284 Verslag van de handelingen van den hij kunnen beoordeelen in hoeverre de uitvoering door de omstandigheden is vertraagd, die uitdruk king wel terugnemen en het meer beschouwen als een verschil in temperament. Spreker wil altijd gaarne, als er eene voorziening dient getroffen, zoo spoedig mogelijk tot uitvoering overgaan. Spreker heeft, zooals in het verslag staat, ge vraagd, of spoedig eene herziening van de ver ordening op de heffing van den Hoofdelijken Om slag is te wachten. Hij vermoedt dat het een druk fout is, want hij heeft niet de bedoeling gehad dat er eene algemeene herziening moet plaats hebben, maar eene die meer verband houdt met het kinder tal. Sprekers vraag was, of, evenals onlangs te Rot terdam, 's-Gravenhage en elders is geschied, ook hier een herziening van de verordening tot het heffen van een Hoofdelijken Omslag naar het in komen mag worden verwacht, die meer dan tot dusverre, zal rekening houden met de grootte van het gezin. Met genoegen bleek het hem reeds uit de Memo rie van Antwoord, dat hij den wethouder voor de financiën eene herziening dier verordening in stu die is, waarbij tevens in overweging komt de vraag in hoeverre nauwer aansluiting aan de Rijksinkom stenbelasting 1914 gezocht moet worden. Het zij spreker vergund zijne bedoeling eenigs- zins nader toe te lichten. In de moeilijke oorlogsjaren (19141917) waar in wij leven, moet menigeen overtuigd zijn gewor den, dat een volk, dat zich toelegt op gezinsbe perking, op den duur gevaar loopt zijn zelfstandig voortbestaan te verliezen, m.a.w. dat het Neo- Malthusianisme de krachtige ontwikkeling van een volk tegenhoudt. Hieruit volgt, dat de overheid, dit gevaar in ziende, elke gelegenheid moet te baat nemen om haar beschermende hand uit te strekken over de gezinnen, die uit godsdienstige of andere over wegingen het vooruitzicht op een nakomelingschap niet willen beperken. In Frankrijk, waar men allengs tot het inzicht is gekomen, dat de toegepaste praktijk van dat stelsel alle veerkracht en zedelijke grootheid doodt en bovendien leidt tot onvruchtbaarheid, worden reeds pogingen aangewend door vrijstelling van belasting de groote gezinnen in hun moeilijker levensomstandigheden tegemoet te komen. Hier in ons land zijn de gemeentebesturen bij het heffen van plaatselijke belastingen echter gebon den aan de bepalingen der Gemeentewet en deze schrijft in art. 243 III le lid voor: „Het belastbaar „inkomen wordt verkregen door het geschatte of „afgeleide inkomen te verminderen met eene som „voor noodzakelijk levensonderhoud, welke som „voor alle aanslagen gelijk is of, in verband met „de samenstelling van het gezin, op gelijken voet „berekend wordt." Dit gedeelte van art. 243 is bij de wet van 24 Mei 1897, St.bl. 156, tot stand gekomen. Het is de zuivere toepassing van het Bentham- sehe stelsel, waarbij geen andere progressie wordt toegelaten, dan die welke een gevolg is van de vermindering voor noodzakelijk levensonderhoud, terwijl de kinderaftrek, die voor de lagere inko mens eenige beteekenis heeft, voor de middenklas sen betrekkelijk geen vermindering van belasting tengevolge heeft. Spreker merkt hierbij op, dat ook onder het Ministerie-van Houten de Koninklijke goedkeuring verkregen is op de statuten van den Neo- Malthusiaanschen Bond. Kort daarna, onder liet Ministerie-Borgesius, van Leeuwaraen van Dinsdag 21 November 1916 werd by de wet van 21 September 1900, St.bl. 164, verdere progressie toegelaten (art. 243 IV 2e lid), doch de toepassing daarvan in verband met de samenstelling van het gezin, heeft geen wijziging ondergaan. Hieruit volgt, dat de grondgedachte, die elk goed belastingstelsel moet beheerschen, n.l. belas ting naar draagkracht, hierbij, wat betreft de tal rijkheid van het gezin, geheel op den achtergrond is geraakt. Vast staat immers, dat een echtpaar, moetende leven van een bepaald inkomen, stel van 3000,—, in veel gunstiger omstandigheden verkeert om be lasting te kunnen betalen, wanneer het geen, dan wel wanneer het b.v. 6 kinderen te zijnen laste heeft. Hoe staat het nu bij onze verordening? Deze is progressief in sterke mate, doch wat den kinderaftrek betreft, zoo ongunstig mogelijk. Voor ieder kind, tot een minimum van 8, onver schillig in welke klasse de ouders zijn aangeslagen, wordt slechts eene vermindering van 25,van het belastbaar inkomen toegelaten. Dit ware nog te billijken, indien de kosten voor noodzakelijk onderhoud van een kind per jaar op dat bedrag, zijnde 0,50 per week, konden wor den gesteld, men zou dan kunnen zeggen: het meerdere wat aan onderhoud of voor opvoeding van het kind wordt besteed, geschiedt uit weelde. De geringe aftrek van 25,van het belast baar inkomen der verzorgers voor elk kind is, be halve aan de onvoldoende vermindering in belas ting, ook gekomen ten nadeele van onze minver mogende ingezetenen, die gebruik maken van de voordeelen, die het verschaffen van goedkooper levensbehoeften voor hen oplevert. Wij hebben het reeds gezien dezen zomer bij de bruinbroodregeling, die beperkt werd tot een in komen van 900,25,voor ieder kind, nu zien wij het weder bij de goedkoope cokesverschaf fing, die slechts geldt voor hen, die minder dan 25,aan gemeentebelasting betalen en die dus, by een hooger aftrek van het belastbaar inkomen voor ieder kind, aan meerderen dan thans, vooral aan meer groote gezinnen, zou ten goede komen. Het is duidelyk dat, zoolang de bepalingen der Gemeentewet niet in meer gunstigen zin zijn gewijzigd, geen belangrijke verbetering kan wor den verkregen, doch het zal wel mogelijk zijn door beter aansluiting aan de Rijksinkomstenbelasting 1914, die een aftrek van 50,voor ieder kind toelaat, toch reeds eenige verlichting in lasten, vooral voor hen, die daaraan de meeste behoefte hebben, te bekomen. Ook zou alsdan moeten worden overwogen of het niet billijk is de vermindering voor noodzakelijk levensonderhoud, hier op 450,bepaald, eenigs- zins te verhoogen. De Rijksgrens is 650, Nu komt het spreker voor, dat de studie van onzen geachten wethouder van financiën meer vruchtdragend zal zyn, wanneer de Raad binnen korten tijd een uitspraak doet over deze materie en het is daarom dat spreker de eer heeft eene motie voor te stellen van dezen inhoud: „De Raad, van oordeel, dat het wenschelijk is, „de verordening tot het heffen van een hoofdely- „ken omslag naar het inkomen te herzien, zoowel „in verband met den aftrek voor noodzakelijk le vensonderhoud, als met de grootte van het gezin, „noodigt Burgemeester'en Wethouders uit, daar- „toe de noodige voorstellen te doen." Hoewel het tydstip der behandeling van deze motie door spreker gaarne wordt overgelaten aan het inzicht van den Voorzitter, is het nochthans niet Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 November 1916. 28,> zjjne bedoeling dat hierover nog lieden eene beslis sing worde genomen; het zoude hem aangenaam zijn, indien daarover te voren prae-advies van Bur gemeester en Wethouders kon worden uitgebracht. De heer Menalda is intusschen ter vergadering verschenen. De heer Zandstra zal niet het geheele sectie- verslag en de Memorie van Antwoord behandelen, maar wil slechts enkele punten aanroeren. In de eerste plaats wil hij even spreken over een tehuis voor rentetrekkers, een zaak, die wel de belang stelling van den Raad waard is. Het getal rente trekkers zal zich meer en meer uitbreiden. Boven dien bevinden zich in onze gemeente veel gepen- sionneerden, burgerlijke zoowel als militaire. Spre ker meent dat het vraagstuk wel onder de oogen mag worden gezien op welke wijze aan deze men- schen een goed en goedkoop tehuis kan worden verschaft. Spreker weet wel dat zoo'n inrichting niet uit den grond is te stampen, maar, als er studie van wordt gemaakt, zal er zeker wel iets goeds kunnen worden geboren. Spreker geeft Burgemeester en Wethouders in ernstige overweging deze zaak in studie te nemen. Hij en zijne partijgenooten zullen lnin onderzoek voortzetten. Een dergelyk tehuis zal in eene groote behoefte voorzien. Verder heeft spreker aangedrongen op het geven van een toeslag aan de gepensionneerde gemeen teambtenaren. In deze abnormale tijden is dat be slist noodig. Hij staat een beetje anders tegenover deze zaak dan Burgemeester en Wethouders en meent dat het eene zeer urgente kwestie is. Dat het Rijk de pensionneering der gemeenteambte naren op zich heeft genomen, mag geen reden zijn om aan deze inensclien, wier pensioen in normale tijden al onvoldoende is, geen toeslag te geven. Spre ker meent dat dit argument niet ernstig kan zijn gemeend. Wel mag daardoor het verband tusschen de gemeente en de gepensionneerden losser wor den, maar geheel vervalt dat toch niet. Zy hebben hun beste krachten aan de gemeente gegeven zon der daarvoor eene zoodanige belooning te ontvan gen, dat zij zelf voor den ouden dag konden zorgen. De gemeente heeft dan ook aan deze mensehen een eereschuld te voldoen en spreker meent dat de Raad wel degelijk de verplichting heeft om deze menschen op hun ouden dag wat meer levenszin te geven. De Raad kan dit doen door hun op hun pensioen een toeslag te geven. Spreker heeft de eer voor te stellen: „aan de gepensionneerde gemeenteambtena ren, bedienden en werklieden, gepensionneerd met een bedrag van 1000,en daar beneden, een toeslag toe te kennen van 20 Spreker doet dat voorstel met te meer vrijmoe digheid omdat het bestuur van het St. Anthony- gasthuis ons daarin reeds is voorgegaan. Goed voorgaan maakt goed volgen mogelijk. Nu komt spreker aan school 13. Het is bekend dat de Raad een voorstel van Burgemeester en Wethouders heeft goedgekeurd om een paar loka len niet af te werken. Spreker weet niet hoe het den anderen leden is gegaan, maar spreker heeft, toen het besluit werd genomen, niet goed doorge dacht. Bij nadere overweging evenwel komt het Rem onoordeelkundig voor die 4 lokalen niet af te werken. Bij school 4 heeft spreker voorspeld dat die te klein zou worden en die bewering is niet gelogenstraft. Waar deze school wordt gebouwd in een wijk, die zich snel uitbreidt en waar reeds omdat er meer dan 100 kinderen beneden de 6 jaar zijn stemmen opgaan om een bewaarschool te stichten, is er alle reden om aan te nemen, dat de bedoelde vier lokalen noodig zullen zyn. Spre ker vindt het daarom beter de lokalen nu af te werken. Men krijgt dan beter en goedkooper werk. Spreker zou Burgemeester en Wethouders dan ook in ernstige overweging willen geven den Raad voor te stellen de lokalen wel af te werken. Nog wenscht spreker een enkel woord in het midden te brengen over het tijdelijk personeel naar aanleiding van de opmerking in de Memorie van Antwoord, dat tijdelijk personeel niet langer of veelvuldiger in dienst is dan de behoefte ver- eischt. Spreker geeft toe dat er tijdelijk personeel noo dig is voor ziekte en verlof. Jaar in jaar uit even wel wordt hetzelfde tijdelijk personeel weer aan gesteld en werkzaam gesteld in een vaste klasse. Waarom worden dezen niet vast aangesteld? Som mige van die onderwijzers (esssen) zijn al 5 of 6 jaar tijdelijk in dienst. Bestaat de verwachting, dat het aantal leerlingen zal dalen, zoodat er dan leer krachten kunnen worden gemist? De reuzentoeloop naar school 4 eischte drie leerkrachten. Pogingen, aangewend om dien toeloop te drukken, hadden tot resultaat, dat er een vierde leerkracht noodig was. Als het nu vast staat, dat het personeel blijvend noodig is, dan mag de Raad het tijdelijk karakter der betrekkingen niet bestendigen. Ten eerste om dat men onderwijzers met twee dienstjaren niet met 500,salaris mag betalen, en ten tweede omdat er onder dit personeel tengevolge van sollicitatie veel mutatie is te verwachten. In dit verband wil spreker doen opmerken, dat de schoolcommissie heeft geklaagd over het feit, dat door het verloop van het tijdelijk personeel aan school 6 aan het onderwijs op die school veel nadeel wordt toegebracht. Ten slotte wil spreker nog iets zeggen over het salaris-adres. De heer Peletier heeft op eene spoe dige behandeling van dit adres aangedrongen. Spreker zou den Voorzitter willen vragen, of het niet mogelijk is dat de behandeling nog dit jaar plaats heeft, opdat de herziene regeling op 1 Ja nuari in werking kan treden. Spreker zal het hierby laten om straks bij enkele posten nog iets in het midden te brengen. De heer Fransen heeft gemeend enkele punten te berde te moeten brengen. Hij vindt het nuttig en noodig daarop de aandacht van Burgemeester en Wethouders te vestigen. In de eerste plaats wil spreker iets zeggen over de kwestie van het lang uitblijven der bouwver gunningen. Burgemeester en Wethouders vragen om feiten. Nu is het noemen van feiten betrekke lijk moeilijk. Wanneer een particulier tot bouwen zal overgaan, is daarvoor veel voorbereiding noo dig. Er wordt dan door verschillende omstandig heden al zoo veel tijd verloren en als dan eindelijk de voorgenomen houw zal wrnrden aangevangen, moet nog lang worden gewacht op de vereischte vergunning. Spreker verzoekt Burgemeester en Wethouders hij weet wel dat er veel werk ver bonden is aan eene bouwvergunning door het hoo- ren van verschillende commissies om aan de ter sprake gebrachte bezwaren zooveel mogelijk tegemoet te komen. De tweede kwestie, door spreker te berde ge bracht, is deze, dat de bepalingen der bouwver ordening niet worden gehandhaafd en dat er bouwvergunningen worden gegeven in strijd met de bouwverordening. In de sectie heeft spreker feiten genoemd, om dat die door verschillende leden werden gevraagd

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1916 | | pagina 4