aan de eerste machine, die werd uitgevonden. Het
was alsof er nu voor de menschen geen bestaan
meer zou zyn.te vinden. Spreker wil in verband
hiermee wijzen op de elevatormaatschappij te Rot
terdam. Wat is er niet gebeurd toen zij haar eerste
machine in werking bracht? En thans? Alle onte
vredenen van toen zouden niet gaarne tot de oude
wijze van werken terugkeeren.
Zoo zal het ook gaan met de kermisreizigers. Als
die een ander bestaan moeten zoeken, zullen zij
daarvoor later dankbaar zijn, zoo niet voor zich
zelf, dan voor hunne kinderen, die nu, om het zoo
maar eens uit te drukken, opgroeien voor galg en
strop. Daarom, er is maar één middel: de kermis
moet sterven.
De heer Hiemstra zal niet ingaan op de rede van
den heer de Vos. Een paar opmerkingen wil spre
ker maken. Hij kan zich niet voorstellen dat
iemand, die in de kermis een Sodom en Gomorra
ziet, niet vroeger met een voorstel tot afschaffing
is gekomen. De heer de Vos heeft daardoor een
groote zedelijke verantwoording op zich geladen.
Spreker wil nog doen opmerken dat alle adressee-
rende vereenigingen uit beginsel tegen de kermis
zijn. Het zijn alle christelijke vereenigingen. Dat
die er tegen zijn was al van te voren bekend. En
het is ook bekend dat die vereenigingen dit zullen
blijven.
Een enkel woord nog aan den heer Tulp. Deze
zegt: laten de heeren die van de afschaffing
schade krijgen, feesten gaan geven. Dan zal de
gemeente wel bijspringen. Hoe denkt de heer Tulp
zich dat feest der kindertjes, mèt draaimolen en
stoomcaroussel of er zonder....
De heer Tulp: „er zonder."
De heer Hiemstra: „dan schuilt het gevaar in
den draaimolen of de stoomcaroussel."
Spreker is er niet tegen dat wordt onderzocht
of de kermis hervormd kan worden. Hij is een
voorstander van inkorting, maar kan zich niet ver
eenigen met de motie-Tulp, waarin van uitspat
tingen wordt gesproken, omdat het hem onbekend
is waarin die uitspattingen bestaan. Laat men dan
liet voorbeeld van Groningen volgen en het werk
niet op de schouders van Burgemeester en Wet
houders laden, maar een raadscommissie voor het
onderzoek benoemen.
De heer P. A. de Haan zegt dat hij als rappor
teur toen in de sectie de sociaaldemocraten voorstel
den de kermis in te korten en men met grond ver
wachtte dat dit voorstel succes zou hebben, heeft
gezegd: waarom er een lijdensproces van te ma
ken. Dan is het beter geheele afschaffing voor te
stellen.
Spreker is in die meening nog versterkt door
de adressen der belanghebbenden, waarin om een
onverkorte kermis wordt gevraagd. De laatste drie
dagen toch maken de kermis voor deze rubriek
voordeelig.
Waar de bedoeling van het inkortingsvoorstel
was om tot opheffing te komen en de belangstel
ling van het voortbestaan in arbeiderskringen
zeker niet groot is, acht hij directe afschaffing
gewenschter dan inkorten, waarom hij met zijn
mede-rapporteurs meeging.
De heer Tulp heeft den heer Hiemstra liooren
vragen hoe de nieuwe feesten eruit moeten zien.
Spreker weet dat nog niet. Dat is sprekers branche
ook niet en de commissie kan zulks wel eens onder
zoeken.
Het verwondert spreker dat de heer Hiemstra,
de vertegenwoordiger van het volk, niet weet hoe
veel leed er door de kermis wordt geleden en dat
hij niet weet dat vrouwen uit arbeiderskringen
vragen: „schaf de kermis toch af". Is het mogelijk
de kermis te hervormen door b.v. het drankgebruik
tegen te gaan, dan wil spreker daartoe gaarne
meewerken. Hij handhaaft evenwel zijn motie.
De heer Terpstra wil een paar opmerkingen
maken. In de Elisabethstraat en ook op de Land-
buurt was een karrijder van Excelsior bezig hand
teekeningen te verzamelen. Dat gebeurde zoodanig
dat spreker gezegd heeft dat de vrouwen op die
manier niet mogen worden gedwongen de hand-
teekening hunner mannen te plaatsen. Spreker wil
niet overhaastig te werk gaan.
De heer Beekhuis is intusschen weer ter ver
gadering verschenen.
De Voorzitter deelt mede dat er drie voorstellen
zijn, n.l.:
1. de motie-TulpBeekhuis.
2. een voorstel van den heer Hiemstra om de
kermis in te korten tot en met den Vrijdag.
3. een voorstel der commissie van rapporteurs.
Spreker wenscht te bevestigen wat de heer
Hiemstra reeds heeft gezegd, dat er geen sprake
is van een afsterven van de kermis. De politie,
niemand kent de kermis beter dan zij, heeft ver
klaard, dat de laatste kermis een der drukste is
geweest van de laatste jaren.
Spreker beaamt wat de heer Hiemstra heeft ge
zegd, dat er in de adressen eene verkeerde voor
stelling is gegeven van de onzedelijkheid die in de
kermis wordt gepleegd. Hij ziet dagelijks de poli
tierapporten en die zien er in de kermis niet anders
uit dan in gewone tijden, al geeft spreker toe dat
er iets meer door de vingers wordt gezien. Men
vergete ook niet het aantal personen in Leeuwar
den dat rechtstreeks van de kermissen leeft. Van
het Steuncomité herinnert spreker zich dat dit
aantal vrij groot is.
De heer Peletier heeft gezegd dat hij niet ge
looft dat de kermis financieel voordeelig is voor
de gemeente en dat door de afschaffing ervan de
koopkracht zal worden verhoogd. Spreker gelooft
dit niet en hij gelooft ook niet dat de afschaffing
der kermis de menschen zal beletten feest te gaan
vieren.
Hij wijst daarvoor op de eindelooze buurtfees
ten, welke in 1916 zijn gevierd. Ook zal de heer
Peletier wel niet ontkennen dat er van de duizen
den, die in die week Leeuwarden bezoeken, hier
heel wat geld blyft hangen.
Spreker doet opmerken, dat de heer Hiemstra
duidelijk in het licht heeft gesteld dat de afschaf
fing met het oog op de financiën bedenkelijk zal
zyn. Dit is een argument om rekening mee te
houden.
Wat de motie-Tulp betreft, spreker is er ten
\origen jare mee begonnen het sluitingsuur op
P/2 en 3 uur te stellen en hij zal in die richting-
verder gaan.
De heer Tulp wijst erop dat het onderzoek geen
dringende haast heeft, daar de kermis 1917 toch
nog moet doorgaan.
De heer Hiemstra gelooft wel dat Burgemeester
en Wethouders genegen zijn om de motie-Tulp,
als zij wordt aangenomen, uit te voeren. Spreker
trekt dan zyn voorstel in totdat de zaak weer aan
de orde komt.
De heer de Vos doet den heer Hiemstra opmer
ken dat hij niet eerder met een voorstel kon ko
men, omdat hij verleden jaar voor het eerst de
begrooting meemaakte.
De Voorzitter zal het voorstel van de commissie
van rapporteurs in stemming brengen.
De heer Beekhuis: ,gaat de motie niet verder?"
De Voorzitter meent van niet; hij zal het voor
stel der commissie van rapporteurs in stemming
brengen.
Dit voorstel wordt verworpen met 19 tegen 6
stemmen.
Vóór stemmen de heeren: P. A. de Haan, Tulp,
de Vos, H. P. de Haan, Koopmans en Peletier.
Tegen de heeren: Cohen, Tiemersma, Attema,
van Weideren baron Rengers, Hiemstra, Schaaf-
sma, Terpstra, Berghuis, Zandstra, Dijkstra, Beek
huis, Binnerts, Oosterhoff, Fransen, Haver-
sehmidt, Schoondermark, van Sloterdijck, Menal-
da en Vonck.
De Voorzitter zal thans de motie-TulpBeek
huis in stemming brengen.
Deze wordt aangenomen met 16 tegen 9 stem
men.
Vóór stemmen de heeren: P. A. de Haan, Tulp,
de Vos, H. P. de Haan, Tiemersma, van Weideren
baron Rengers, Hiemstra, Schaafsma, Terpstra,
Zandstra, Koopmans, Dijkstra, Beekhuis, Binnerts,
Peletier en Oosterhoff.
314 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 November 191G.
Voortgezet Woensdag 22 November 1916.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 November 1916. 315
Voortgezet Woensdag 22 November 1916.