2?-jp Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag21 November 1916.
De adressen 1014 zullen heden hij de begroo
ting worden behandeld.
15. adres van het bestuur der vereeniging „De
macht van het kleine" om toekenning van een jaar-
lijksch subsidie van 300,— voor de verpleging
van lijders aan vallende ziekte.
Wordt in handen gesteld van Burgemeester en
Wethouders ten fine van prae-advies.
10. Aanbeveling voor de benoeming van zes
leden der Commissie van toezicht op het lager
onderwijs, wegens periodieke aftreding van de
heeren Mr. C. W. Stheeman, A. L. Brouwer, A. ,1.
Reijntjes, H. Feddema Azn., I)r. H. F. Huisken en
mej. J. M. C. Aalbers.
De aanbevelingen luiden als volgt:
le vacature:
1. Mr. C. W. Stheeman;
2. Mr. P. C. .J. A. Boel es;
3. Mr. G. A. Boon.
2e vacature:
1. A. L. Brouwer:
2. M. A. Schwartz;
3. H. Boonstra.
3e vacature:
1. A. J. Reijntjes;
2. ,T. F. Rueb;
3. Mr. A. van Giffen.
4e vacature:
1. H. Feddema Azn.;
2. D. F. Wouda;
3. J. H. Stoett.
5e vacature:
1. Dr. H. F. Huisken;
2. G. C. Michell;
3. E. van Dijk.
6e vacature:
1. Mej. J. M. C. Aalbers;
2. Mevr. A. C. v. ValkenburgGerdes
Oosterbeek.
3. Mevr. C. E. HaverschmidtRoose
boom.
Zal in eene volgende vergadering worden be
handeld.
17. dat omtrent den aankoop van bouwterrei
nen ten behoeve van de volkshuisvesting aan de
van Blomstraat en den Nieuwen Hollanderdijk
naar aanleiding van een verzoek van Gedeputeerde
Staten het advies der Gezondheidscommissie is in
gewonnen, dat alsnog in het raadsbesluit van 24
October 1.1. (geheime zitting) dient te worden aan
gehaald.
Burgemeester en Wethouders doen daartoe het
voorstel. Het besluit kan dan van de dagteekening
van heden worden voorzien.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
18. dat Burgemeester en Wethouders tot con
cierge van de school van middelbaar onderwijs
voor meisjes hebben benoemd L. Rodenhuis, reeds
tijdelijk als zoodanig werkzaam.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
III. Wordt het tafel gebracht:
1. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het aangaan van een tijdelijke geldleening ter
voorziening in de eventueele behoefte aan kasgeld
in 1917.
2. Alsvoren tot het doen van inschrijvingen op
de Grootboeken der Nationale Schuld.
De stukken 1 en 2 hebben ter visie gelegen om
nog heden te worden behandeld.
3. Alsvoren om aan de navolgende onderwijzers
en onderwijzeressen op hun verzoek eervol ontslag
te verleenen:
S. Wellinga, onderwijzer aan gemeenteschool
no. 6;
J. Dijkstra, onderwijzer aan gemeenteschool
no. 8;
mej. F. E. Zwanenburg, onderwijzeres aan ge
meenteschool no. 10;
mej. A. van Asperen, onderwijzeres in de hand
werken aan gemeenteschool no. 4;
mej. I. Boutsema, onderwijzeres in de handwer
ken aan gemeenteschool no. 11.
4. Alsvoren om het buffet in het beurslokaal
en dat in het afrekenlokaal in de Waag gedurende
1917 ondershands te verpachten aan .1. Klamstra.
5. Alsvoren om eenige landerijen tusschen het
Kal verdijkje en het Noordvliet, toebehoorende
aan F. H. van Setten en Dr. A. A. Eecen, weder te
doen bemalen door den molen der gemeentelijke
zathe aan het Kalverdijkje.
6. Prae-advies van Burgemeester en Wethou
ders op het adres van IJ. W. Tijsma om de huur
van de zathe en lauden aan het Kalverdijkje te
mogen overdragen aan zijn zoon S. Tijsma.
De stukken 36 zullen in eene volgende ver
gadering worden behandeld.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling der
voor heden op den oproepingsbrief vermelde
punten.
1. Benoeming van een onderwijzer aan elk der ge
meentescholen nos. 12 en 4, ter voorziening in de vaca
ture S. IJsbrandy, voortdurende door het bedanken van
C. Sijperda en wegens uitbreiding van personeel.
Met algemeene stemmen worden respectievelijk
benoemd de heeren A. Govers en F. Hermanns.
2. De ontvoerp-begrootingen van de baten en lasten
der gemeentelijke lichtfabrieken en de onticerp-begroo-
ting der gemeente, alle dienst 1917 (Bijlagen nos. 1,
2 en 3 van 1917 en nos. 41 en 42 van 1916).
De Voorzitter geeft den Raad in overweging om,
in verband met het voorstel inzake de loonsher-
ziening, alle besprekingen over de looneu nu achter
wege te laten en die te houden als de voorstellen
aan de orde zijn.
Spreker stelt aan de orde de begrooting voor
de gasfabriek.
Algemeene beschouwingen worden niet ge
houden.
Wordt overgegaan tot artikelsgewjjze behande-
ling.
De Voorzitter stelt voor om de artikelen, waar
tegen geen bezwaar bestaat, bij eenvoudigen ha
merslag goed te keuren.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De artikelen IXVIT der lasten worden onver
anderd vastgesteld.
Aan de orde komen de baten.
De artikelen IX worden onveranderd aange
nomen, waarna de begrooting wordt vastgesteld:
de baten tot een bedrag van 928.764,0Sr'
de lasten tot een bedrag van 928.764,085
vermoedelijk saldo nihil.
Aan de orde is de begrooting voor het electrici-
teitbedrijf.
Algemeene beraadslagingen worden niet go-
houden.
Wordt overgegaan tot artikelsgewjjze behande
ling-
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 Xovembei 1916. 2sl
De artikelen IXVII der lasten worden onver
anderd vastgesteld.
Aan de orde komen de baten.
l)e artikelen IVIII der baten worden onver
anderd vastgesteld, waarna de begrooting wordt
vastgesteld, tot een totaal bedrag van baten en
lasten van 267.763,76.
Aan de orde is thans de gemeentebegrooting.
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Hienistra heeft bij de algemeene be
schouwingen weer een paar klachten. In de eerste
plaats over het sectie verslag. Burgemeester en
Wethouders hebben enkele malen in de Memorie
van Antwoord gezegd geen antwoord te kunnen
geven, omdat de feiten ontbreken. Spreker meent
dat dit alleen te wijten is aan het feit, dat naar
al te groote kortheid van het sectieverslag is ge
streefd. Wel is het niet mogelijk alles in dat verslag
te memoreeren, maar verschillende in de secties
te berde gebrachte voorstellen zijn in het verslag
niet zoo volledig overgebracht als wenschelijk is.
Sprekers tweede klacht betreft het gemeente
verslag over 1915. Ook verleden jaar heeft spreker
over de late verschijning geklaagd en zou getracht
worden daarin verbetering te brengen. Spreker
meent dat het nu nog later is verschenen dan ver
leden jaar. In de Memorie van Antwoord wordt
dit geweten aan het feit dat de verslagen der be
drijven niet tijdig binnen waren. Waar evenwel
op 11 April den Raad is medegedeeld dat het ver
slag gereed was, kan de late verschijning moeilijk
aan de bedrijven worden geweten. De vermoede
lijke oorzaak, meent spreker, is het drukken buiten
de stad. Deze late verschijning is ook een argument
om het drukwerk hier ter stede te doen uitvoeren.
In de sectie is critiek uitgeoefend op liet beleid
van Burgemeester en Wethouders en op de hou
ding, welke het college tegenover den Raad aan
neemt.
In de eerste plaats is er gesproken over de wjjze
waarop kort geleden bij vacatures enkele salarissen
zjjn verhoogd en welke wijze spreker niet kan goed
keuren.
Spreker heeft in de sectie op twee gevallen ge
wezen, die ook in liet verslag zijn genoemd, n.l. de
directeuren der lichtfabrieken en van gemeente
werken. Er zijn n.l. sollicitanten opgeroepen tegen
een liooger salaris dan de verordening toelaat.
Reeds is daarover van den lieer P. A. de Haan
een zachte klacht ingekomen, maar de Raad is daar
feitelijk overheen geloopen. Spreker meent dat dit
niet de juiste wijze van handelen is.
Er is dikwijls veel moeite noodig voor de arbei
ders loonsverhooging te krijgen en nu gaat liet
niet aan den Raad waar liet een ambtenaar
geldt voor een voldongen feit te plaatsen.
Wel zeggen Burgemeester en Wethouders dat
de Raad vrij, geheel vrij is, maar van die vrijheid
komt in de practijk al heel weinig terecht. Als toch
de Raad een dergelijk verhoogd salaris niet goed
keurde, zou de geheele sollicitatie in de war loopen.
De sollicitanten toch hebben op dat hoogere
salaris gesolliciteerd. Wil nu de Raad niet dat de
boel in de war loopt, dan moet hij liet verhoogde
salaris accepteeren. Dat behoort evenwel zoo niet.
Burgemeester en Wethouders zeggen nu dat de
betrokken raadscommissies zijn gehoord, maar
waar de Raad tweemaal per maand bijeenkomt,
was er wel gelegenheid om eene wijziging der be
trekkelijke verordening voor te stellen of den
Raad machtiging te vragen.
Spreker heeft over de houding van Burgemees
ter en Wethouders tegenover den Raad geklaagd,
naar aanleiding van de kwestie van de welstands-
grens bjj de broodkaarten.
Op 13 Mei heeft spreker eene interpellatie ge
houden over het levensmiddelenvraagstuk. Er
werd eene verhooging van den weistandsgrens
gevraagd en op die vraag is geen vriendelijk ant
woord ontvangen, vooral niet van den Voorzitter.
De Voorzitter zei toen:
„De Voorzitter zegt dat de Raad er niets aan
doen kan. Als de Raad besluit de inkomensgrens to
verhoogen, gaat dat besluit in de prullenmand. De
Minister heeft het voorstel van Burgemeester en
Wethouders, om de menschen, die de broodkaarten
hadden, die te laten behouden, afgewezen. Het is
een zaak van den Minister en al het gepraat van
den heer Hienistra heeft niet het minste practisch
nut".
Spreker is altijd gevoelig voor een nuttigen
wenk. Hij heeft den gegeveue opgevolgd en toen
voorgesteld den Minister te verzoeken de wei-
standsgrens voor Leeuwarden te verhoogen. De
Raad heeft dit besluit genomen. Burgemeester en
Wethouders evenwel hebben toen den Raad een
gek figuur laten slaan. Het is toch gebleken dat
niet de Minister de weistandsgrens bepaalt, maar
dat dit is overgelaten aan den burgemeester. De
Raad wist dit niet en kon het ook niet weten, om
dat hij de betrekkelijke circulaires niet krijgt. Spre
ker heeft afschriften dier circulaires bij zich en
daaruit blijkt dat niet de Minister, maar de burge
meester de weistandsgrens bepaalt. Spreker heeft
daarvan niet den Burgemeester een grief gemaakt,
maar het geheele college, omdat het in de levens
middelenkwestie meewerkte.
De Voorzitter: „van wanneer is die circulaire?"
De heer Hiemstra heeft drie circulaires.
De Voorzitter: „van welken datum is die en
waar staat dat de burgemeester de weistandsgrens
bepaalt?"
De heer Hiemstra antwoordt dat het niet in de
circulaire staat, maar er staat ook niet in dat de
Minister de regeling moet goedkeuren. Bij de be
handeling evenwel van de verhooging van hoofd
stuk X der Staatsbegrooting in de afdeelingen
van de Tweede Kamer is den Minister gevraagd een
opgaaf te mogen hebben van de inkomensgrenzen.
Hij heeft evenwel geantwoord dat zulks niet moge
lijk was, omdat die inkomensgrenzen hem slechts
van enkele gemeenten bekend zijn. Daaruit blijkt dat
de Minister van die regeling niets afweet. Als hij
toch de grens had te hepaleu, zou hij het wel
weten. De Voorzitter heeft bij die gelegenheid ge
zegd dat hij den Minister heeft verzocht om dege
nen, die een broodkaart hadden, die te laten be
houden en dat dit geweigerd is. Dat was zeer juist,
want dat was geen systeem. De Minister heeft
toen gevraagd een grens te stellen, maar nergens
gezegd dat die voor Leeuwarden niet hooger mocht
zijn dan 1100,of 1200,Er zijn zelfs platte
landsgemeenten, waar die op 1500,is gesteld.
Uit een en ander, meent spreker, blijkt afdoende,
dat de Minister geen zeggenschap over de wel-
standsgrens heeft gehouden. Hij heeft alleen ge
vraagd een grens vast te stellen. Destijds had spre
ker daarvan geen zekerheid. Nu heeft hij die wel.
De wijze, waarop deze zaak is getracteerd, kan niet
door den beugel. Wanneer de Voorzitter toch den,
Raad een besluit laat nemen dat nergens op lijkt,
getuigt dat van weinig eerbied voor dat college.
Een paar dagen nadat het besluit genomen was