282 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 November 1916. kreeg spreker een briefje, waarin hem werd ge vraagd: wat doen ze daar bij jullie? Vragen ze den Minister om een weistandsgrens te bepalen? Dat is een zaak van den burgemeester en niet van den Minister. Spreker heeft verder in de sectie bepleit wijzi ging van het Reglement van Orde. Hij meent dat de dooi- hem voorgestelde wijziging praetisch beter is. Spreker herinnert er aan hoe nog onlangs bij eene zekere kwestie verschillende leden heen en weer hebben geloopen om overleg te plegen. Het kan nu heel goed mogelijk zijn dat er tijdens de zitting een motie of een voorstel van beteekenis wordt ingediend en dan zal het gevolg zijn dat den Voorzitter wordt verzocht de vergadering te schorsen, ten einde overleg te kunnen plegen. In de sectie is tegen sprekers denkbeeld bezwaar gemaakt. Er wordt gezegd dat niet alle plaatsen evengoed zijn. Spreker kan zich geen lokaal den ken waar dit wel het geval is. Een belangrijker argument tegen het voorstel is dit, dat de Raad niet is een politiek lichaam. Deze bewering is vroeger ook al geuit en spreker be grijpt niet hoe men den moed heeft, zulks opnieuw te zeggen. Men zal dat echter niet kunnen vol houden. Wat is een politiek lichaam? Spreker meent dat dit een lichaam is dat tracht te regeeren naar. de beginselen die het voorstaat. Het zal den Raad spreker herinnert hier even aan niet onbekend zijn dat er een raadslid is geweest wiens bekwaamheid alle partijen erken den. Toch heeft men uit alle macht gewerkt om hem er uit te krijgen en met succes. Als de Raad nu geen politiek lichaam was, zou men niet zoo zijn best doen om er partijgenooten in te krijgen en als de heeren de macht, hadden, zat er geen enkele sociaaldemocraat in De heer Fransen: „of allemaal." De heer Hiemstra vervolgt en zegt dat de bur gerlijke partijen jaren lang hun best hebben ge daan om de sociaaldemocraten te weren. Zij heb ben dat gedaan, maar toch zeggen ze met een onnoozel gezicht dat de Raad geen politiek lichaam is. Spreker meent dat de Raad wel een politiek lichaam is. Hij is de afspiegeling van het kiezers corps. Hij blijft er daarom bij dat de leden der verschillende fracties meer vrijheid moeten hebben om tijdens de zitting overleg met elkaar te kunnen plegen. En dit kan gebeuren door de leden der fracties bij elkaar te doen plaats nemen. Spreker wil nog iets zeggen en de Voorzitter zal hem dit wel willen permitteeren, daar het op zijn plaats is, nu er sprake van is of de Raad is een politiek college ja of neen. De kiesrecht kwestie zal nu vermoedelijk spoedig zijn opgelost en dan zullen de verschillende groepen, daar even redige vertegenwoordiging in de wet is opgeno men, beter tot hun recht komen. Nu kan er wel gezegd worden dat er allemaal sociaaldemocraten in den Raad komen, maar spreker acht dat niet juist. Hij acht het ^eer onjuist dat een groote groep, die der anti-revolutionnairen, thans niet in den Raad is vertegenwoordigd. Nu kan men wel beweren, dat deze groep er door de sociaaldemo craten is uitgedreven en dit is waar, maar de anti-revolutionnairen moeten geen zetel halen van de groep, die nog te weinig zetels heeft naar het aantal stemmen dat zij uitbrengt, maar van die groep, waarvoor de anti-revoltuionnairen dikwijls als hulptroepen hebben gediend. Straks kunnen alle politieke groepen een plaats in den Raad krijgen. Hij acht het daarom wenschelijk dat de raadsleden de vrijheid krijgen zich te groepeeren en heeft daarom de eer de volgende wijziging van het Reglement van Orde voor te stellen: Artikel 16 alinea 1 te lezen: „Met uitzondering van de Wethouders, die twee aan twee ter weerszijden van voorzitter en secre taris plaats nemen, zijn de leden vrij in het kiezen hunner zitplaatsen." Spreker heeft dit voorstel door 5 raadsleden laten teekenen. Wat de kwestie der openbare vermakelijkheden betreft, spreker heeft al eens bezwaren geopperd naar aanleiding van de uitvoering der verorde ning. Het doet spreker nu genoegen, dat Burge meester en Wethouders hebben erkend dat niet iedere vergadering, waarbij wat muziek gemaakt wordt of lichtbeelden vertoond worden, per sé is eene openbare vermakelijkheid. Het verwondert spreker dan ook zeer dat het college de 1 Mei vergadering als eene openbare vermakelijkheid heeft aangemerkt, omdat er bij gezongen zou worden. Deze vergadering had toch beslist een ander karakter dan dat van een feestavond, n.l. een demonstratief karakter. Aanvankelijk heeft spre ker dan ook geweigerd de belasting te betalen, maar toen werd medegedeeld dat de burgemeester dan vermoedelijk de vergadering zou kunnen ver bieden, is spreker daarvoor gezwicht. Hij had liever deze kwestie in hooger instantie zien uitge maakt, omdat hij meent, dat de verordening onjuist is toegepast. Spreker heeft daarbij niet alleen het oog op dit geval, maar ook op andere, en hij wijst op de vergadering van den Anti-Oorlogs raad. Een definitie te geven van openbare vermake lijkheid is moeilijk. De vergaderingen van genoem den raad hebben hoofdzakelijk een propagandis tisch en demonstratief karakter. Eene openbare vermakelijkheid zijn ze allerminst en de beschou wing als zoodanig is eene beleediging voor hen, die de vergaderingen beleggen. Spreker blijft er bij dat de verordening onjuist wordt toegepast en spreekt den wensch uit dat spoedig eene andere manier van toepassing zal worden ingevoerd. In de sectie heeft spreker met een enkel woord gesproken over de indeeling van Leeuwarden in de klasse voor de personeele belasting. Burge meester en Wethouders hebben gevraagd of het lid, hier aan het woord, wel over de gevolgen van eene verhooging in klasse heeft nagedacht. Spre ker heeft dat zeker gedaan en hij heeft juist om de gevolgen deze kwestie op het tapijt gebracht. Hij weet b.v. dat, als Leeuwarden in de 4e klasse wordt geplaatst, de aftrek van de huurwaarde stijgt van 60,— tot 72,50. Woningen, die 80,— doen, zullen dan worden uitgeschakeld. Spreker heeft verschillende steden, die een gelijk aantal inwoners hebben, met Leeuwarden vergeleken. Hij is niet geheel op de hoogte van de wijze, waarop de wet tot stand is gekomen en met de wijze van classificatie. Het zal echter wel zoo zijn dat de verschillende steden niet uitsluitend naar het aan tal inwoners in klassen zijn gerangschikt, maar ook naar een zekere welstandgrens. Als men toch Leeuwarden vergelijkt met Delft, kan men niet zeggen waarom deze stad in een andere klasse is opgenomen. Spreker meent dan ook werkelijk, dat er bij de Regeering pogingen moeten worden aangewend om verandering te krijgen. Burgemeester en Wethouders zeggen dat Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 November 1916. 286 de gemeente, als Leeuwarden in de 4e klasse mocht worden geplaatst, minder belasting binnen zal krijgen. Dat is juist. De gemeente heft op eenten en als nu de Rijksbelasting lager wordt, worden de opcenten ook minder. Dit mag echter geen argument zijn om deze zaak tegen te hou den. Laten wij aannemen, zegt spreker, dat door onjuiste plaatsing in klasse, een inwoner J 2, te veel aan het Kijk betaalt. De gemeente krijgt daarboven 1.Nu gaat het toch niet aan om dien inwoner 3,— te laten betalen om die ééne gulden te krijgen. Het tekort, meent spreker, kan wel in den Hoofdelijken Omslag worden gevonden. Verschillende omstandigheden pleiten ervoor. Voor de gemeente mag het een geldelijk nadeel zijn, maar het is niet in orde dat de inwoners van een stad van denzelfden welstand minder behoe ven te betalen. Gaarne zou spreker derhalve van Burgemeester en Wethouders vernemen, of zij genegen zijn te bevorderen dat Leeuwarden in eene andere klasse wordt overgebracht. Burgemeester en Wethouders hebben verder in hunne Memorie van Antwoord gezegd dat over de woningkwestie niet meer behoeft te worden gesproken, nu sprekers motie verworpen is. Zij hebben gelijk, maar spreker wil nog een enkele vraag stellen over de wijze van verhuring van woningen, die de gemeente heeft. Er wordt n.l. groote ongerustheid gewekt door de advertentie, waarbij drie panden bij inschrijving te huur wor den aangeboden! Spreker hoopt niet dat het de bedoeling is uit die panden zooveel mogelijk huur te halen. De laatste zinsnede der advertentie heeft sprekers onrust een weinig weggenomen, maar geheel ge rust is hij nog niet. De mensehen, die thans moe ten huren, worden schandelijk beetgenomen. Al len, hetzij met kleine, hetzij met grootere inkomens, maken een zeer moeilijken tijd door. Nu zou spre ker gaarne van Burgemeester en Wethouders vernemen dat de gemeente niet steunt het streven der woningverhuurders om uit de woningen te halen wat eruit te halen valt. Spreker had juist gedacht dat men de huurders had laten inschrij ven op een getaxeerde huur. Dan nog heeft spreker de vraag besproken of het ook mogelijk zou zijn dat dp verschillende fracties op het stadhuis vergaderden. Het doet spreker genoegen, dat Burgemeester en Wethou ders in beginsel daartegen geen bezwaar hebben. Te zijner tijd hoopt spreker het college te verzoe ken zulks mogelijk te maken. Voor elk speciaal geval kan worden overwogen of de plaatsruimte het toelaat. Spreker meent dat het stadhuis de aangewezen plaats is, omdat ook de stukken daar ter inzage liggen. Spreker wil nog een zaak ter sprake brengen, die niet in de secties is besproken. Hij zal daar omtrent geen voorstel doen. Spreker vraagt n.l. of Burgemeester en Wethouders niet eens willen overwegen om de Handelingen goedkooper uit te geven. In den laatsten tijd worden de verslagen in de bladen er niet beter op. Spreker weet niet wat daarvan de oorzaak is. In het algemeen evenwel hebben de inwoners het recht om te weten hoe hunne vertegenwoordigers in den Raad optreden en op welke motieven zij dat doen. Vandaar spre kers verzoek om te onderzoeken of eene goedkoo- pere uitgaaf der Handelingen niet mogelijk is. De heer H. P. de Haan heeft in de sectie dc opmerking gemaakt over te weinig voortvarend heid van het gemeentebestuur en hij heeft daarbij voornamelijk op het <x>g gehad het feit, dat nog steeds geene uitvoering is gegeven aan de ver betering van den verkeersweg langs de Keizers gracht. Op 13 Juni j.l. is toch, zij het met geringe meerderheid, besloten, de bleekjes van het Roomseh-Katholiek Armbestuur en Weeshuis te koopen. Sprekers eenig motief om daarvoor te stemmen, was de hoop op eene spoedige uitvoe ring omdat, wanneer er geprocedeerd moest wor den, de zaak eenige jaren zou worden vertraagd. Nu had men toch de verbetering wel gedeeltelijk ter hand kunnen nemen. De boomen hadden kun nen worden gerooid, de bleekjes in bezit genomen, de bestrating in orde gemaakt. Dan was een parallelstraat van de Oosterstraat verkregen. Dit is een zeer drukke straat en de toestand is daar verergerd, doordat de groenten- en fruitverkoo- pers de stoepen in gebruik hebben genomen voor het plaatsen hunner étalages. Het recht daartoe ontleenen zij aan het bepaalde in de verordening op de marktpolitie van 1916, no. 15, waar in art. 42 staat: „Ieder mag op de stoep van zijne woning goe „deren of waren, waarin hij gewoonlijk handel „drijft, uitstallen; het is echter verboden, deze „uitstallingen over de openbare staat te doen uit steken of daardoor een gelijk genot van de buren „van dezelfde straat te belemmeren of hun uit licht te beletten." Spreker meent hierbij te moeten doen opmerken, dat er eene tegenstrijdigheid bestaat tusschen deze bepaling en die van de Algemeene politie verordening van 1914, no. 11, waar in art. 3 staat: „Het is verboden aan de straat gelegen stoepen „te gebruiken op voor anderen hinderlijke of ge vaarlijke wijze." Spreker gelooft dan ook dat de toestand, zooals die in den afgeloopen zomer is geworden, recht geeft tot de bewering dat de uitstallingen zoo worden gemaakt, dat zij voor het verkeer gevaar lijk zijn. De verkoop van de waren geschiedt op straat, ze worden daar afgewogen en betaald. Geschiedde dit aan straten van de breedte als de Tweebaksmarkt, dan zou spreker er niets tegen hebben. In deze nauwe straat evenwel, en ook de Peperstraat, waar ook het rijwielverkeer zoo enorm toeneemt, kan niets bijzonders gebeuren, b.v. er passeert een wagen van van Gend Loos, of de voetgangers moeten op de stoepen uitwijken. En als die nu zijn ingenomen door uitstallingen, is dat ook niet mogelijk. Met genoegen heeft spreker gezien, dat zijne opmerking over gebrek aan orde bij de afgedraaide bruggen reeds het gewenschte gevolg heeft gehad. Spreker heeft zijne opmerking gemaakt naar aan leiding van de weinige ov^reensteemming, die scheen te bestaan tusschen den man belast met den openbaren gemeentedienst de regeling van het verkeer op de brug en de politie. Op den dag der sectievergadering heersehte er groote wanorde bij de Oosterbrug. Spreker vroeg een daar staanden agent van poli tie of er niets aan te doen was, dat de voorschrif ten beter werden in acht genomen. De agent ant woordde dat dit een zaak was, die den brugwachter aanging. De brugwachter evenwel schijnt geen lust of bevoegdheid te hebben tot optreden. Spre ker heeft echter al tot zijn genoegen geconstateerd dat de voorschriften, door den burgemeester aan de politie gegeven, al voldoende hebben gewerkt. Wanneer nu Burgemeester en Wethouders be zwaar hebben tegen de uitdrukking: „gemis aan voortvarendheid", wil spreker, omdat zij beter dan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1916 | | pagina 3