76 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Maart 1917
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Maart 1917. 77
middenstanders verbaasd opzien. Het steun
comité heeft altijd rekening- gehouden met de om
standigheden en zal dat nu ook doen. Spreker ge
looft dan ook, dat de heer Terpstra omtrent de
wijze van onderzoek en omtrent die der beoordee
ling wel gerust kan zijn.
De heer Hiemstra wijst er op, dat het hier een
andere zaak betreft dan de gewone uitkeering van
het steuncomité. De betrokken arbeiders hebben
zich zelf tegen werkloosheid verzekerd. De waarde
van het bedrag dat zij uitgekeerd krijgen is gerin
ger dan in normale tijden en de mensehen hebben
daarom bijslag noodig. Waar het een zaak is die
de gemeente rechtstreeks aangaat en het gemeen
telijk Werkloozenfonds nog bestaat, wil spreker een
beroep mogelijk maken op Burgemeester en Wet
houders.
De Voorzitter antwoordt, dat Burgemeester en
Wethouders daartegen geen bezwaar hebben. Spre
ker vraagt echter wat de bedoeling is, of de be
trokkene dan wel de organisatie in beroep zal kun
nen komen.
De heer Hiemstra: „de bedoeling is, dat de orga
nisatie, welke den bijslag vraagt, in beroep zal kun
nen komen."
De heer Beekhuis acht het niet wenschelijk be
roep op Burgemeester en Wethouders toe te staan.
De mogelijkheid toch is niet uitgesloten, dat de
commissie er niet van gediend is. Nu kan zij geheel
naar eigen goedvinden optreden en het is daarom
onaangenaam voor haar beroep op hare beslissin
gen toe te laten. Van de gelegenheid om in beroep
te gaan zal bij elke afwijzing gebruik worden ge
maakt. De aanvragers toch verliezen er niets bij en
hebben kans alles te winnen. Spreker wil dan ook
geen beroep mogelijk maken.
De heer H. P. de Haan heeft zich verbaasd over
de uitlating van den beer Terpstra, dat deze zich
heeft geërgerd aan de wijze, waarop het steun
comité zijn taak heeft vervuld. Spreker moet doen
opmerken dat in het steuncomité menschen van alle
richtingen zitting hebben en dat in iedere wijk
commissie ook de S. D. A. P. vertegenwoordigd is.
Ook in de Centrale Commissie zit een partijgenoot
van den heer Terpstra. Nu kan men zich wel er
geren aan de wijze, waarop de Commissie werkt,
maar dan zou liet voor haar nuttig zijn te weten,
wat aanstoot gegeven heeft. In het begin van Fe
bruari hebben verschillende organisaties zich tot
het steuncomité gewend om een toeslag van 2.
op de uitkeering van het Werkloozenfonds. Omdat
de organisaties een collectieven bijslag vroegen
voor metselaars, sigarenmakers, stucadoors enz.,
achtte het steuncomité het niet gewenscht daarop
in te gaan en hebben zij de organisaties naar Bur
gemeester en Wethouders verwezen. Als zij dat had
den gedaan, dan had dat college met het steun
comité overleg kunnen plegen. De Bestuurdersbond
en de Christelijke Bestuurdersbond hebben zich tot
den Raad gewend. Het is echter nog al begrijpelijk
dat. het niet mogelijk is de verordening op het werk
loozenfonds te wijzigen. Het was voldoende ge
weest als de organisaties Burgemeester en Wethou
ders kennis hadden gegeven van hun verlangen.
Dan had met de organisaties overleg kunnen wor
den gepleegd en de zaak zou op een loyale wijze
zijn opgevat en uitgevoerd. óórdat het steun
comité eene uitkeering doet, moet er een onderzoek
plaats hebben of die uitkeering noodzakelijk is. Het
dat de bezittingen eerst naar den lommerd moeten
alvorens er geholpen wordt. Om nu een achterdeur
gaat echter niet zooals de heer Terpstra beweert,
te hebben, wil men beroep op Burgemeester én Wet
houders mogelijk maken. Dat zal aanleiding geven
tot veel geschrijf en moeilijkheden. Daarom is spre
ker er tegen.
De heer Berghuis (wethouder) doet opmerken,
dat de Voorzitter heeft gezegd dat de meerderheid
van Burgemeester en Wethouders niet ongenegen
is het voorstel van den heer Hiemstra over te ne
men. Spreker deelt de bezwaren van den heer
Beekhuis absoluut niet. Het betreft hier een geheel
ander iets dan de gewone werkzaamheden van het
steuncomité. Als de organisatie voor een liarer le
den aan het steuncomité een bijslag vraagt op de
uitkeering van het werkloozenfonds, heeft zij reeds
een onderzoek ingesteld. Het steuncomité onder
zoekt na het inkomen der aanvraag de zaak op
nieuw en blijkt het nu dat de beide eommissiën het
ten opzichte van dat onderzoek niet eens zijn, dan
is het toch niet verkeerd, dat er een college is dat
uitspraak kan doen tusschen de twee colleges, iets
waarin het steuncomité toch allerminst terugzet
ting mag zien, waar het hier zuiver beslissing over
gemeentegeld geldt. Als het de gewone uitkeering
van het steuncomité betrof, zou spreker ook van een
beroepscommissie niet willen weten. Spreker geeft
toe dat er veel drukte en geschrijf door kan worden
veroorzaakt. Dit heeft men hij elk beroep. Hij ge
looft echter, dat het wel wat mee zal vallen, althans
na verloop van tijd zeer zal verminderen.
De heer Beletier is het met den heer Berghuis
eens. Spreker vindt het onpraktisch als beroep
wordt opengesteld op Burgemeester en Wethouders
van beslissingen van het steuncomité. Zij zullen of
dit comité of de organisatie moeten desavoueeren en
in beide gevallen is dat vervelend. Wanneer dat
toch met liet steuncomité gebeurt zal het niet lang
duren of de leden zullen zeggen: wij leggen het
bijltje neer. Zij doen toch zeer veel werk, geheel
belangeloos uit gemeenschapszin. Tot nu toe
men vertrouwen gesteld in het steuncomité
moet zoo blijven.
en
heeft
dat
De heer Hiemstra meent, dat alle bezwaren voort
vloeien uit de kern der zaak. Als men eenvoudig
had gezegd: deze zaak wordt uit administratief
oogpunt bij het steuncomité ondergebracht en de
gemeente geeft zooveel toeslag, dan was de kwestie
veel eenvoudiger opgelost. Het geheele onderzoek
dat spreker, evengoed als den heer Terpstra, tegen
de borst stuit, had dan achterwege kunnen blijven.
De menschen toch trekken uit de werkloozenkas en
zij worden gecontroleerd. Fit het verzoek om bij
slag blijkt dat ze van hunne uitkeering niet kun
nen leven. Het zou heel mooi zijn geweest als Bur-
gemcester en Wethouders hadden gezegd: wij ge-
ven voor een zekeren tijd een paar gulden bijslag
op de uitkeering uit het fonds. Spreker kan zich
de bezwaren tegen het mogelijk maken van beroep
op Burgemeester en Wethouders niet indenken. AF
straks de Rijksregeling komt, komt er eene com
missie van toezicht, welke commissie beslist bij ge
schillen tusschen Burgemeester en Wethouders en
de organisaties.
Spreker acht het niet zoo verschrikkelijk als het
steuncomité al eens ongelijk krijgt. Elke commissie,
die beslissingen neemt, wordt wel eens in het onge-
lijk gesteld. Spreker heeft liever dat iemand eene
uitkeering krijgt en dat het steuncomité ongelijk
krijgt dan andersom. Hij begrijpt niet, dat men zoo
veel drukte maakt over deze zaak en dat men zoo
veel bezwaren maakt. Spr. dient een amendement
in, om aan onderdeel 1 van het voorstel van Burge
meester en Wethouders als tweede lid toe te voegen:
„Indien het steuncomité een verzoek van een der
organisaties om bijslag voor een liarer leden afwijst,
kan de betreffende organisatie van deze afwijzing
in beroep komen bij Burgemeester en Wethouders."
De heer Peletier zegt, dat de heer Hiemstra deze
regeling vergelijkt met de Rijksregeling, waarin de
Minister in hoogste ressort beslist. Dan is er dus
sprake van een f o r m cel verschil, bijv. ten aan
zien van de toepassing van een zekere bepaling in
de wet of anderszins. Het geldt h i e r echter een
kwestie van inzicht en beleid. Als nu Burgemeester
en Wethouders worden geroepen te beslissen en zij
stellen de organisatie in liet gelijk, dan ligt in een
dergelijke beslissing opgesloten, dat het beleid van
liet steuncomité wordt afgekeurd en dat kan
aanleiding geven voor deze gemeente tot onge-
wenschte toestanden.
De Voorzitter is niet van de meening van de
meerderheid van Burgemeester en Wethouders,
maar hij legt er zich graag bij neer. Spreker voelt
veel voor de bezwaren van de hoeren H. P. de
Haan en Beekhuis. Er bestaat verschil tusschen dit
beroep en dat waarover de heer Hiemstra sprak.
Hier hebben wij te doen met eene verzekering,
waarvan een zekere premie wordt betaald, die ver
band houdt met de uitkeering en waarop Staat en
gemeente een zekere som toeleggen..
De heer Hiemstra: „die nu tijdelijk wordt ver
hoogd."
De Voorzitter zegt, dat indien een tijdelijke ver
hooging noodig was, bij de geringe werkloosheid
die we hier hebben (volgens de laatste statistiek
2]/2 F der verzekerden) en de gestegen loonen, de
kassen zelf wat meer hadden kunnen doen. De
100 die Staat en Gemeente nu reeds aan de uit
keering toevoegen, is toch werkelijk niet gering.
Wil men in buitengewone omstandigheden iets
meer doen, laat dan die omstandigheden in ieder
geval worden beoordeeld. Dit is dan echter geen
administratieve beslissing, maar een van beleid, die
aan het steuncomité is toevertrouwd.
Indien spreker liad verstaan dat de heer Terp
stra zich afkeurend over liet steuncomité uitliet,
zou hij zich daar aanstonds tegen hebben verzet. De
leden van dat comité, die nu reeds 2V2 jaar zoo
veel geheel belangeloos hebben gedaan, hebben
recht op waardeering.
De heer Terpstra zegt, dat er al weer gebeurt wat
hij heeft gevreesd. Er is gewezen op de stijging der
loonen, maar spreker zou wel eens willen dat de
Voorzitter in een arbeidersgezin moest huishouden.
Ook heeft de Voorzitter er van gesproken dat de
organisaties de uitkeering hadden kunnen verhoo-
gen. Spreker heeft een schrijven gelezen waarin
er oj) wordt aangedrongen elke week af te rekenen,
daar de Centrale kas niet kan blijven bestaan.
Spreker is overtuigd, dat de arbeiders geen cent
achteruit hebben en dat zij toch door het steun
comité worden afgewezen. Wanneer het alleen een
administratieve maatregel was, had spreker zich
niot verzet.
De heer Hiemstra is het niet met den Voorzitter
eens. Deze zei toch, dat men, nu de loonen hooger
waren, de kas had moeten spekken om een hoogere
uitkeering te krijgen. Spreker meent dat dit geen
motief is. De verhouding tusschen de inkomsten en
uitgaven is bij een arbeider toch niet gunstiger ge
weest dan het vorig jaar.
De Voorzitter:
,de werkloosheid is geringer.
De heer Hiemstra geeft dat toe. Door vroegere
uitkeeringen evenwel is de werkloozenkas uitgeput.
De bijslag had verhoogd kunnen worden en er had
meer premie kunnen zijn betaald, zegt de Voorzit
ter, maar de verhouding tusschen hetgeen een ar
beider noodig heeft en het loon dat hij ontvangt, is
er niet gunstiger op geworden. Bij een werkloozen
fonds gaat men ook niet gemakkelijk over tot
systeemverandering. Er moet dan toch een alge-
meene vergadering plaats hebben met alles wat
daaraan vast zit.
Over de kwestie van de uitkeering verschillen de
meeningen. Dit is een zaak van inzicht.
Wat nu de kwestie van het onderzoek betreft, het
is de zaak dat dit subjectief geschiedt. Nu kunnen
èn de organisaties èn het steuncomité ten opzichte
van een bepaald persoon van meening verschillen.
In zoo'n geval moeten Burgemeester en Wethou
ders kunnen beslissen. Spreker is van oordeel dat
de tussehenkomst van dit college niet dikwijls zal
worden ingeroepen. Spreker neemt toch aan, dat
het steuncomité een ruim inzicht heeft. Als er even
wel verschil van meening ontstaat, is het voor het
rechtsbewustzijn der menschen goed, dat zij bij een
hooger college kunnen aankloppen. Spreker ziet er
voor liet steuncomité niets kwaads in.
De heer Beekhuis heeft straks gezegd, dat het
geven van gelegenheid voor een beroep op Burge
meester en Wethouders voor het steuncomité on
aangenaam zal zijn. Na alles wat er nu door de hee-
ren Terpstra en Hiemstra is gezegd, meent spreker,
is het nog veel ernstiger dan hij zich had voorge
steld. Het blijkt toch dat de heer Terpstra niet te
vreden is met de wijze van werken van het comité
en de heer Hiemstra heeft gezegd, dat liet een kwes
tie is van inzicht dat het steuncomité in deze zaken
heeft. Nu begrijpt spreker niet hoe men meer ver
trouwen kan hebben in het inzicht van Burgemees
ter en Wethouders, die slechts een enkelen keer met
dergelijke kwesties in aanraking komen, dan in dat
van het steuncomité, dat al ruim 21/2 jaar werkt.
Daarin zit voor spreker het meest ernstige. Spreker
acht een uitspraak in hooger beroep van Burge
meester en Wethouders dan ook niet gewenscht.
Daar komt nog bij, dat de Raad dan zeker ook nog
weer controle zal willen uitoefenen op de beslissin
gen die Burgemeester en Wethouders geven!
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 13 tegen 9 stemmen Avordt besloten over
eenkomstig het voorstel van den heer Hiemstra.
Vóór stemmen de hoeren: Dijkstra, de Vos, Tulp,
Tiemersma, Berghuis, Vonck, Binnerts, Oosterhoff,
Schaafsma, Hiemstra, Terpstra, Zandstra en van
Sloterdijck.
Tegeii de heeren: van Weideren baron Rengers,
H. P. de Haan, Beekhuis, P. A. de Haan, Cohen,
Haverschmidt, Menalda, Peletier en Schoonder-
mark.
Het aldus aangevulde voorstel van Burgemeester
en Wethouders wordt daarna met algemeene stem
men aangenomen.