16 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Januari 1917. als voor <le werklieden, n.l. van 10 Dit wordt door hen voldoende geacht. Het argument om de salarissen nog meer te verhoogen, n.l. dat er zooveel mutatie is, is niet juist. Wel zijn er agenten naar elders vertrokken, maar niet omdat zij daar meer loon krijgen en het gehalte der agenten is vol doende. at de betaling op zich zelf betreft, dit is een kwestie van appreciatie, waarover spreker en de heer Hiemstra het wel niet eens zullen worden. De herleiding tot uurloon acht spreker onlogisch, daar de aard van den dienst geheel anders is dan van een werkman. Men heeft zich af te vragen of de salarissen in het algemeen voldoende zijn. Burgemeester en W ethouders nu zijn van oor deel dat zij met deze nieuwe verhoogingen behoor lijk betalen. Wat de over de kleeding gemaakte op merking betreft, wijst spreker erop, dat er in gewone omstandigheden wel iets overblijft van het kleedgeld. In dezen tijd wordt het den agenten evenwel wat gemakkelijker gemaakt, daar er niet zoo spoedig op het aanschaften van nieuwe klee ding wordt aangedrongen als in gewone omstan digheden. De eischen zijn met het oog op de duurte niet zoo streng. Burgemeester en Wethouders ontraden den Raad daarin verandering te brengen. De lieer de Vos hoort van den Voorzitter, dat de agenten van hun kleedgeld overhouden. Dit zal den Voorzitter zoo voorkomen, omdat hij de zak boekjes raadpleegt. De zakboekjes nu bevatten geen juiste gegevens. De agenten laten b.v. schoenen re- pareeren niet op de zakboekjes. Als zij het laten doen bij den aangewezen schoenmaker, dan zijn de zolen binnen 14 dagen versleten. Laten zij de repa ratie bij een anderen schoenmaker, dus buiten het zakboekje om verrichten, dan duren zij wel 4 of 5 weken. Zoo is het ook met de kleeding. De agen ten geven hun geld uit en dan lijkt het op het boekje dat er iets overblijft. De Voorzitter heeft meer vertrouwen in de ken nis van zaken van den commissaris van politie dan in die van den heer de Vos, die zijne inlichtingen heeft van den een of anderen agent. Spreker ont leent zijne gegevens niet aan de zakboekjes maar aan de berekeningen van den commissaris van politie. De. zaak met de kleeding is zoo. Het eerste jaar wordt op de kleeding toegelegd. Het volgend jaar wordt dit tekort ingehaald en een jaar verder schiet er iets qver. Spreker is overtuigd dat de opgaven van den commissaris van politie veel juister zullen zijn dan die van den een of anderen agent. Hij geeft te kennen dat de behandeling zal worden geschorst als het amendement-Hiemstra wordt aangenomen. De heer Hiemstra: „U bedoelt toch alleen de verordening betreffende de politie." De Voorzitter: „zeker." De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement-Hiemstra wordt verworpen met 14 tegen 9 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Hiemstra, Schaafsma, Terpstra, Cohen, Dijkstra, de Vos, H. P. de Haan, Tiemersma en Zandstra. Tegen de heeren: Peletier, Tulp, P. A. de Haan, van Weideren baron Rertgers, Fransen, Menaldu, Oosterhoff, Vonck, Binnerts, Berghuis, Attema, van Sloterdyck, Haverschmidt en Schoondermark. De artikelen I—III worden onveranderd vast gesteld. De verordening in baar geheel wordt onveran derd vastgesteld. Aan de orde is Ontwerp IX. Hierbij komt in behandeling het amendement van de minderheid der Commissie van Rappor tours om het minimumloon op 13,20 te stellen. Een voorstel van de heeren Hiemstra en Schaaf sma, dat hierbij ook in behandeling komt, luidt: Ündergeteokenden stellen voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders te wijzigen als volgt: le klasse aanvangende met een weeKloon van: 13,20 en opklimmende tot, 13,80, 14,40, 15,als maximum. Voor de klassen 4, 5, 6, 7 en 8 resp. te lezen 2, 3, 4, 5 en 6 en er aan toe te voegen: 7e klasse als boven van 16,80 tot.17,40, i8, i n 18,60 als maximum; 8e klasse als boven van 17,40 tot 18,18,60 en 19,20 als maximum. 2. de le en 2e klasse te laten vervallen en voor 3, 4, 5, 6, 7 en 8 resp. te lezen: 1, 2, 3, 4, 5 en 6 en daaraan toe te voegen: 7e klasse 28' 29 30 31 8e klasse 29 30 31 32 Nog komt hierbij in behandeling een amende ment van den heer de Vos, luidende: Ondergeteekende stelt voor aan alle loonklassen een vierde periodieke verhooging toe te voegen: le klasse 14,40 als maximum. 2e 15, 5e l-),60 4e 16,20 5e 16,80 6e 17,40 7e .18,- 8e 18,60 Het minimumloon bedraagt voor de op 1 Januari 19917 in dienst zijnde werklieden in de eerste en tweede loonklasse 13,20. De beraadslaging wordt geopend. De heer Hiemstra zegt dat het, als de sociaal democraten verhooging voorstellen, altijd den schijn wekt alsof zjj de lootten tot, in het onbe grensde willen opvoeren. Dat is niet juist. Zij weten heel goed dat zij bij de bepaling der loonen van mensehen in dienst der gemeente rekening hebben te houden met de door particulieren uitbe taalde loonen. Zij nemen daarbij evenwel het standpunt in dat de loonen in gemeentedienst iets hooger mogen zijn dan die in dienst van particu lieren. Het is een aansporing voor de particuliere arbeiders om te trachten hunne loonen op een hoo ger peil te houden. Zij wijzen dan ook het verwijt af dat zy erop inhakken zonder systeem. Het oor deel van Burgemeester en Wethouders evenwel vol doet niet aan de eischen die in verband met de duur te in de eerste tijden ook na den oorlog nog worden gesteld. Burgemeester en Wethouders zeggen dat de voorgestelde loonregeling voldoende zal zijn voor den tijd die te wachten staat, daar de duurte wel niet meer zoo zal zijn als nu, maar toch be duidend hooger dan vóór den oorlog. Men kan niet zeggen hoe de toestand na afloop van den oorlog zal zijn. Spreker heeft een citaat van den oud-Minister Treub aangehaald, een man van ge zag bij Burgemeester en Wethouders. Die heeft een verscherpten strijd tusschen de arbeiders en de werkgevers aangekondigd, omdat de duurte zal blijven en de arbeiders zullen trachten hooger loo nen te bedingen. Bij de loonen der gemeentewerklieden moet men wel in liet oog vatten dat zij daarvan zijn uitge sloten. Zij kunnen niet meedoen, daar zy het recht Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Januari 1917. 17 om den arbeid neer te leggen niet hebben. Waar nu de macht hun dat reclit heelt ontnomen, moet de gemeenschap zeggen: de gemeentewerklieden zullen een gelijx of hooger loon hebben als dat het welk door particuliere arbeiders door strijd is ver kregen. De duurte zal aanhouden. Burgemeester en Wethouders erkennen dat; spreker meent juiste cyters zijn niet te geven dat de uitgaven tenge volge van de duurte wel 40 a 5U hooger zullen zjjn dan vóór den oorlog. Het argument van Mee- renberg vinden Burgemeester en Wethouders een gek argument. Zij zeggen: wat hebben wij daarmee te maken. Als evenwel in eene groote inrichting de uitgaven voor voeding met 40 stijgen dan is dit zeker ook het geval in een enkel gezin. Spreker heelt een blaadje voor zich. Dat is nu eens geen rood blaadje, maar een blaadje van heel degelijke menschen. Het heet „liet Bouwbedrijf" en is het orgaan van de vereeniging „Plichtsbesef" te Utrecht. De degelijkheid ligt dus er duimendik op. Dat blaadje heelt ir Januari een arbeidersbudget ge geven, waarin naar matige berekening als meerdere uitgaaf voor voeding en levensonderhoud 6, wordt berekend. Dat is dus overeenkomstig het geen spreker heeft gezegd. Spreker kan dan ook niet vinden dat Burgemeester en Wethouders de loonen der arbeiders op het peil van den levens standaard brengen, zelfs niet al zal de duurte een weinig verminderen. Vast staat dat de duurte blijft en hij veronderstelt, dat men zal trachten zoo spoedig mogelijk van de regeeringsmaatregelen af te komen. De toestand van de arbeidende klasse zal weinig veranderen. Als de uitgaven 30 hoo ger worden en de loonen slechts 17 dan blijft de toestand nog slechter dan vóór den oorlog. Vóór den oorlog waren de loonen al absoluut onvoldoen de en toen was reeds verhooging noodzakelijk. Daarbij komt dat de waarde van het geld nu en in de toekomst belangrijk is verminderd. Dit is op zichzelf al een reden om met een flinke verhooging te komen. 10 is geen flinke verhooging. De timmerlieden verdienen nu 26 ct., de metselaars 28 ct De heer Fransen: „35 cent." De heer Hiemstra vervolgt en zegt dat daaruit wel blijkt dat hij heel bescheiden is. De opperlie den verdienen 30 cent per uur. Het loon in de hoogste klasse der gemeentewerklieden is 30 cent. burgemeester en Wethouders erkennen dat de loonen omhoog moeten, maar dat zij by de bepaling van de loonen der gemeentewerklieden geen reke ning kunnen houden met de abnormale particu liere loonen. Spreker meent dat 28 cent per uur voor een metselaar geen abnormaal loon is. Dat zou thans ook het loon zijn al wyas het geen oorlog. Spreker wil er nog op wyzen dat hij contracten heeft afgesloten ten plattelande voor 18,per week. Nu kan men wel zeggen dat die loonen na den oorlog w eer verlaagd zullen worden, maar men moet niet vergeten dat dit loonen zijn die contrac tueel zijn vastgelegd en na den oorlog gehandhaafd blijven. Wanneer men op het platteland 18, geeft en hier 12,dan lijkt dat op niets. Even wel, als de Raad en Burgemeester en Wethouders zich stellen op het standpunt dat eene vergelijking, met de abnormale particuliere loonen niet moge- lyk is, dan wil spreker eene vergelijking maken tusschen de loonen die Burgemeester en Wethou ders hier willen geven en die in andere gemeenten worden gegeven. In Alkmaar geeft men 14 50 tot 19,in Zaandam 13,50 tot 19,90. In Leeuwarderadeel, dicht bij huis, krijgen de wegwerkers 15,—, de reinigers 16,cie stokers en titters 16,tot 17,50. Dat is een groot verschil met wat Burge meester en Wethouders hier bieden. Spreker wil nog op iets anders wijzen. in cle verordening op de ambtenaren en werk lieden by het provinciaal eiectrisch bedrijf is de laagste loonklasse voor poetsers en sjouwers 12,60 tot 15,en zijn de loonen m de eerste klasse voor vaklieden 18,tot 2ó,4Ó. Deze loonen steken vrij gunstig af bij net voorstel van Burge meester en Wethouders, bovendien geeft men daar. nog 10 toeslag, waardoor de loonen nog hooger woioen. Hoe men de zaak ook keert of draait, als de vraag wordt gesteld: kunnen de menschen van de voorgestelde loonen leven, dan moet daarop ont kennend worden geantwoord. Ja, vervolgt spre ker, zij leven ervan, maar niet als menschen, zooals dit kan geëischt worden. De ambtenaren kunnen de verhooging ook wel gebruiken, maar als men komt bij salarissen van 2000,dan kan men zich behoorlijk voeden en kleeden. De gemeentewerklieden kunnen dat abso luut niet. Die lijden honger. Spreker vraagt of de gemeente dezen toestand mag bestendigen. Spre ker heeft geen kinderen, maar zou niet graag met 14,of 15,toe moeten. Dat beteekent ont bering en ondervoeding, met alles wat daaraan vastzit. Waar de loonen niet voldoende zijn voor de behoeften en eene vergelijking met de particu liere loonen niet kunnen doorstaan, kan spreker er geen genoegen mee nemen. Burgemeester en Wethouders hadden beter voor den dag moeten komen, want eene verhooging van 10 is geen behoorlijke verhooging. Spreker hoopt dat de Raad zijn voorstel zal aannemen. De men schen zijn er meer ntee gebaat dan met toeslag. Als de betrokken arbeiders evenwel boven de door hem voorgestelde loonen nog 5 toeslag krijgen, dan behoeft de Raad nog niet bang te zijn dat ze weel derig worden. Er zal dan alleen maar een gat meer kunnen worden gestopt. De Voorzitter blijft erbij dat eene vergelijking met particuliere loonen niet kan worden gemaakt. Zoolang er honderdduizenden onder de wapenen zijn en men om een paar handen vecht, kan de ge meente zich niet vleien met particuliere loonen te kunnen wedijveren. Spreker wenscht nog eene andere opmerking te maken. De heer Hiemstra heeft eenige voorbeelden aangehaald, maar die wij zen ook al op de abnormale omstandigheden. Bur gemeester en Wethouders hebben de loonen ver geleken met die welke op 1 Januari golden volgens de verordening op het minimumloon en den maxi1 mum arbeidstijd. Die loonen worden vastgesteld in overleg met den directeur der gemeentewerken en de Commissie voor de Openbare Werken. Daarbij wordt zooveel mogelijk aan de geldende loonen aan sluiting gezocht. Bij eene ingestelde enquête nu is gebleken dat op 1 Januari 1916 het loon van een opperman in particulieren dienst was 12,Bij gemeentewerken en de gasfabriek is het voorstel van 12,tot 13,80. Voor een smid is dit loon resp. 12,60 particulier, bij de gemeente 13,80 tot 15,60. AToor een schilder zijn die bedragen respectieve lijk 13 80 particulier, bij de gemeente 12,60 tot 14,40. Het loon van een timmerman is particuliei 25 cent per uur of f 14,40 per week, bij de gemeente 13,tot 15,60. Men doet dan ook verkeerd met enkele gevallen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1917 | | pagina 9