best voorstellen dat niet alleen de sociaaldemocra
ten, maar ook de zakenmenschen liever des avonds
vergaderen. Spreker wil dat ook wel en onder
steunt dan ook het denkbeeld van den lieer
Terpstra.
Wat nu aangaat het denkbeeld der sociaaldemo
craten om in de vergaderingen van den Raad bij
elkander te zitten, spreker ziet niet in wat daar
tegen is. Bij onderlinge schikking kan zoo iets wel
in orde worden gebracht.
De heer Zandstra wil een vraag stellen. Hij
vraagt of het noodig is nog een straat te noemen,
die in desolaten toestand verkeert, n.l. de Span
jaardstraat.
In de sectievergadering heeft spreker erop ge
wezen dat de toestand op het Schoppershof erbar
melijk, ja levensgevaarlijk is. Er wonen 21 gezinnen
die alle over een bruggetje moeten, welk bruggetje
zeer gevaarlijk is. Bovendien zijn bij regenachtig
weer de voetpaden niet te passeeren.
Nu zeggen Burgemeester en Wethouders wel
dat het voor de gemeente niet aangaat te voorzien
in de tekortkomingen van anderen. Dit is ook niet
de bedoeling. De vraag is echter of door de Ge
zondheidscommissie of het Woningtoezicht geen
dwingende maatregelen kunnen worden genomen.
De heer Oosterhoff (wethouder) wijst erop dat
er twee punten ter sprake zijn gebracht, welke de
belastingen betreffen, een door den heer Hiemstra,
n.l. de belasting op de tooneelvertooningen en
andere openbare vermakelijkheden en een door den
heer H. P. de Haan, n.l. de Hoofdelijke Omslag.
Spreker wil daaromtrent eene enkele opmerking
maken. Burgemeester en Wethouders zijn het vol
komen eens met den heer Hiemstra, die zei dat niet
elke vergadering, al wordt die opgeluisterd met
muziek of lichtbeelden, onder de belasting moet
vallen. Van vergaderingen toch, die propaganda tot
hoofddoel hebben, behoort geen belasting geheven
te worden, ook al worden zij door muziek opge
luisterd.
Het is echter zeer moeilijk precies een grens te
trekken. De heer Hiemstra heeft nu beweerd dat
de verordening onjuist wordt toegepast. Daartegen
moet spreker protesteeren. Het kan echter wel ge
beuren dat de eene of andere vergadering onder de
verordening is gebracht, die daar naar de meening
van den heer Hiemstra niet onder behoorde. Maar
dat is geen onjuiste toepassing. Dat is een kwestie
van appreciatie. Burgemeester en Wethouders
overwegen eene wijziging der verordening in den
geest van den heer Hiemstra.
Spreker heeft met groote belangstelling geluis
terd naar de rede van den heer H. P. de Haan. Hij
wil er evenwel op wijzen dat Burgemeester en
Wethouders gebonden zijn aan de bepalingen der
Gemeentewet: de aftrek moet geschieden in ver
band met de omstandigheden en op gelijken voet.
De heer de Haan heeft gesproken over aanslui
ting aan de Rijksinkomstenbelasting. Burgemeester
en Wethouders zijn bezig ook deze zaak te over
wegen, maar stuiten daarbij op moeilijkheden. Wat
voor het geheele land geen bezwaar is, kan dat
wel zijn voor een enkele plaats en het is dan ook
de vraag of die aansluiting voor onze gemeente
goed is. De lieer de Haan is echter geëindigd met
een motie en dat heeft spreker verwonderd, omdat
de zaak reeds bij Burgemeester en Wethouders in
behandeling is. Hij zou zich de indiening kunnen
voorstellen als dat een uitvloeisel is van de klacht
over gebrek aan voortvarendheid bij het college.
Spreker verzekert dat de kwestie van den Hoofde-
lijken Omslag zeer ernstig in bewerking is. Het
voornemen bestaat om in een der eerste vergade
ringen van Burgemeester en Wethouders eenige
(Principieele punten te bespreken. Het stellen dei-
motie en het vragen om prae-advies is dan ook
absoluut overbodig.
De Voorzitter stelt voor na de pauze te begimien
met de bespreking van de wethouderssalarissen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Te 12l/2 uur wordt de vergadering geschorst.
Te 11I4 uur wordt de behandeling voortgezet.
Aanwezig zjjn de heeren: P. A. de Haan, Tulp,
de Vos, H. P. de Haan, Cohen, Tiemersma, Atte-
ma, van Weideren baron Rengers, Hiemstra,
Schaafsma, Terpstra, Zandstra, Koopmans, Dijk
stra, Beekhuis, Peletier, Fransen, Haverschmidt,
van Sloterdijck en Menalda.
De Voorzitter stelt nu aan de orde:
Hierbij komt in behandeling het voorstel van de
Commissie van Rapporteurs om dit volgno. te ver-
hoogen met 1200,
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Peletier zegt dat in de toelichting tot
het rapport een wensch is neergeschreven, welke
misschien door den Raad wordt gedeeld, n.l. of de
wethouders er niet toe kunnen besluiten zich eens
of meermalen per week zoowel voor het publiek als
voor de leden van den Raad disponibel te stellen.
De wethouders zijn nu evenwel afwezig en de Raad
weet dus niet hoe zij over dit denkbeeld denken.
Spreker vraagt daarom of de Voorzitter daarom
trent ook inlichtingen kan verschaffen.
De heer Hiemstra en zijne partijgenooten hebben
ook de kwestie van de salarieering der wethouders
overwogen. Zij voelen wel iets voor de argumenten
die in het sectieverslag voorkomen. Naar hunne
meening is het ook wenschelijk dat de wethouders
op bepaalde uren zoowel voor de leden als voor het
publiek të spreken zijn. Als dat gebeurt, moeten zij
meer tijd beschikbaar stellen voor de gemeente en
dan moet dat ook worden beloond. Het is goed dat
over verschillende zaken met de wethouders over
leg kan worden gepleegd. Spreker en zijne partij
genooten zullen voor het voorstel der Commissie
van Rapporteurs stemmen als een spreekuur wordt
toegezegd.
De heer Haverschmidt zegt dat men een jaar ge
leden verrast werd door de benoeming van een
vierden wethouder en wel op zeer ondeugdelijke
gronden. Het hoofdmotief van den voorsteller was.
volgens diens eigen woorden, dat een college van
Burgemeester en Wethouders moet bestaan uit
een oneven aantal personen, alsof het in Amster
dam, Rotterdam, 's-Hage en Utrecht met vijf wet
houders spaak loopt, en een ander lid noemde als
aanbeveling, dat de burgemeester dan wat minder
het woord zou kunnen voeren.
Het resultaat is nu dat de burgemeester haast
altijd aan het woord is, nu wethouder Oosterhoff,
die vroeger de bedrijven had en een hartig woordje
mee kon spreken, zich thans bepaalt tot zjjne af-
deeling financiën, wraarin hjj geen ongelijk heeft.
Thans zal men in eigen kring de traktementen
van de vier heeren nog wat aandikken en spreker
acht liet niet onmogelijk, dat we het volgend jaar
ons zelf gaan pensionneeren, bijvoorbeeld met
25,per jaar met terugwerkende kracht, zoodat
spreker 6UÜ,krijgt.
Spreker wenscht aan die dingen niet mee te
doen, daar hij van meening is (de wethouders zullen
het ongetwijfeld met hem eens zijn) dat hun arbeid
niet 1200,voldoende is gehonoreerd.
De heer Fransen zegt dat hij, toen in de sectie
de salarisverhooging der wethouders ter sprake
kwam, zich tegen heeft verklaard op de volgende
gronden. Bij de vorige begrooting is deze post ver
hoogd met 1200,met de bedoeling het aantal
wethouders met één uit te breiden. De heer Hiem
stra heeft bij die gelegenheid, mede namens zijne
partijgenooten, gezegd dat zij daar onverschillig
tegenover stonden; alleen zouden zij meegaan als
de Voorzitter een belangrijk deel van zijn werk zou
kiuinen overdragen. De heer Hiemstra had veel be
zwaar dat de burgemeester met Openbare Werken
belast was. Hij wenschte deze afdeeling te doen res
sorteeren onder den vierden wethouder. Toen de
vethouder van financiën aftrad werd de wethou
der der bedrijven, de heer Oosterhoff, met financiën
belast en werd de nieuwe wethouder, de heer Bin-
nerts, wethouder van de bedrijven. Eenigen tijd
later werd een vierde wethouder benoemd en deze
deelde met den heer Binnerts de bedrijven. De heer
Oosterhoff had vroeger die afdeeling alleen be
handeld. Do zaken marcheeren nu niets beter dan
toen, maar het kost aan de gemeente 1200,
meer. Daarom heeft spreker zich tegen verklaard.
Destijds heeft spreker voorgestemd, in de hoop, dat
Burgemeester en Wethouders genegen zouden zijn
de functies behoorlijk te verdeelen. Waar gebleken
is dat zij dit niet hebben gewild, zal spreker nu
tegen verhooging stemmen.
De heer Koopmans kan evenmin met de verhoo
ging van het salaris van de wethouders meegaan.
Men moet niet uit het oog verliezen, dat het ambt
van wethouder in de eerste plaats een eereambt is,
al wordt er dan ook veel van hun tijd en werk
kracht gevorderd. Met de leden van den Raad is dit
ook het geval. Het is moeilijk een grens voor het
salaris te bepalen, maar het bedrag is nog niet lang
geleden op 1200,gebracht en het college on
langs uitgebreid. Hij voor zich gevoelt geen vrijheid
met het voorstel mee te gaan.
De heer Beekhuis wijst erop dat de sprekers, die
tegen het voorstel der Commissie van Rapporteurs
hebben gesproken, hun hart hebben gelucht over
het feit dat de instelling van een vierden wethou
der niet aan de verwachtingen heeft beantwoord.
Dit punt moet echter geheel worden gescheiden van
de salariskwestie. Het heeft er niets mee te maken.
Ook spreker was, omdat hij er de noodzakelijkheid
niet van inzag, een tegenstander van een vierden
wethouder. Hij reageert daar nu echter niet meer
op. De vraag, die den Raad nu bezighoudt is deze:
is 1200,eene voldoende belooning! Het komt
spreker voor dat dit niet het geval is, nu er steeds
meer eischen mogen worden gesteld aan de wet
houders, welke betrekking meer en meer den ge-
heelen man eischt. En dan gaat het niet aan te zeg
gen dat 1200,voldoende is. Spreker zal dan ook
meegaan met het voorstel der Commissie van Rap
porteurs.
De heer Tulp is het eens met den heer Beekhuis.
Ook hij meent dat eene belooning voor het wethou
dersambt, goed waargenomen, verhoogd moet wor
den. De redeneering dat het een eereambt is, is
betrekkelijk waar, maar dan is er eene groote scha
duwzijde aan verbonden, daar het dan alleen kan
worden vervuld door hen, wien dit financieel niet
hindert.
Hierdoor wordt de keuze te beperkt, want wordt
het salaris verhoogd, dan kan het ook door andere
bekwame leden worden waargenomen, die dan om
financieele redenen het niet behoeven na te laten.
Spreker onderschrijft den wensch dat de wet
houders zich eenige uren per week voor de leden
van den Raad en het publiek disponibel stellen.
De heer P. A. de Haan doet opmerken, dat de
heer Hiemstra namens de fractie een spreekuur
van de wethouders als eisch heeft gesteld, terwijl
de Commissie van Rapporteurs daarvan alleen de
v enschelijkheid uitspreekt. Spreker meent dat er
geen eisch moet worden gesteld; dit zou voor de
thans zittende wethouders overwegende bezwaren
kunnen hebben. Zij zouden dan gedwongen kunnen
worden hun ambt neer te leggen. Spreker meent
dat het bij een wensch moet blijven.
De heer Hiemstra meent dat het volkomen juist
is dat hij den eisch gesteld heeft dat de wethouders
zich een paar uur per week disponibel stellen voor
de raadsleden en het publiek. Hij kan dien eisch
dan ook niet loslaten. Wanneer de wethouders niet
meer tijd behoeven te besteden aan gemeentezaken
dan tot nu toe, dan acht spreker het salaris vol
doende. De wethouders moeten echter leiding aan
de zaken geven en dan acht spreker het wenschelijk
dat zij zich meer in de zaken inwerken. In de vorige
begrootingsvergadering heeft spreker gezegd dat
de discussie voor een groot deel door den Voor
zitter wordt geleid en dat komt omdat deze er
beter inzit. Spreker acht het wenschelijk dat ook
de wethouders in de zaken zitten. Dan kunnen zij
meer leiding geven. Als zij een spreekuur houden,
dan moeten zij zich meer met de zaken bemoeien.
Als die eisch wordt gesteld, wil spreker daarvoor
wel vergoeding geven. Als spreker de zekerheid
krijgt dat de wethouders er meer werk van zullen
maken, zal spreker voor het voorstel der Commis
sie van Rapporteurs stemmen. Hij moet aan zijn
eisch vasthouden.
Spreker is het niet eens met den heer Koopmans,
die het geluid laat hooren, dat het wethoudersambt
een eereambt is. Dat is een oud, afgezaagd geluid.
Die redeneering is ook wel in de Staten gehouden.
Het is geen eereambt. Als dat het geval was, zou
het, consequent gesproken, alleen kunnen worden
waargenomen door die mensehen, die genoeg kapi
taal bezitten om te leven.
De heer Beekhuis gelooft dat er veel waars is
in hetgeen de heer Hiemstra zegt en vooral op dit
punt, dat de Voorzitter een zeer groot aandeel
neemt in het werk, dat eigenlijk ligt op de schou
ders van de wethouders. Spreker gelooft ook wel
dat dit een uitvloeisel is van het feit dat de Voor
zitter meer in de zaken zit dan de wethouders. Men
moet, ook dit is spreker met den heer Hiemstra
eens, de wethouders beter salarieeren, als zij meer
tijd zullen besteden om zich in te werken in de
zaken. Het komt spreker echter voor dat het niet
goed gezien is te zeggen: nu zullen wij als eisch
stellen dat de wethouders een spreekuur houden.
Daartoe kan de Raad de wethouders niet dwingen.
Wat zal b.v. de wethouder van financiën met een
spreekuur doen. De wethouder van onderwijs heeft
al driemaal per week spreekuur. Voor de bedrijven
is zulks ook wel gewenscht. Het is echter een zaak,
die de wethouders onderling en zelf moeten uit
maken. Door het salaris te verhoogen wordt den
290 Verslag van de handelingen van den
van Leeuwarden van Dinsdag 21 November 1916.
Volgno. 102. Jaarwedden van vier wethouders.
f 4800
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 November 1916. 291