352 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 28 December 1916 Niet wij, maar het nageslacht zal daarvan de ge volgen ondervinden. Als nu aan iemand de gele genheid wordt geboden om iets, waaraan bezwaren zijn verbonden, te ruilen voor iets waaraan minder bezwaren kleven, dan zal hij die gelegenheid met beide handen aangrijpen. Het is mogelijk dat daar bij de eigenliefde in de knel komt, maar een ver standig man zal uit praetisehe overwegingen niet aarzelen een dergelijken ruil te doen. En wat nu geldt voor één individu, dat geldt ook voor een groep van individuen, in oasu voor den Raad. Als de Raad dan ook meegaat met het voorstel van de heereu Koopmans en Fransen, dan komt het spre ker voor dat de Raad daardoor niet afdaalt van zijn hoog standpunt, maar blyk geeft ook thans weer te streven naar het allerbeste. De heer Hiemstra wil beginnen met te zeggen, dat hij niet de gedachte deelt, dat het intrekken van een besluit altijd verkeerd is. Het intrekken van het besluit, in de vorige zitting door den heer Beekhuis bedoeld, zou een schande zijn geweest. Elk geval evenwel moet echter op zich zelf worden beschouwd. Er wordt nu alleen gevraagd of Bur gemeester en Wethouders zullen onderzoeken of er grond bestaat voor het voorstel-Fransen c.s. Het is misschien mogelijk dat daarvoor wel grond be staat. Toen het besluit is genomen, ontbrak er iets, n.l. een uitbreidingsplan. Spreker is nu van oor deel dat er bij de uitbreiding der stad rekening moet worden gehouden met een plan voor een be graafplaats. Waar nu de commissie voor het uit breidingsplan daarmee bezig is, zou die commissie ook kunnen onderzoeken wat de beste plaats is voor een begraafplaats. Dit is voor spreker een reden om het voorstel-Koopmans-Fransen te steunen. De heer Fransen hoort van den heer Tulp, dat deze meent dat het de bedoeling is om het besluit van 28 Maart omver te werpen. Dat is niet juist. Er wordt alleen opschorting van het besluit ge vraagd en het instellen van een onderzoek. Aan den Raad blijft ook dan nog altijd de beslissing om het besluit ongedaan te maken of niet. De heer Beekhuis gelooft dat de heer Fransen volkomen geslaagd is in zyn betoog, dat het in casu niet erg zoude zijn als de Raad op zijn besluit terugkwam. Spreker, een voorstander van de uit breiding als waartoe is besloten, is niet van mee ning veranderd na bestudeering van het plan van de heeren Koopmans en Fransen. Hoewel spreker er op zich zelf niet tegen zoude hebben dat dit plan aan Burgemeester en Wethouders werd gegeven om prae-advies, meent hij dat dit om praktische redenen niet moet geschieden nu de wethouder Binnerts heeft verklaard dat de meerderheid van Burgemeester en Wethouders de zaak niet weer ter hand wil nemen. Als dat het geval is, schiet de Raad niets op, want dan staat hij den volgenden keer weer voor een meerderheids- en een minder heids-voorstel. De meerderheid is voor de uitbrei ding der bestaande begraafplaats en zal dat blijven. Spreker meent dat de Raad er niets verder mee komt. De heer Peletier is in het algemeen niet tegen prae-advies. Al zal er dan een prae-advies komen met een meerderheids- en een minderheidsmee- ning, de Raad zal er toch niet afkeerig van be hoeven te zijn. Waar het hier een niet onbelang rijke zaak betreft, kan het zijn voordeel hebben, nog eens nieuwe gezichtspunten onder de oogen te zien. Spreker heeft zijn stem gehecht aan het uit breidingsplan en het moeten al zeer sterke argu menten zijn, om hem van meeuiug te doen ver anderen. Eén vraag meent hy echter vooraf wel te mogen stellen. Het is nu negen maanden ge leden, dat het besluit is genomen en nu vraagt spreker of er door Burgemeester en Wethouders nog geen enkele handeling is verricht, die den Raad aan het aangenomen plan bindt. Spreker ziet den Voorzitter ontkennend knikken. Hij heeft dan geen bezwaar tegen het vragen van prae-advies. De Voorzitter heeft ontkennend geknikt. Hy wil er op wijzen, dat opschorting van het besluit niet noodig is omdat onteigening deze eigenaardigheid bezit, dat men daarmee te allen tijde kan ophouden. De onteigeningskwestie kan dan ook voorloopig gewoon doorgaan. De heer Binnerts heeft den indruk gevestigd dat spreker iets heeft gezegd dat niet de meening is van Burgemeester en Wethouders. Spreker meent gezegd te hebben dat hy persoonlijk het zou toejuichen als om praeadvies werd gevraagd. Als hij het zoo niet heeft gezegd dan heeft hij het toch zoo bedoeld. Het is ook geen bezwaar liet voorstel in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om prae-advies. De Raad komt dan de be zwaren van Burgemeester en Wethouders tegen dit plan te weten. De heer Hiemstra heeft de kwestie van het ont breken van een uitbreidingsplan ter sprake ge bracht als argument voor het verzoek om prae- advies. De zaak van de begraafplaats hangt ten nauwste samen met het gemeentelijk uitbreidings plan en toch is zij nog nooit in verband met dit plan bezien. Spreker zou dit gaarne willen doen en meent dat het kan gebeuren als de Raad het voorstel in handen stelt van Burgemeester en Wethouders om prae-advies. Als de Raad daartoe besluit, zullen Burgemeester en Wethouders, als gehoorzame dienaren van den Raad, prae-advies uitbrengen. Spreker herhaalt ten slotte dat het feit, dat liet genomen besluit een gevolg is van eene combinatie van minderheden, een nieuw on derzoek wettigt. De heer Tulp zegt dat de voorstellers in hun voorstel schryven: „dat uit de debatten blykt, dat het meerendeel van hen, die voor dit voorstel heb ben gestemd, dit met zeer weinig ingenomenheid hebben gedaan, en alleen met het voorstel zyn mee gegaan omdat men meende van twee kwaden liet minst slechte te moeten kiezen." Nu zegt de Voor zitter wel, dat, wat de lieer Oosterhoff zeide, daar om nog niet het gevoelen der meerderheid was, doch de voorstemmers die hebben gesproken, heb ben allen in dien geest gesproken en hieruit blijkt dus dat de conclusie der heeren Koopmans ea I' ransen van de debatten niet juist is. De wenseh van uitbreiding der bestaande begraafplaats werd juist uitgesproken. De heer Beekhuis wil doen opmerken, dat het met het oog op de haast de fatale termyn is Mei 1917, de heer Vonck heeft dit zooeven nog aange haald niet gewenscht is de zaak lang uit te stellen. De Voorzitter heeft gezegd dat deze zaak in Maart niet is beschouwd in verband met het uit breidingsplan. Spreker heeft dit wel gedaan en er op gewezen dat tengevolge van de aanwezigheid van de ijsbaan, het Rengerspark en de Oude Meer aan die zijde der stad geen bouwterrein beschik baar zal komen. Hij heeft dus wel liet uitbreidings plan voor oogen gehad. De heer Hiemstra is van oordeel, dat Burge Verslag' van de handelingen van den Gemeenteraad van Leeuwarden van Donderdag 28 December 1916 353 meester en Wethouders in de eerste plaats het ad vies van de commissie voor het uitbreidingsplan zullen vragen. Wanneer nu de Raad daarbij de motieven van de meerderheid van Burgemeester en Wethouders krijgt, is hy verder dan nu. Er is dan ook niets tegen om het voorstel in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders om prae-advies. Niemand wordt er door geschaad. De Voorzitter: niet." „oponthoud geeft het absoluut De heer Beekhuis: „hoever oigeningf' is het met de ont- De Voorzitter: „de stukken zijn aan het Minis- I terie van Binnenlandsche Zaken. Gewoonlijk duurt zoo'n onteigenings-procedure twee jaar." De heer Binnerts (wethouder) heeft bezwaar tegen het uitbrengen van prae-advies. Wanneer de" Raad besluit tot liet vragen van prae-advies, dan zal spreker er tegen opzien om bij de Tweede Kamer in zake de onteigening, op spoed te doen aandringen. In gevallen als het onderhavige toch kan wegens den spoed getracht worden de ont eigening op kortoren termijn te doen beslissen en behoeft liet geen twee jaar te duren. Waar er nu in Mei 1917 geen of weinig grafruimte meer be schikbaar is, waarschuwt spreker er voor, om deze zaak op de lange baan te schuiven. Spreker hoort, dat de commissie voor het uitbreidingsplan zal worden gehoord. Spreker noemt het eene onjuist heid, als de Raad zich zal richten naar de uitspraak dier commissie. Die commissie toch heeft rekening te houden met wat bestaat en is besloten. Het is dan ook de vraag of haar advies dat gewicht de schaal zal kunnen leggen, dat er van wordt wacht. in ver- De heer Hiemstra komt daartegen op. De Raad behoeft zich niet te richten naar het advies der commissie. Hij blijft geheel vrij. Wat de vertra ging betreft, spreker ziet die niet in. De commissie zal wel spoedig met haar advies gereed kunnen zijn en dan kunnen Burgemeester en Wethouders, die goed ter zake op de hoogte zijn, ook spoedig met het hunne komen. De Voorzitter deelt naar aanleiding van het door den heer Binnerts gesprokene nog mee, dat er reeds maatregelen zijn genomen, waardoor er nog voor eenigen tijd begraafruimte is. De direc teur der begraafplaats had de behoefte destijds dringender voorgesteld dan zij was. Bovendien blijft spreker er by dat het vragen van prae-advies geen vertraging tengevolge heeft. De beraadslaging wordt gesloten. Met 14 tegen 6 stemmen wordt besloten het voor stel in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ten fine van prae-advies. Vóór stemmen de heeren: Zandstra, Dijkstra, de Vos, Schaafsma, Hiemstra, Haverschmidt, Peletier, Terpstra, Tiemersma, H. P. de Haan, Menalda, Fransen, Vonck en van Sloterdyck. Tegen de heeren: Tulp, Beekhuis, Binnerts, Cohen, Attema en Berghuis. Niets meer te behandelen zijnde, sin it de Voor zitter de vergadering. i

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1916 | | pagina 7