is hoe moet iemand met een klein inkomen rond
komen? Spreker is echter van oordeel dat de toe
standen hier niet van dien aard zijn dat zij maat
regelen als door den heer Schaafsma bedoeld, wet
tigen. Spreker is overtuigd dat, als de toestand
in het geheele land "was als in Friesland, de Distri-
butiewet nooit zou zyn tot stand gekomen
De heer Schaafsma: „Friesland is geen Leeu
warden."
De Voorzitter vervolgt en zegt toe te geven dat
de toestand op het platteland gunstiger is dan hier.
Ook ontkent hij niet dat er in zekere kringen gebrek
wordt geleden. Waar echter enkele categorieën
met buitengewone moeilijkheden hebben te kam
pen, is het moeilijk om in het algemeen over te
gaan tot het verstrekken van goedkoope levens
middelen. Als er een algemeene malaise was, zou
het een andere vraag zijn. Spreker heeft een
enquête ingesteld bij alle instellingen van liefda
digheid hier ter stede. Spreker noemt een aantal
instellingen die hem uitdrukkelijk bericht hebben
dat de behoefte geringer is dan andere jaren.
De Armenkamer heeft geantwoord dat er weinig
aanvragen om buitengewone bedeeling zijn. Het
Steuncomité, dat in September 1914 37U2,heeft
uitgegeven, heeft in September 1916 57,noodig
gehad.
Bij de klasse die de liefdadigheid het eerst
pleegt ter hulp te roepen, is de toestand gunstiger
dan in normale tijden. De groote groep van losse
arbeiders heeft het dezen winter beter dan in ge
wone tijden. Het loon toch is buitengewoon geste
gen. Spreker meent dat het meeste gebrek wordt
geleden in de groep inkomens van 1000,tot
1200,Als nu levensmiddelen tegen goedkoope
prijzen werden beschikbaar gesteld, zouden zij die
ze noodig hebben, die goederen niet alleen krijgen.
Burgemeester en Wethouders zijn bezig te onder
zoeken of het ook mogelijk is klompen tegen eeu
verlaagden prijs beschikbaar te stellen. Dat heeft
ernstige financieele gevolgen en men dient wel
eerst goed te overwegen of het gewettigd is een
dergelijken last op de schouders te nemen. Als men
weet dat velen, die het niet noodig hebben, ervan
zullen profiteeren, zal men zich wel driemaal be
denken eer men op groote schaal goederen tegen
verlaagden prijs gaat beschikbaar stellen.
Er is, spreker erkent dit, hier en daar gebrek
en de hulpbehoevenden moet men trachten te be
reiken, maar dan langs een anderen weg en niet
door de toepassing der Distributiewet.
Wat de vraag van den heer Schaafsma naar vet
betreft, dit is eindelijk in aantocht. Misschien is
het al aangekomen. Met boonen en erwten zqn wij
echter niet zoo gelukkig. Spreker is daarvoor reeds
naar den Haag geweest. Wij zijn echter afhanke
lijk van het algemeen distributiekantoor. Spreker
veronderstelt echter dat deze ook niet meer lang
op zich zullen laten wachten.
De heer Hiemstra is teruggekomen op den wel-
standsgrens bq de broodkaarten. In het sectie
rapport is daaromtrent gesproken van eene mis
leiding van den Raad door Burgemeester en Wet
houders. Het zou spreker aangenaam zjjn als de
heer Hiemstra die uitdrukking terugnam. Hij
spreker gelooft dat de heer Hiemstra zich ver
gist. Yan misleiding is geen sprake.
De geheele beschikbaarstelling van brood werd
voor H/a jaar geheel door den burgemeester bedis
seld. Toen kwam de vraag naar de weistandsgrens.
In de vergadering van Burgemeester en Wethou
ders heeft spreker gezegd dat het formeel een zaak
van den burgemeester was, maar dat hij de zaak
van te veel gewicht achtte om geen overleg met
de wethouders te plegen. De Minister gaf geen
lichtsnoer wat die weistandsgrens moest zijn. Spre
ker heeft daarom telegrammen gezonden aan de
burgemeesters van Amsterdam en Groningen met
verzoek hem te berichten hoe zij deze zaak behan
delden.
Van Amsterdam kreeg spreker ten antwoord,
dat de burgemeester den Minister had gevraagd
den tot dusver gevolgden regel te mogen behouden.
De burgemeester van Amsterdam meende dus dat
het een zaak van den Minister was.
De burgemeester van Groningen antwoordde:
„Ik dacht te nemen ongeveer 1300,de grens
ook voor den toeslag aan gemeente-personeel, doch
zal vooraf den Minister inlichten."
Ook deze burgemeester is dus van oordeel dat
het bepalen van de weistandsgrens een zaak is die
den Minister aangaat. Sprekers ir.druk is dan ook
geweest dat hij niet de bevoegdheid had die grens
vast te stellen. Zooals bekend is hebben Burge
meester en Wethouders den Minister voorgesteld
om die personen de kaart te laten behouden, die
een bezaten. De Minister keurde dit niet goed. Hoe
is dit te rijmen met de voorstelling van den heer
Hiemstra dat de burgemeester het voor het zeggen
had? Toen spreker later de weistandsgrens ter
goedkeuring aan den Minister heeft voorgelegd,
heeft deze haar goedgekeurd.
De heer Hiemstra ziet dus dat er van misleiding
geen sprake is en de door spreker uitgesproken
meening op goede gronden steunde.
Wat nu het denkbeeld betreft om een tehuis te
stichten voor rentetrekkers en gepensionneerden,
dat denkbeeld is spreker sympathiek. Het is echter
een nieuw denkbeeld in ons land en deze kwestie
mag wel rijp worden overwogen.
Spreker wil de toezegging wel geven dat hij zich
van de zaak op de hoogte zal stellen, maar hij kan
niet beloven dat dit spoedig zal gebeuren. Een
denkbeeld dat spreker niet sympathiek is is dat
van den bijslag op het pensioen. In beginsel acht
spreker dit een stap op het verkeerde pad. Hij
heeft aan de Memorie van Antwoord niets toe te
voegen. Men kan het pensioen beschouwen als eene
verzekering. Wanneer men den weg opgaat daarop
een bijslag te geven, waar is, vraagt spreker, dan
de grens en moet men vragen of de gemeente ook
andere burgers, die zich niet voldoende kunnen
redden, moet helpen.
Hetzelfde bezwaar heeft spreker tegen het denk
beeld van den heer Terpstra tot het geven van
een bijslag op de werkloosheiduitkeering. Ook daar
dringt zich de vraag op: waar is de grens om de
menschen die behoefte hebben, te helpen uit de
openbare kas?
Spreker weet niet of de heer Schoondermark
wil antwoorden op hetgeen aan het adres van de
onderwijzers is gezegd. Burgemeester en Wethou
ders zullen het prae-advies bespoedigen. Zij kunnen
evenwel daarop niet vooruitloopen als de heer
Zandstra deed, die meent dat prae-advies synoniem
is met herziening.
De heer Terpstra besprak de Averkloosheid zelf
en hij heeft gezegd dat Burgemeester en Wethou
ders bij eventueel intredende werkloosheid onvoor
bereid zouden zijn. Dat is onjuist. In 1914 zijn
Burgemeester en Wethouders begonnen een lijst
van werken ter bestrijding van buitengewone
werkloosheid vast te stellen. Die lijst is lang niet
afgewerkt, omdat er geen buitengewone werkloos
heid is geweest. Als er dan ook eventueele werk
loosheid mocht intreden, liggen er verscheidene
ontwerpen klaar. Burgemeester en Wethouders
zijn dus zoo goed mogelijk voorbereid. Dat tot de
uitvoering moet worden overgegaan, acht spreker
hoogst onwaarschijnlijk, daar er eerder een tekort
is aan arbeidskrachten dan een te veel.
De vraag betreffende de rangschikking van
Leeuwarden in de klasse voor de personeele be
lasting komt binnenkort bij het college van zetters
ter sprake. Spreker wil gaarne die besprekingen
afwachten.
Er is Burgemeester en Wethouders een grief ge
maakt over de advertentie betreffende liet ver
huren van huizen. De heer Fransen heeft zelfs ge
vraagd of de gemeente van plan was de oude be
woners eruit te zetten. Spreker wil opmerken, dat
de gemeente niets anders heeft gedaan dan wat zij
gewoonlijk doet. Als de huur afloopt, tracht zij
om de zooveel jaar te weten te komen wat het huis
waard is. Als de gemeente de huizen altijd onders
hands verhuurde, kon er juist van de zijde van den
heer Hiemstra wel eens eene opmerking komen.
De advertentie beteekent nu niet dat Burgemees
ter en Wethouders de huizen aan de allerhoogste
bieders zullen gunnen. Als het zoover is komt het
toch bij den Raad. Het is alleen de bedoeling de
waarde te weten te komen.
De grief van den heer H. F. de Haan, dat Burge
meester en Wethouders te weinig voortvarend zijn,
wordt geastrueerd door een beroep op den ver
keersweg langs de Keizersgracht. Spreker doet
opmerken, dat er in het geheel niet langzaam is
gewerkt. Op 15 Juni 1916 besloot de Raad tot aan
koop der bleekjes. Ei- moest toen briefwisseling
worden gevoerd met het Roomsch-Katholiek Arm
bestuur, de acte moest worden gepasseerd enz.
Burgemeester en Wethouders konden dan ook niet
voortvarender zijn. Er is. evenwel geen haast bij de
zaak, omdat de gemeente geen brug kon bouwen
en de verkeersweg samenhangt met de brug. Dit is
niet om de kosten, maar omdat er geen materiaal
is te krjjgen. Er moet op \jzer worden gewacht.
De heer H. P. de Haan heeft verder zijn bezwaar
herhaald tegen de uitstallingen op de stoepen.
Spreker is het met den heer de Haan eens dat dit
een groot bezwaar oplevert, maar verwijst naar
het feit dat, toen spreker indertijd eene wijziging
der verordening voorstelde, de Raad die wijziging
niet heeft gewild. Wat er gebeurt is niet in strijd
met de vigeerende verordening en als een agent
van politie ter zake proces-verbaal zou opmaken,
gelooft spreker niet dat veroordeeliug zal volgen.
Om dat gedaan te krijgen zou het artikel moeten
luiden zooals het indertijd door de Commissie voor
de Strafverordeningen is voorgesteld.
De mededeeling over gebrek aan orde bij afge
draaide bruggen zal spreker den commissaris van
politie overbrengen. Als de agent, die bij de Oos-
terbrug stond, op des heeren de Haan's opmerking
te dier zake, geantwoord heeft dat liet een zaak is
van den brugwachter, dan kent die zjjne instructie
niet.
Wat school 13 betreft, die is gebouwd met 12
lokalen, omdat zulks goedkooper uitkwam. Be
hoefte aan 12 lokalen bestond er daar nog niet,
evenmin als thans, voorzoover spreker bekend is.
Wat de opmerking aangaat van den heer Fransen
dat de bouwvergunningen zoo lang uitblijven, spre
ker moet met nadruk ontkennen dat dit het geval is.
Dat er aan die vergunningen langzaam wordt ge
werkt, kan spreker niet toegeven. De inspecteur
voor het Woningtoezicht heeft het niet zoo druk
en bjj de secretarie bespoedigt spreker die zaken
zooveel mogelijk. Als er een aanvraag om te bou
wen binnenkomt, blijft die zoo kort liggen als
eenigszins mogelijk is. Hier is voor het afwerken
der bouwvergunningen niet het Vio vai1 tijd
noodig, die men daarvoor in groote gemeenten ge
bruikt. Spreker Zou dan ook gaarne zien dat de
leer Fransen een bepaald geval noemde, waarin
de bouwvergunning te lang is uitgebleven.
Spreker kan ook niet toegeven dat de bepalingen
der bouwverordening niet worden gehandhaafd.
Dat is wel meer beweerd en spreker heeft derge
lijke beweringen altijd onderzocht. Zoo heeft de
heer Fransen eens geklaagd over de toepassing-
van art. 12 bij een pand aan de Willemskade en
het bleek bij onderzoek dat het niet juist was
De heer Fransen: „ik ben dat nog niet met li
eens."
De Voorzitter zegt dat het toch zoo was en dat
hij geen gevallen heeft kunnen ontdekken, waarin
de verordening niet is nageleefd. Zoowat van alle
artikelen kunnen Burgemeester en Wethouders
dispensatie verleenen, zoodat de zaak formeel al
tijd wel in orde kan zijn.
Toen spreker hier kwam, was hij niet ge
rust, omdat in zoovele gevallen dispensatie kan
worden verleend. In ovei'leg met een paar bouw
kundigen, den inspecteur van het Woningtoezicht
en den Directeur der Gemeentewerken, heeft spre
ker een lijst van minimum eischen laten samen
stellen. Die lijst is zoo uitvoerig mogelijk vastge
steld en spreker gelooft dat daarmee het mogelijke
is bereikt wat betreft de gelijkvormigheid der toe
passing. Het zal altijd wel voorkomen dat een bou
wer denkt iets minder gunstig te zijn behandeld
dan een ander. Spreker keurt goed dat de ver
ordening zooveel mogelijk aan de omstandigheden
wordt aangepast. Spreker herhaalt dat van de
dikte der buitenmuren dispensatie kan worden
verleend, al is spreker bereid te onderzoeken of
hiervan misschien een wat ruim gebruik is ge
maakt.
De hinder, welke door het aanplakken aan den
muur in de Oude Doelesteeg wordt veroorzaakt,
erkennen Burgemeester en Wethouders. Volgens
de bestaande verordening is het echter niet moge
lijk daartegen iets te doen. Spreker zegt overwe
ging van deze kwestie toe. Verbreeding van die
steeg zal wel moeilijk gaan, maar de kwestie der
verbetering van de verkeerswegen heeft de voort
durende aandacht van Burgemeester en Wet
houders.
Spreker herinnert zich geen waarschuwing van
den heer Fransen inzake den ringmuur van de
gasfabriek.
De wethouder voor de gasfabriek herinnert zich
die ook niet. Als er een fout is gemaakt, dan is die
begaan door den betrokken directeur. Spreker
heeft nooit van een scheur in den muur gehoord,
voordat de broei in de kolen kwam.
De heer Tiemersma heeft de verbetering van het
Stationsplein te berde gebracht. Spreker weet niet
hoever hier de bevoegdheid der gemeente gaat. Hij
meent dat het Stationsplein aan de Maatschappij
tot Exploitatie van Staatsspoorwegen behoort.
Wat de te verbeteren bestrating betreft, er is
een lijst van straten, die daarvoor het eerst in aan
merking komen. Die lijst wordt afgewerkt. De heer
Tiemersma zegt dat de verbetering niet snel ge
noeg gaat, maar de uitgaven voor straatverbete
ring nemen kolossaal toe. Er wordt daarvoor veel
meer uitgegeven dan vroeger. Dat die uitgaven in
de laatste jaren niet zooveel hooger zjjn geworden
is een voorzichtigheidsmaatregel geweest. De
Bleekers- en Singelstraten, die op no. 1 stonden,
294 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 November 1916.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
Leeuwarden van Dinsdag 21 November 1916. 295