28b Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 November 19tti.
en waren die in het rapport opgenomen, dan had
den Burgemeester en Wethouders die vraag niet
in de Memorie van Antwoord behoeven te lier-
halen, maar de drukker heeft misschien vergeten
die in het rapport te vermelden. Art. 34 der bouw
verordening, al. 1, zegt:
„De buitenmuren, scheidsmuren van aan elkaar
„grenzende gebouwen, scheidsmuren tusschen
„onderscheidene woningen of balkdragende muren
„moeten een dikte hebben van ten minste één steen
„en in eensteens verband zijn opgetrokken."
Nu mag er verschil van opvatting bestaan over
het begrip van buitenmuren bij leeken, bij bouw
kundigen bestaat dat verschil niet. De zijmuren
van een pand zijn voor dat pand buitenmuren en
moeten steensmuren zijn. Nu gaat het niet aan te
zeggen dat 1/2 steen wel kan, omdat er een pand
naast komt te staan.
Het is spreker niet bekend of er teekeningen
worden ingeleverd, waarop steensmuren zijn aan
gegeven, zoodat Burgemeester en Wethouders te
goeder trouw vergunning geven. Dan zou aan het
toezicht veel ontbreken en dat mag spreker ook
niet veronderstellen, maar toch worden verschil
lende woonhuizen gebouwd niet 1I2 steens buiten
muren en dat wordt door de bouwverordening be
slist verboden. Zelfs al zou men het binnenmuren
willen noemen, dan zijn het toch nog balkdragende
muren en die moeten één steen of minstens 20 c.M.
zwaar zijn
De Voorzitter: „er kan ook dispensatie worden
gegeven."
De heer Fransen: „dat zie ik niet in. Ik ken geen
dispensatie van deze bepaling."
De Voorzitter: „in op twee na het laatste lid van
art. 34 staat:
„Zij Burgemeester en Wethouders kunnen
van het voorschrift in het eerste lid vervat, wat
betreft de dikte der balkdragende binnenmuren,
alsmede ten aanzien van het optrekken der muren
in éénsteensverband en met betrekking daartoe
van de in dit artikel voorgeschreven dikte der mu
ren, afwijkingen toestaan."
De heer Fransen heeft dat nooit opgemerkt en
gelooft dat geen bouwkundige zal vermoeden dat
dit de bedoeling is van dit artikel. Spreker hoopt
dan ook te gelegener tijd een voorstel te doen om
dit artikel uit den weg te ruimen. Nu zal hij er
niet verder op ingaan.
erder heeft spreker gewezen op den treurigen
toestand op den hoek NieuwestadOude Doele-
steeg, tengevolge van het aanplakken van cou
ranten en fantasieplaatjes. Het is niet zoo erg als
er een enkel mensch staat te lezen, maar alles blijft
ervoor staan, fietsen, kruiwagens, handwagens
enz. Spreker wil Burgemeester en Wethouders in
overweging geven na te gaan of het ook mogelijk
is deze straat een meter of 5 te verbreeden.
Op sprekers opmerking in de sectie ten op
zichte van den ringmuur der gasfabriek, ant
woorden Burgemeester en Wethouders:
„Burgemeester en Wethouders zijn op de hoogte
„van de werking van den ringmuur der gasfabriek
„tengevolge van het opstapelen van kolen. Dit
„laatste zou echter geen bezwaar hebben opge-
„leverd als in de kolen geen broei was gekomen."
Toen een jaar geleden het ongeluk plaats had
in de Bagijnesteeg, waarbij een kind het leven
verloor, heeft spreker den wethouder, belast met
het beheer der gasfabriek, op den ringmuur ge
wezen, die ook gevaar liep, daar hij toen reeds
eenigszins overhelde. Toen was er geen sprake van
broei in de kolen. De broei, spreker geeft dit toe,
heeft het proces verhaast. Het is echter onverant
woordelijk om de kolen zoo hoog tegen een los-
staanden ringmuur op te stapelen. Een ringmuur
toch van eenige hoogte biedt nog minder weer
stand dan een houten schutting. Tegen een ring
muur, die niet versterkt is door beeren of contra-
forten, mag een dergelijke massa kolen niet wor
den opgestapeld.
Nog heeft spreker de aandacht gevestigd op
het misbruik dat er van de trottoirs wordt ge
maakt door ze te gebruiken als los- en laadplaats.
Hij hoopt dat de politie er meer dan tot nu toe
de hand aan zal houden dat de trottoirs kunnen
worden gebruikt door hen, waarvoor ze zijn, n.l.
door de voetgangers.
De heer Hiemstra heeft gesproken over de wen-
scheljjkheid om de leden der verschillende fracties
bij elkaar te laten zitten. Spreker ziet daarvan de
noodzakelijkheid niet in
De heer Hiemstra: „als uwe fractie grooter
wordt wel."
De heer Fransen vervolgt en merkt op dat hij
het dan evenmin noodig oordeelt, doch dat hij
zich niet tegen dat denkbeeld zal verzetten, omdat
hjj de heeren, als hij dat kan, wel een pleizier wil
doen. De door den heer Hiemstra beoogde vrijheid
is evenwel fictief, zij bestaat in werkelijkheid niet.
Als de heeren toch een plaats hebben ingeno
men, zullen zij, als spreker komt, zeggen: die plaats
is er over, ga daar maar zitten. Spreker mist dan
de vrijheid van keuze.
Tot de verhuring van gemeentewoningen ko
mende, wijst hij erop, dat in een dier woningen
menschen wonen, die haar al 34 jaar hebben be
woond en naar spreker meent te weten geheel ten
genoegen van Burgemeester en Wethouders. Die
menschen worden nu misschien gedwongen te ver
huizen of een bod te doen, dat met het oog op den
huidigen woningnood zoo hoog moet worden dat
zij moeilijk kunnen betalen. Spreker hoopt dat
Burgemeester en Wethouders met de omstandig
heden rekening zullen houden en de bewoners op
hun ouden dag niet zullen verjagen.
Wat het niet aftimmeren van 4 lokalen van
school 13 betreft, deels is het misschien sprekers
schuld dat deze zaak zoo is geloopen. In de ver
gadering van de commissie voor de Openbare Wer
ken is de vraag gesteld: zullen wij een school
bouwen van 8 of .12 lokalen. Die vraag is beant
woord met de opmerking dat voor de eerste jaren
een school met 8 lokalen groot genoeg zou zijn.
Daarop heeft spreker den wensch te kennen ge
geven om toch een school te bouwen van 12 loka
len, daar dit voordeeliger is, maar met de aftimme
ring der 4 overtollige lokalen te wachten. Tenge
volge van de zeer hooge houtprijzen is het niet
wenschelijk de lokalen thans af te werken. Later
zal het wat den hinder betreft, wel wat meevallen.
Als er nu 8 lokalen waren gebouwd en er moesten
later 4 bijkomen, zou dat veel meer hinder veroor
zaken.
De heer Scliaafsma wil slechts één enkel punt
bespreken, maar dat is dan ook een zeer belangrijk
punt. Spreker wil n.l. even de aandacht vragen
voor wat in de Memorie van Antwoord terzake
de distributie van levensmiddelen is gezegd. Spre
ker kan mededeelen, dat het antwoord hem en
zijne partijgenooten niet heeft bevredigd.
Wat aangaat de eerste zinsnede, daarover is hij
het met Burgemeester en Wethouders eens, n.l.
daarmee, dat uitbreiding van de lijst voor artikelen
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 November 1916. 287
die onder de Distributiewet vallen, niet tot de be
voegdheid van het gemeentebestuur behoort.
Wat nu betreft het beschikbaarstellen van
levensmiddelen tegen lagere prijzen, Burgemeester
en Wethouders zeggen, dat dit door de Distributie-
wet aan hen wordt, overgelaten. In de Distributie-
wet wordt alleen gesproken over het gemeentebe
stuur. Spreker wil niet met den Voorzitter in een
uitvoerig debat treden over de kwestie wat onder:
„gemeentebestuur" wordt verstaan, Burgemeester
en Wethouders of de Raad. Dat doet hier niet ter
zake. Hij is echter van meening dat de Raad, ook
zonder dat er een Distributiewet bestaat, kan be
sluiten tot het beschikbaar stellen van levensmid
delen tegen lagere prijzen. Burgemeester en Wet
houders zeggen:
„Vooralsnog achten zij, in overeenstemming met
,,de Raadscommissie voor de uitvoering der Distri
butiewet, de noodzakelijkheid van een dergelijke
„beschikbaarstelling niet aanwezig."
Spreker weet niet in hoeverre de commissie van
bijstand daarmede aceoord gaat. Uit deze zinsnede
echter blijkt dat er tusschen Burgemeester en Wet
houders en de massa van het volk geen contact
bestaat. Als dat contact wel bestond, dan zouden
Burgemeester en Wethouders, omdat zij dan wisten
hoe ontzettend de groote massa van het volk lijdt,
deze zinsnede misschien niet hebben neerge
schreven.
Als Burgemeester en Wethouders, evenals spre
ker, dagelijks met het volk in aanraking kwamen,
zouden zij weten hoeveel menschen gebrek lijden
en hoeveel moeite de vrouwen uit den arbeiders-
en middenstand hebben om de beide einden der
week aan elkander te knoopen.
Spreker wil alleen op waschartikelen en klompen
wijzen. Voor een paar klompen voor een jongen
van 8 jaar moet 95 cent worden betaald en een ge
meentewerkman moet een geheelen dag werken om
een paar klompen a 1,40 te verdienen.
Spreker wil in overweging geven om naast de
lijst van door den Minister beschikbaar gestelde
artikelen nog eenige tegen den normalen prijs van
1914 beschikbaar te stellen en hij wil daarvoor in
aanmerking zien gebracht klompen, sajet, onder
en bovenkleeding, schoenen en reparatieleer.
Nog wil spreker vragen of het den Voorzitter
bekend is dat er in de naaste toekomst vet, erwten
en boonen beschikbaar worden gesteld. Vet is bijna
niet te krijgen en erwten en boonen zijn voor het
behoud van de volkskracht dringend noodig. Nu
zjjn de arbeiders aangewezen op voeding met zand-
aardappelen.
Ten slotte wil spreker zijn blijdschap uitspreken
over het feit dat de cokesregeling beter is dan ver
leden jaar. Hij dringt er echter op aan de grens
van verkrijgbaarstelling hooger op te voeren, daar
onder de menschen met salarissen tusschen
1000,en 1500,de druk der tijdsomstandig
heden zeer wordt gevoeld. Ook dezen moeten, meent
spreker, goedkoope cokes kunnen krijgen.
De heer Haverschmidt wenscht het ter visie leg
gen der stukken op den ouden voet te herstellen.
Nu de halve Zondag er afgenomen is, schiet er
voor de raadpleging te weinig tijd over. Burge
meester en Wethouders hebben daar geen schuld
aan, want de Raad heeft het zoo gewild, maar
achterna is het toch verkeerd geweest. Men meen
de den concierge te gerieven, maar niemand is er
eigenlijk mee gebaat, want het stadhuis is geen
gebouw dat de concierge onbeheerd kan laten om
Zondags te gaan wandelen, en wat maakt het uit
of daar Zondagsmiddags of -avonds een raadslid
rustig stukken leest. Spreker verzoekt, ook namens
andere leden, dat het stadhuis ook des Zondags,
desnoods tot 9 uur, weer wordt opengesteld.
De heer Tiemersma wil enkele punten bespre
ken. Hij had dit willen doen bij de betrekkelijke
posten, maar in de Memorie van Antwoord is ook
bij de algemeene beschouwingen besproken het
geen spreker heeft te berde gebracht.
In de sectie heeft spreker gewezen op de ver
betering van het Stationsplein. Burgemeester en
Wethouders zeggen dat zij van de te dien opzichte
gemaakte opmerkingen goede nota hebben geno
men. Verleden jaar hebben zij datzelfde gezegd en
het zal misschien ook een volgend jaar worden
gezegd.
Artikel 179 draagt de zorg voor straten en plei
nen op aan Burgemeester en Wethouders. Wan
neer evenwel een lid van den Raad de aandacht
vestigt op een of andere straat, dan meent hij dat
het noodig is dat de toestand wordt verbeterd.
Spreker wil aannemen dat de toestand van het
Stationsplein aan Burgemeester en Wethouders
bekend is. De passage is daar zeer druk en behalve
het verkeer met rijtuigen en rijwielen, passeeren
daar per week volgens het gemeenteverslag van
1915, 20000 voetgangers.
Als spreker nu pleit voor de verbetering van
het Stationsplein, dan doet hij dat met zekeren
schroom, omdat hij voelt dat daardoor de verbete
ring van andere straten zal worden verschoven.
Burgemeester en Wethouders toch hebben het
vorig jaar gezegd dat zij met de verbetering ge
leidelijk zullen voortgaan naar den stand der be
grooting. Spreker wil nu vragen of het niet. wen
schelijk is om, als er naar den stand der begrooting
niet voldoende kan worden verbeterd, eens dieper
in den buidel te tasten.
De Bleekerstraat, Singelstraat en het Noord-
vliet wachten al een paar jaar op verbetering.
Spreker meent dat er alles voor is te zeggen om
beter in te grijpen, ten einde te voorkomen dat er
in de verbetering van straten een achterstand ont
staat.
Nog wil spreker wijzen op de wenschelijkheid
van de overneming van particuliere straten. Burge
meester en Wethouders meenen nu particuliere
eigenaren te dwingen tot verbetering door het niet
aanleggen van gasleiding. Dit is echter voor de
bewoners ongemakkelijk en voor de gemeente min
der voordeelig. Spreker vraagt of tegen die on
willige eigenaren niet krasser kan worden opge
treden. Is er, vraagt spreker, in art. 179 der Ge
meentewet niet eene bevoegdheid te vinden die
gelegenheid geeft sterker bij die particulieren op
overneming door de gemeente aan te dringen?
Wat de Yerversbrug betreft, de verbetering
daarvan houdt verband met den nieuwen ver
keersweg, daar het in de bedoeling ligt deze brug
te vervangen door de Oosterbrug. Deze brug is
breeder voor de passage en dus beter wat betreft
eene vluggere passage. Door buitengewone om
standigheden gaan Burgemeester en Wethouders
evenwel nog niet over tot de verbetering van den
nieuwen verkeersweg en blijft de Yerversbrug in
tact. Spreker wil nu vragen, of het wel juist is
gezien, de Verversbrug weer te vervangen door
een draaibrug.
De ruimte laat niet toe de brug geheel rond te
draaien en de brug kan niet eerder worden ge
sloten voordat het geheele schip is gepasseerd. De
toestand blijft dan vry gelijk. Spreker zou daarom
in overweging willen geven de Verversbrug te ver
vangen door een klapbrug.