18 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Januari 1917.
te noemen van menschen, die 18,per week ver
dienen. Spreker blijft er bij bet is reeds de 20ste
keer dat dit gezegd wordt, maar het kan geen
kwaad er nogmaals aan te herinnerendat eene
vergelijking met de geldbedragen der particuliere
Iconen onjuist is. De gemeentewerklieden hebben
voordeden, die niet onder cijfers zijn te brengen.
Zij hebben vast werk, recht op ziekengeld en pen
sioen, welk laatste op 8 wordt getaxeerd. Dit is
ook een factor, waarmee rekening moet worden
gehouden.
De heer Hieinstra heeft ook eene vergelijking
gemaakt met andere gemeenten. Daar verkeert men
echter dikwijls in bijzondere omstandigheden en
werkt men met een klein personeel. Dat is bij de
provincie ook wel eenigszins het geval. Bovendien
hebben de plattelandsgemeenten te coneurreeren
met de enorme loonen die op het platteland wor
den gegeven. Daar worden heele hooge loonen be
taald, die na den oorlog ook niet zullen blijven. Wij
hebben hier, spreker constateert zulks met genoe
gen, geen verloop gehad. Bij het electriciteifbedrijf
der provincie heeft, zegt de heer Hiemstra, een
stoker 12,60
De heer Hiemstra: „een sjouwer."
De Voorzitter vervolgt en zegt dat die bij de ge
meente 12,verdienen. Wat de hoogste klasse be
treft, daarin zijn de menschen opgenomen met een
speciaal soort van dienst. Burgemeester en Wethou
ders zijn in het algemeen ervan overtuigd dat zij
een royaal voorstel hebben gedaan, dat zeer grootn
verplichtingen op de gemeente zal laden.
Spreker wil nog doen opmerken, dat op 9 Maart
1916 door den Christelijken Bond en de Federatie
van gemeentewerklieden eene loonsverhooging is
gevraagd van 1,20, in plaats van bijslag. Nu
geven Burgemeester en Wethouders eene verhoo
ging van 1,20 tot 1,80 en bovendien bijslag. De
eerste klank om verhooging kwam van de Kamer
van Arbeid. Daarin was één argument en dat argu
ment was nog onjuist. Er werd n.l. in het schrijven
van de Kamer gezegd: „Het is aan deze verzwaarde
woninghuur, dat de door Uw college voorgestelde
verhooging van ƒ1,20 per week der maximum-loo-
neu grootendeels besteed zal moeten worden." Bij
een door spreker vóór eenige maanden ingesteld
onderzoek vond hij slechts één blok huizen wat is
verhoogd, en met groote stelligheid durft spr. be
weren, dat de verhoogingen niet, zooals de Kamer
van Arbeid schrijft, over het algemeen meer dan
0,60 bedragen. Het eenige argument van de Ka-
mer van Arbeid is dan ook geen argument. Hel
argument van den heer Hiemstra is de duurte. Dit
raadslid heeft gezegd dat hij niet overdrijven zou,
maar spreker moet tot zijn spijt eonstateeren, dat
de heer Hiemstra dit wel doet. De toeneming dei-
duurte is niet onders cijfers te brengen. Spreker
gelooft ht best te doen de redevoering van den
Haagschen wethouder van Vuuren aan te halen, die
een onderzoek daarnaar heeft ingesteld, omdat
spreker zelf niet over voldoende gegevens beschikt
en deze redevoering hem zeer goed gedocumenteerd
voorkomt. De wethouder van Vuuren zegt:
„Indien ik zeg dat dit voorstel uit den grond is
„opgebouwd, beweer ik daarmede niet, dat Burge
meester en Wethouders exacte, mathematisch
„juiste gegevens hebben verzameld, die weten
schappelijk of praktisch onaantastbaar zijn. Zij
„kunnen dit evenmin als wie ook, omdat de cijfers,
„welke het hier geldt te verzamelen, in geen twee
„gevallen geljjk zyn. Ik zou haast willen zeggen
„dat, hoe beslister iemand mij durft te verzekeren,
„dat hij weet te zeggen hoe groot de invloed dei'
„duurte is, hoe minder diep dan zijn onderzoek is
„gegaan. Burgemeester en Wethouders hebben op
„<tit terrein weer eens de ervaring opgedaan, dat,
„hoe meer men weet, hoe meer men tot de overtui-
„ging komt dat. men niets weet.
„De een gebruikt meer van dit artikel, de ander
„weer van een ander; de een past zich gemakke
lijker aan de omstandigheden aan dan een ander;
„de een brengt graag wisseling in de keuze zijner
„levensmiddelen, de ander is er tot geen prijs toe
„te bewegen; de een gebruikt nog de kruimpjes,
„die overschieten, de ander verkwist en versmaadt
„het brood, dat één dag oud is; de kleeren van den
„een zijn bjjna onverslijtbaar, de ander draagt ze
„af in een minimum van tijd. Bij de vergelijking
„van verschillende arbeiders budgets, een onder
werp, waarvan Burgemeester en Wethouders bij
„deze gelegenheid een zeer nauwgezette studie
„hebben gemaakt, staat men verbaasd over het
„verschil in verhouding van het gebruik van ver
schillende artikelen. Men heeft b.v. nog gezinnen,
„die zich in het gebruik van noodzakelijke levens-
„middelen beperkt zien, en toch tot geen prys er
„toe te bewegen zijn, in plaats van boter, marga-
„fine te gebruiken."
Daarop volgt een staat, waaruit blijkt hoe in
de volkswinkels de prijzen van dergelijke artikelen
uiteenloopen. Daaruit kan de conclusie worden
getrokken dat het niet is te zeggen wat de dnurte-
toeneming is.
Spreker heeft dat hier ook geprobeerd en kreeg
opgaven, die 109 verschilden. Nu zal men zeg
gen dat er verschil in kwaliteit is, maar die ver
schillende kwaliteiten worden dan toch verkocht.
In den Haag is de enquête ver doorgevoerd, men
is met een massa cijfers gekomen en Burgemeester
en Wethouders hebben deze conclusie neerge
schreven
„Uit den aard der zaak konden Burgemeester
„en Wethouders niet beschikken over materiaal,
„dat uitgebreid en betrouwbaar genoeg is om een
„enkele gevolgtrekking te veroorloven, maar wel
„hebben de gegevens, die hun ten dienste stonden,
„de uitspraak toegelaten, dat men de duurte niet
„overdrijft, indien men haar voor de totale kosten
„der noodzakelijkste levensbehoeften (levensmid
delen, huishoudelijke artikelen, kleederen, schoei
sel, brandstof en huur) voor een arbeidersgezin
„gemiddeld schat op 20 a 30 naar gelang brood,
„aardappelen of andere goedkoope voedingsmidde
len in meerdere of mindere mate tot de voeding
„van het gezin bedragen.
„Het is deze conclusie en geen andere, die ik
„gaarne voor myn rekening neem, omdat ik deze
„kan verantwoorden en meer niet."
Hoe zjjn nu de cijfers na verkrygbaarstelling
der Regeeringsgoederenf
De wethouder van Vuuren gaf een opgaaf
van de prijzen van twee coöperatieve winkels en
op grond daarvan zegt hij:
„Berekent men nu het gemiddelde verhoudings-
„cijfer, dan komt dit cijfer bij Eigen Hulp 6.2
„beneden het peil van Augustus en blijft het bij
„de Volharding 6.2 daarboven."
Op grond nu van de verschillende cijfers komt
het gemeentebestuur tot de conclusie dat de duurte-
toeneming 9 tot 12 bedraagt. In een nader
schrijven aan spreker wordt een nog veel lager
cijfer (5 genoemd. Dat is heel wat anders dan
50 zooals de heer Hiemstra beweert.
Spreker wil er ook nog op wijzen dat er ver-
-schillende artikelen zijn die gelqk in prjjs of goed-
kooper zijn dan voor den oorlog. Margarine, bruine
boonen, als ze er zqn, groenten (gele en roode kool,
Friesche peen, koolrapen,) bruin brood enz. Spre
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag- 9 Januari 1917 19
ker herhaalt dan ook dat het niet precies in cijfers
is uit te drukken hoe groot het verschil in duurte is,
maar dat de cijfers van den heer Hiemstra van de
werkelijkheid veel moeten verschillen.
Het grootste verschil in punt van uitgang is het
gebruik der artikelen. Als er regeeringsartikelen
worden verstrekt, zal het gebruik zich daarop rich
ten. Cijfers als de heer Hiemstra noemt zijn vier
kant in strijd met de ervaring van nagenoeg alle
liefdadigheidsinstellingen in de Gemeente, dat er
«lit jaar minder behoefte is dan anders.
De heer Hiemstra beroept zich op een enquête
omtrent een ambtenaarsgezin, maar spreker meent
er op te moeten wijzen dat men niet moet verge
lijken de uitgaven voor voeding van iemand met
een grooter inkomen met die van iemand met een
klein inkomen. De door den heer Hiemstra bedoelde
ambtenaren verteerden 's jaars f 1272,72" en
f 1314,85°.
Burgemeester en Wethouders weten niet pre
cies de toeneming der duurte. Maar dat behoeft
ook niet. Zij zeggen toch niet dat zij de duurte wil
len opheffen door loonsverhooging of bijslag. Zij
erkennen dat er in de groote loonstijging der laat
ste jaren een element is dat blijft en de gemeente
moet dat meemaken. In den aanvang van den
oorlog hebben zij niet gedurfd met voorstellen tot
loonsverhooging te komen, omdat zij van oordeel
waren dat de loonen niet zouden blijven. Evenwel
zijn zij nu met hunne voorstellen tot loousherzie-
ni ng gekomen, maar hebben zich niet gevleid met
de gedachte, dat zij een equivalent zouden geven
voor de verhooging van de prijzen der levensmid
delen.
De heer Hieinstra wil nog een kort woord in het
midden brengen. Het wordt al laat en er is al zoo
veel gesproken. Over de duurte zullen spreker en
de Voorzitter het niet eens worden. De Voorzitter
kan niet bepaald bewijzen wat hij zegt, spreker
ook niet. Het onderzoek van den heer van Vuuren
kan spreker niet beoordeelen. Wat de verminde
ring der duurte door de regeeringsartikelen be
treft, in theorie gaat dit wel, in de praktijk geeft
dat niets. Als men toch zegt: dit of dat is zoo
goedkoop, maar, het is er niet, dan geeft het ook
niets.
De Voorzitter: „er zijn 16 artikelen, die ver
strekt worden, 5, die er niet zyn."
De heer Hiemstra: „de belangrijkste, erwten en
boonen, zijn er niet." Spreker blijft er bij dat de
duurte groot is. Kleeding, schoeisel, klompen enz.
zijn zeer duur eu die worden niet door de regeering
verstrekt. Wanneer men evenwel de methode volgt,
«lie hier wordt, gevolgd, n.l. dat de loonen zoo
worden vastgesteld, dan blijkt daaruit alleen reeds
dat de loonen onvoldoende zijn. Elke stap, die de
gemeente kan doen om die loonen te verbeteren,
moet zij doen. De gemeenschap moet dat op
brengen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement-Hiemstra-Schaafsma wordt
verworpen met 14 tegen 9 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Hiemstra, Tulp,
Schaafsma, Terpstra, Dijkstra, de Vos. H. P. de
Haan, Tiemersma en Zandstra.
Tegen de heeren: Peletier, Cohen, P. A. de Haan,
van Weideren baron Hungers, Fransen, Menalda,
Oosterhoff, Binnerts, Vonck, Berghuis, Attema,
van Sloterdjjck, Haverschmidt en Sehoondermark.
Het amendement-de Vos wordt verworpen met
13 tegen 10 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Hiemstra, Tulp,
Scliaatsma, Terpstra, Dijkstra, de Vos, 11. 1'. de
Haan, Tiemersma, Zandstra en P. A. de Haan.
Tegen de heeren: Peletier, Cohen, van Weideren
baron Rengers, Fransen, Menalda, Oosterhoff,
Binnerts, Vonck, Berghuis, Attema, van Sloter-
dijck, Haverschmidt en Sehoondermark.
De artikelen I 11 worden onveranderd vast
gesteld.
De verordening in haar geheel wordt onveran
derd vastgesteld.
De vergadering wordt geschorst te 53 uur.
Te 8 uur wordt de vergadering heropend.
Alsdan zijn aanwezig de heeren: Peletier, Hiem
stra, Tulp, Schaafsma, Terpstra, Cohen, Dijkstra,
de Vos, H. P. de Haan, Tiemersma, Zandstra, I'. A.
de Haan, van Weideren baron Rengers, Fransen,
Oosterhoff, Binnerts, Vonck, Berghuis, Attema,
van Sloterdijck, Haverschmidt en Sehoondermark.
Aan de orde is Ontwerp N.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Terpstra meent dat de loonen der brug
wachters hooger moeten dan die zijn voorgesteld.
In de Memorie van Antwoord zeggen Burgemees
ter en Wethouders dat de passage over de'2c
Kanaalbrug niet zoo groot is als over de le en dat
«Ie toelage van 1,—die de brugwachter van de
Wirdumerpoortshrug krijgt, zal moeten vervallen
als die brug een vaste wordt. Spreker is dit laatste
niet met Burgemeester en Wethouders eens.
Ook zjjn de salarissen van de hulpbrugwachters
te laag. Dezen deelen toch alle zware bruggen en
alle drukke passage, hebben lange werkdagen en
geen woning. Spreker heeft de eer voor te stellen:
a. de salarissen van de brugwachters 1,
per week hooger te bepalen dan door Burgemeester
en Wethouders wordt voorgesteld;
I). bij opheffing der Potmargebrug als draai
brug voor den brugwachter der Wirdumerpoorts-
brug de vergoeding hiervoor bij zijn salaris te
voegen
r. het salaris der hulpbrugwachters ƒ1,50 per
week hooger te stellen dan door Burgemeester en
Wethouders is voorgesteld.
De heer P. A. de Haan wil een lans breken voor
den brugwachter van de Verversbrug. Het is de
laagstbezoldigde brugwachter. Bij de verdediging
van een hooger salaris voor den brugwachter van
de le Kanaalbrug hebben Burgemeester en Wet
houders gezegd dat de regeling van het verkeer
een belangrijke factor is. Daarvoor is de Ververs-
brug zeker de lastigste brug. Deze toch kan slechts
naar één kant worden gedraaid en de brugwachter
moet dikwijls verscheiden keeren heen en weer
loopen, om het publiek dat er nog over wil, alvo
rens hij kan draaien. Het is voor den man dan ook
steeds moeilijk op tijd de brug te draaien. Spreker
stelt voor het loon van den gaarder van de Ver
versbrug te bepalen op 11,50 tot 13,
De Voorzitter doet opmerken, dat deze voorstel
len in de sectie hadden moeten zijn gedaan. Dan
was er gelegenheid geweest ze te bekijken. Nu zij
zoo rauwelings ter tafel komen, is dit niet het
geval.
Wat de Verversbrug betreft, geeft spreker toe
dat het daar een akelige passage is. De brug even
wel wordt veel minder gedraaid dan de andere
bruggen. Dat is ook een factor waarmee rekening