J
334 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 December 1916
kunnen boeren. Aan den anderen kant moet de
Raad de zekerheid hebben dat de huurders van ge
meenteplaatsen niet binnen korten tijd vermogen
de mensehen worden. Na de toelichting des Voor
zitters blijkt spreker toch, dat de huurprijs van
j 54,wordt gerekend te zijn de normale prijs
van het oogenblik.
De Voorzitter: „de deskundige heeft de plaats
getaxeerd op 54,per pondemaat."
De heer Hiemstra vervolgt en zegt dat als men
ziet tegen welken prijs plaatsen in de nabijheid
dei- stad worden verhuurd, een huurprijs van
54,per pondemaat beduidend te laag lijkt.
Spreker wil niet graag een onbillijken huurprijs
vragen. De Raad zal in het algemeen het advies
van den deskundige opvolgen. Hij heeft er echter
slechts één en nu vraagt spreker of het, waar het
zoo'n belangrijke zaak geldt, wel juist is te gaan
zeilen op het compas ven één deskundige. Boven
dien isdezp man al eenige jaren uit het bedrijf en
leeft hij zoo niet meer mee. Spreker vraagt daar
om of het niet wenschelijk is nog een deskundige
te vragen om de plaats te taxeeren. Niemand wil
te veel huur, maar ook niemand wil dat de pach
ters van gemeenteplaatsen binnen enkele jaren
vermogende menschen worden. Spreker wil daar
om dit punt aanhouden en een tweeden deskundige
benoemen.
De heer Attema zal op de meeste punten niet
ingaan. Spreker zou willen voorstellen den heer
Tijsma deze twee jaar te laten wonen om daarna
de plaats of publiek of ondershands te verhuren.
Spreker weet niet wie liet voorstel heeft gedaan,
hij gelooft echter van Tijsma zelf. Spreker acht
het beter dat de gemeente nog twee jaar aan deze
huur vastzit dan dat zij de plaats voor 54,voor
5 jaar verhuurt, terwijl die meer waard is.
De Voorzitter begrijpt niet hoe de heeren kun
nen zeggen dat de plaats meer waard is. De ge
meente heeft den deskundige Palsma al herhaal
delijk geraadpleegd. Hij is geheel deskundig en in
landbouwkringen een man van gezag. Deze schat
de waarde op 54,per pondemaat. Als de
raadsleden met voorbeelden kunnen aantoonen dat
het te laag is, is het wat anders. Dat los land voor
een hoogeren prijs wordt verhuurd is geen be
wijs
De heer Hiemstra: „ook plaatsen van f 65,a
70,-."
De Voorzitter weet wel dat de gemeente op het
oogenblik een hoogeren prijs kan bedingen. Er
worden toch tegenwoordig prijzen geboden die on
verantwoordelijk zijn. Het is echter heel onver
standig van de gemeente om altijd den hoogsten
bieder te accepteeren. Dan hebben de plaatsen
spoedig een deel van hare waarde verloren.
Het is eenvoudig de kwestie of de Raad den
deskundige vertrouwt of niet. Deze heeft de waar
de getaxeerd op 54,per pondemaat. Hij meen
de dat er een zekere billijkheid in zat rekening te
houden met het contract. Burgemeester en Wet
houders evenwel hebben gezegd dat daarvoor geen
reden bestaat. De heer Tijsma Sr. wil van het con
tract af. Als dit gebeurt, dan is dat een gunst.
Burgemeester en Wethouders zijn nu van oor
deel dat het verstandig is het verzoek in te wil
ligen en nemen den prijs aan, die Palsma als de
juiste heeft aangegeven. Spreker heeft tot nu toe
geen enkele weerlegging van dit standpunt ge
hoord.
De lieer Hiemstra meent dat het niet gemakke
lijk is dit te bestrijden. Spreker is toch geen des
kundige en hij moet afgaan op wat er voor plaat
sen wordt besteed. Met den Voorzitter is spreker
het eens dat het niet goed is eruit te halen wat
erin zit. Hij is echter niet gerust dat de gemeente
voldoende krijgt en nu is het een bescheiden eisch
om nog een tweeden deskundige uit te noodigen de
plaats te taxeeren. Dan staat de Raad sterk. Spre
ker vindt altijd twee deskundigen beter dan één. Als
het een klein plekje was, maar het geldt hier een
belangrijke zaak.
De lieer Haverschmidt kan wat den huurprijs
betreft, wel voorbeelden noemen, daar hem de
huurprijzen bekend zijn van de eigendommen van
het St. Anthony-Gastliuis, die even gunstig bij de
stad zijn gelegen als deze plaats.
Genoemde instelling heeft een anderen deskun
dige dan de gemeente, maar de taxaties komen vrij
Avel overeen, zoodat spreker geen bezwaar heeft
met het voorstel van Burgemeester en Wethouders
mee te gaan.
De heer Koopmans: „het is mogelijk dat de huur
niet al te hoog is, maar men moet niet uit het oog
verliezen dat de huur feitelijk voor de laatste drie
jaar 62,per pondemaat is."
De heer Hiemstra stelt voor de behandeling van
dit voorstel aan te houden en een tweeden deskun
dige te benoemen.
De heer Fransen: „als dit voorstel wordt aan
genomen en de deskundige taxeert de plaats op
50,wordt dan het gemiddelde genomen?"
Of, vervolgt spreker, vertrouwt de Raad dan den
heer Palsma en den anderen deskundige weer niet?
in den regel maken de beide taxateurs te zamen de
taxatie gereed. Door het benoemen van een twee
den deskundige is het ook niet onmogelijk dat de
Raad met minder tevreden moet zijn.
De heer Hiemstra weet niet waar het is voor
geschreven dat de Baad vastzit aan de taxatie
van een deskundige. De Raad heeft daar niets mee
te maken en is volkomen vrij. Als een andere des
kundige de plaats op 50,taxeert, dan weet
spreker vast dat de gemeente, als zij 54,krijgt,
niet te weinig ontvangt.
De heer Attema vraagt of, als het voorstel valt,
de heer Tijsma Sr. nog twee jaar op de plaats
blijft.
De heer Hiemstra vraagt of het voorstel niet
kan worden gesplitst. Er zijn toch leden die niet
tegen de overdracht, wel tegen de huursom zijn.
De Voorzitter: „hoe wilt u splitsen?"
De lieer Hiemstra: „als de Raad de overdracht
niet wil is de zaak van de baan."
De Voorzitter: „de heer Tijsma Sr. wil de over
dracht niet tegen eiken prijs." Als de Raad de over
dracht verwerpt, blijft de heer Tijsma Sr. pachter.
Hij kan dan bij den Raad komen en zeggen dat
hij de plaats wil overdragen voor een bepaalden
prijs.
De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel-
Hiemstra verworpen met 17 tegen 7 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Schaafsma, Hiemstra,
Zandstra, Tiemersma, Terpstra. Attema en Dijkstra.
Tegen de heeren: de Vos, Tulp, van Welderen
baron Rengers, H. P. de Haan, Binnerts,
Cohen, P. A. de Haan, Berghuis, Beekhuis, Ooster
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 December 1916 33o
A. de
Haver
Stoter
hof f, Haverschmidt, Peletier, Menalda, Fransen,
van Sloterdijck, Koopmans en Schoondermark.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouder s
wordt aangenomen met 20 tegen 4 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Hiemstra, Tiemersma.
de Vos, Tulp, van Welderen baron Rengers, 11. P.
de Haan, Terpstra, Binnerts. Cohen, P,
Haan, Berghuis, Beekhuis, Oosterhoff,
schmidt, Peletier, Menalda, Fransen, van
dijck, Koopmans en Schoondermark.
Tegen de heeren: Schaafsma, Zandstra, Attema
eii Dijkstra.
6'. Voortitel van Burgemeester en Wethouders om
eenige landerijen tusschen het Kalverdijkje en het Noord-
vliet, toebehoorende aan F. II. van Setten en dr. A. A.
Eecen, weder te doen bemalen door den molen der ge
meentelijke zathe en landen aan het Kalverdijkje.
Dit voorstel luidt als volgt:
R. E. van der Weide alhier is huurder van drie per-
ceelen weiland aan den weg naar Cambuur, onder
scheidenlijk groot 2.85.63, 1.50.90 en 2.80.10 H.A..
welke toebehooren aan de heeren F. H. van Setten
en dr. A. A. Eecen. Die perceelen werden vroeger
bemalen door den gemeentelijken molen aan het
Kalverdijkje, doch zyn krachtens raadsbesluit van
9 Februari 1915 (raadshandelingen blz. 16) uit de
bemaling genomen. Van der Weide heeft ons nu
verzocht die bemaling weer te doen plaats hebben.
De deskundige voor de gemeentelijke zathen en
landen heeft, op ons verzoek, te kennen gegeven dat
de bemaling van de bovenbedoelde perceelen wei
land wederom zou kunnen geschieden, omdat het
bezwaar
tegen
de bemaling
Tijsma destijds wel is waar
door den molen van
gold de ondoelmatige
plaatsing van dien molen, dicht bij de boomen van
den Poppeweg en het Kalverdijkje, wat de reden
bleek te zijn dat de molen niet altijd voldoende
capaciteit kon ontwikkelen, doch in hoofdzaak
terug te brengen was tot de te groote te bemalen
oppervlakte. Dit laatste schijnt nu echter niet zoo'n
groot bezwaar op te leveren. De door van dei-
Weide gehuurde landen liggen n.l. hooger dan die
van Tijsma, doch zullen van laatstgenoemde kun
nen worden afgesloten, zoodat Tijsma eerst zijn
eigen landen kan droogmalen en dan die van van
der Weide. Op dezelfde gronden, welke in ons
voorstel van 6 October 1915 (raadshandelingen
blz. 205) werden aangevoerd, dient ook nu de be
maling weder slechts van jaar tot jaar te worden
toegelaten, terwijl overigens gelijke voorwaarden
gesteld kunnen worden als zijn neergelegd in hef.
overeenkomstig dat voorstel genomen raadsbesluit
van 26 October 1915 (zie t. a. p.) ten aanzien van de
landerijen van dr. A. A. Eecen en mr. H. .1. Lade-
nius en N. Th. Ladenius. De betrokken eigenaren
nemen hiermede genoegen.
Wij hebben de eer U alzoo voor te stellen te be
sluiten
goed te vinden, dat de perceelen weiland, ka
dastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie G.
no. 8248, groot 2.85.63 H.A. en no. 8244, groot
1.50.90 H.A., beide toebehoorende aan F. H. van
Setten alhier, en no. 2829, groot 2.80.10 H.A., toe
behoorende aan dr. A. A. Eecen alhier, worden
bemalen door den aan de gemeente behoorenden
molen, staande aldaar op het perceel, kadastraal
bekend alsvoren no. 238, onder de volgende voor
waarden
1. De bemaling zal tot wederopzeggens toe,
uiterlijk tot 1 November 1917, geschieden. Zij zal
ook na dien datum telkens voor één jaar worden
voortgezet, tenzij de tegenwoordige eigenaren of
bunne rechtsopvolgers of de gemeente ten minste
telkens vóór 1 Augustus te kennen geven die be
maling te willen doen ophouden.
2. De bemaling van deze landerijen zal telkens
eerst behoeven te geschieden, nadat de huurder
van de gemeentelijke perceelen land aan liet Kal
verdijkje deze laatste vooraf heeft droog gemaakt.
3. De te bemalen landerijen moeten door goede
waterkeeringen, welke met den bovenkant ten min
ste 1 M. boven F.Z.P. moeten zijn, van de naast
liggende landerijen en het boezemwater zijn afge
sloten en ten genoegen van Burgemeester en Wet
houders in goeden staat worden onderhouden dooi
en voor rekening van de tegenwoordige eigenaren
en hunne rechtsopvolgers.
4. Als vergoeding moet jaarlijks vóór den
12 Mei, voor het eerst vóór den 12 Mei 1917^ over
het dan loopende jaar 1 November 1916/17, ten
kantore van den ontvanger dezer gemeente worden
voldaan een bedrag van 2,per pondemaat
(36:!/4 A.) bemalen land of gedeelte daarvan.
Met algemeene stemmen wordt besloten over
eenkomstig het voorsel van Burgemeester en Wet
houders.
7. Voorstel >an Burgemeester en Wethouders om on
dershands te verhuren:
a. aan H.
neland"
S. Ritman, het gardeniersland het „Hin-
Tolsma, alhier, het gardeniersland „het
b. aan T.
Blokkeland
c. aan H. Plantenga, alhierhet gardeniersland bij
„Krom en Regt" aan Oldegalileen
d. aan Johs. Postma, alhier, drie perceelen iveiland
aan den Sneekertrehceg
e. aan J. Nieutcland, huurder van de zathe en lan
den „De Magere Weide" de perceelen weiland, kadas
traal bekend gemeente Leeuwarden, sectie D nos. 121
en 122.
Deze voorstellen luiden als volgt:
A. Op 1 Januari 1917 loopt het éénjarig tijdvak af,
waarvoor de gardenierslanden „het Hinneland",
liet „Blokkeland", heide gelegen aan den Lekkumer-
dijk en dat bij Krom en Regt aan Oldegalileën, ver
huurd zijn onderscheidenlijk aan H. S. Ritman,
M. Wiemers en T. Tolsma, en H. Plantenga.
Allen hebben verlenging van den huurtijd ver
zocht, de eerste drie voor vijf en Plantenga voor
twee jaren met drie keurjaren, dit laatste met het
oog op zijn leeftijd. Nader is nog door Wiemers
de wenseh te kennen gegeven niet aan Tolsma e:i
hem, die reeds op hoogen ouderdom is, maar alleen
aan den eerste te verhuren.
Nu de huurtijd langer zal zijn en de huurprijzen
zijn gestegen, was er onzerzijds tegen inwilliging
van de verzoeken geen bezwaar, mits voor „het
Hinneland" en „het Blokkeland" de huur op een
hooger bedrag en wel onderscheidenlijk op 350,—
(thans 230,—) en 412,— (thans 260,—) 's jaars
werd bepaald; voor het land bij Krom en Regt is
de huurprijs 575,'s jaars) ook in den tegen-
woordigen tijd nog voldoende. Adressanten nemen
met de verhoogde sommen genoegen. De voorwaar
den kunnen, behoudens eenige kleine veranderin
gen, gelijk blijven.
Aan onderhandsche verhuring meenen wij, nu
de gemeente met goede landgebruikers te doen
heeft, de voorkeur boven openbare verhuring te
moeten geven.
Wij hebben de eer F voor te stellen te besluiten:
met ingang van 1 Januari 1917 ondershands te
verhuren:
A. voor den tijd van vijf
jaren, eindigende 31 December
achtereenvolgende
1921:
i