4- 130 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Mei 1917. gemeene trekken, hier geen sprake is van een on gepast volksvermaak, dan kan hij het o.i. volkomen verantwoord achten aan de breede kringen der kleine burgerij, voor wie de kermis is een feest bij uitnemendheid, deze jaarlijks terugkeerende aanlei ding tot verstrooiing en genoegen, wellicht tevens juist een afleiding in dagen van somberheid en druk, niet te onthouden. Daar komt nog het bezwaar bij, dat evenmin te verwaarloozen is, dat het thans niet aangaat op zoo korten termijn de velen teleur te stellen, die in de kermis hun broodwinning vinden en op het houden daarvan ook dit jaar rekenen. Er zijn immers nog verschillende contracten voor 1917 loopende, die bij zoo plotselinge nietigverklaring den betrokkenen groote schade zouden veroorzaken. De goede trouw verbiedt hiertoe mede te werken, al mogen de voor waarden het gemeentebestuur daar formeel het recht toe geven. Het zal op deze en soortgelijke gronden zijn, dat in verschillende plaatsen van ons land door het gemeentebestuur niet tot schorsing der kermis wordt overgegaan. Dok ons leiden zij ei- toe I te raden in dien zin te handelen en op het gedane ver zoek derhalve afwijzend te beschikken. De beraadslaging wordt geopend. De heer de Vos zegt, dat het geen verwondering zal baren dat hij over deze zaak een enkel woord in het midden brengt. Het prae-advies van Burge meester en Wethouders, die zich op het standpunt der discussieën van verleden jaar, toen het de af schaffing gold, plaatsen, is spreker in alle opzich ten niet sympathiek. Spreker meent, dat dit mis plaatst is. Het geldt nu toch alleen de vraag om de kermis dit jaar op te schorten. In zekeren zin kan spreker zich het prae-advies voorstellen. Dat is toch eenigszins de schuld van den Kerkeraad, die niet heeft geschreven zooals dit in de vergadering was aangenomen. De bedoeling van den Kerkeraad is toch deze, dat het in dezen tijd, nu alles zoo schrikbarend duur is, niet aangaat de ingezetenen de gelegenheid te geven hun geld te verteren op een wijze, die absoluut niet noodig is. Velen toch klagen erover, dat zij met hun salaris niet kunnen rond komen. Zij die het per week ontvangen, klagen dat het Donderdags, de menschen met rnaand-traete- menten, dat het den 20ste al op is. Nu wordt op alle manieren bijslag gegeven en toch zal men de men schen gelijktijdig de gelegenheid geven om hun geld op een onnutte manier te verteren. Dat lijkt den kerkeraad ongeschikt. Spreker gelooft dan ook dat, als Burgemeester en Wethouders dit hadden gewe ten, er wel een ander prae-advies zou zijn gekomen. Spreker wil aannemen dat Burgemeester en Wet houders nu moeilijk anders konden met het oog op de contracten met de kermisreizigers. Daarin zit veel waars. Maar, als de omstandigheden in Juli zoo zijn dat de kermis toch niet kan doorgaan, zitten Burgemeester en Wethouders precies voor hetzelf de feit. Als de Raad mocht besluiten te handelen in den geest van den Kerkeraad en in dien van vele ingezetenen, dan gelooft spreker, zullen zelfs Bur gemeester en Wethouders zeggen dat liet zoo toch maar beter is. Spreker hoopt dan ook, dat de Raad het verzoek van den Kerkeraad zal inwilligen. De lieer Tulp heeft zich indertijd voor de afschaf fing verklaard. Hij zal thans met het voorstel van Burgemeester en Wethouders meegaan, omdat hij op het standpunt staat, dat niet moet worden ge tornd aan een zoo kort geleden genomen besluit van den Raad. In de tweede plaats gaat hij mee omdat het hem niet goed voorkomt om, waar de Kermis in de beide eerste oorlogsjaren is doorgegaan, haar nu dit jaar te schorsen. De heer Fransen vraagt hoever de commissie, die aan het eind der besprekingen bij de begrooting voor 1917 is benoemd om een onderzoek in te stel len naar de mogelijkheid eener reorganisatie der kermis, met dat onderzoek is gevorderd. De heer H. F. de Haan vraagt hoe Burgemeester en Wethouders denken te handelen ten opzichte van de lichtbesparing. Zullen de beperkende bepalingen dei' gewijzigde verordening daaromtrent buiten werking worden gesteld! Het is toch moeilijk die bepalingen toepasselijk te verklaren op de winke liers en niet op de kermisgelegenheden. De Voorzitter wijst erop, dat hetgeen de heel de Vos heeft gezegd wel andere motieven aangeeft dan het schrijven van den Kerkeraad. In dat adres toch staat alleen dat de kermis zich niet laat rijmen met de buitengewoon ernstige omstandigheden waarin het land verkeert. Evenwel, al hadden de door den heer de Vos aangegeven motieven in het adres gestaan, dan nog zouden Burgemeester en Wethouders niet anders hebben geadviseerd. Zij ontkennen niet, dat er iets voor is te zeggen, maai de heer de Vos geeft als argument dat aan de in gezetenen de gelegenheid niet moet worden gege ven hun geld op die wijze te verteren. Door ophef fing der kermis echter wordt aan velen een mid del van bestaan ontnomen. Wie niet wil behoeft niet naar de kermis te gaan en daar zijn geld te verteren. De heer Fransen vroeg hoe ver het onderzoek der commissie gevorderd was. Die commissie is het college van Burgemeester en Wethouders en dat college is diligent. De heer H. P. de Haan heeft gevraagd of de be palingen omtrent de lichtbesparing buiten werking zullen worden gesteld. Dat is, al hebben Burgemees ter en Wethouders daartoe de bevoegdheid, niet de bedoeling. Bij de inschrijving is er de gegadigden op gewezen, dat alle mogelijke beperkingen hun bo ven het hoofd hangen. Hoe deze zaak zal moeten worden geregeld, daar van heeft spreker zelf nog geen heldere voorstel ling. "Het zal echter wel een minder verlichte ker mis worden. De beraadslaging wordt gesloten. Met 20 tegen 3 stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Vóór stemmen de heeren: Terpstra, van Weide- reu baron Rengers, Oosterhoff, Koopmans, I ulp. Tiemersma, Fransen, Zandstra, Haverschmidt, Mc- nalda, Vonck, van Sloterdijek, Hiemstra, Cohen, Beekhuis, Berghuis, Binnerts, Sehaafsma, Dijkstra en Sehoondermark. Tegen de heeren: H. P. de Haan, Peletier en de Vos. 10 (Agenda no 11) Prae-advies op het adres van het comité voor de oprichting van een sgphonie-orke.it, om ten behoeve daarvan over te gaan tot verhooging van het snbsidie van het stedelijk muziekkorps 'Bijl. no. 12. De beraadslaging wordt geopend. De heer Beekhuis meent, dat ten opzichte van de ze kwestie twee vragen moeten worden besproken, n.l. deze: of een symfonie-orkest voor Leeuwarden gewenscht is en of de opzet van bet comité goed is. Wat de eerste vraag betreft wijst spreker erop, dat de door het comité voorgestelde maatregel een maatregel is van socialen aard. Waar tegenwoor- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Mei 1917. 131 dig veel meer gelegenheid aan het volk wordt ge geven om zijn geest te ontwikkelen volksleesza len, populair wetenschappelijke lezingen, kunst aan allen komt het spreker voor, dat muziek een groo te factor kan zijn om die geestesontwikkeling te helpen bevorderen. Muziek behoort tot die kunst, die het meest tot het volk spreekt, dat in al zijn lagen voor muziek het meest toegankelijk is. On middellijk echter dient hier bijgevoegd, dat muziek moet worden aangeleerd om haar te genieten. Geen enkele kunst heeft zich in den loop der tijden zoo ontwikkeld als de muziek. Als men de muziek van later tijd vergelijkt met (lie van vroeger, is het dui delijk, dat men ontwikkeling noodig heeft om haar te kunnen begrijpen. Ten deze is spreker het vol maakt eens met wat Kor Kuiler zegt in zijn brief: „De ervaringen door mij persoonlijk opgedaan „zijn. dat men ten invent nog betrekkelijk weinig „belangstelling heeft voor muziek. „Dit komt hoofdzakelijk hierdoor, dat den mees „ten het orkestrepertoire vrij onbekend is en men „moet leeren de schoonheden te waardeeren, die de „meesterwerken bevatten. Daaruit volgt, dat men „in de gelegenheid moet gesteld worden goede or kestmuziek werkelijk naar de eischen uitgevoerd „te hooren." Dit gedeelte van het advies van Kor Kuiler heeft spreker geheel gepakt. Hij is het er volmaakt mee eens. Uit deze praemisse moet men dan ook tot de conclusie komen, dat men door een orkest de waar de der muziek moet leeren begrijpen. Waarom nu echter een symfonie-orkest! Omdat de echte kunst werken meer voor zulk een orkest dan voor een harmonieorkest zijn geschreven. Als dit nu waar is, dan moet de vraag worden gesteld of nu liet ge- nieten van die echte kunst het uitsluitend deel moet blijven van de meergegoeden, die in de gelegenheid zijn elders goede orkesten te hooren. Of, vervolgt spreker, behoort die goede muziek te worden ge bracht aan het volk in zijn breede lagen! Het comité heeft deze vraag bevestigend beantwoord. Spreker weet dat dit volk in al zijn lagen zeer ontvankelijk is voor goede muziek. Men kan het daaruit aflei den dat er overal op de volksconcerten steeds met de meeste aandacht wordt geluisterd. Die ervaring heeft men hier ook opgedaan. Op de door het symphonie-orkest het vorig jaar gegeven volksconcerten toch zat het publiek met open mond en gespannen aandacht te luisteren en het bleek juist, (lat de menschen van de klassieke kunstwerken het meest genoten. Dit is een bewijs dat het volk er ontvankelijk voor is. Als men han delt zooals de commissie voor de arbeidersontwikke ling indertijd deed, dan kan een dergelijke wijze van doen een grooten invloed ten goede hebben. Inder tijd was het eerste concert niet zoo goed bezocht als verwacht werd. De heer Wiesebron, toen secretaris van de commissie voor volksontwikkeling, weet dit niet aan gebrek aan belangstelling en hij beloofdi voor het tweede concert de menschen over muziek eens te zullen inlichten. Hij verzond toen een cir culaire waarin werd gezegd: „Wij kunnen ons echter voorstellen, dat er velen „zijn die zullen zeggen: van die moeilijke muziek „begrijp ik toch niets. Muziek is nu eenmaal een „kunst, die inderdaad vaak lastig valt te verstaan. „De commissie heeft echter besloten dat op Zon dag 20 Februari, des avonds om 8 uur, Wiesebron „in Excelsior een populaire inleiding zal houden „over: „het karakter van muziek" en bovendien een toelichting zal geven op het uit te voeren program- „ma in de Harmonie. Het gesprokene zal door de „uitvoering van eenige muzieknummers worden „verduidelijkt." Het gebouw was vol. De heer Wiesebron heeft het geheele programma uitgelegd en duidelijk ge maakt en bij de tweede uitvoering had men een beter bezette zaal en eene groote belangstelling bij liet publiek. Op die wijze kan zeker op uitnemende wijze in sociale richting worden gewerkt en kan muziek voor Leeuwarden een zegen worden. Spreker wil nog een andere reden noemen, waar om voor Leeuwarden een symfonie-orkest ge wenscht is. Leeuwarden kan niet bogen op veel natuurschoon en kunstgenot wordt hier niet veel aangeboden. Aan het eerste nu valt niet veel te veranderen, aan het tweede daarentegen is veel te doen. Het is dan ook zeer juist gezien van de Vereen, tot bevordering van Vreemdelingenverkeer, dat zij het streven van het comité zeer belangrijk heeft gesteund. Zij heeft ingezien dat, als het orkest levensvatbaarheid heeft, de aantrekkelijkheid om hier te wonen zal worden vermeerderd, verhuizingen zullen worden tegenge gaan en de bloei der gemeente zal worden bevor derd. In dit opzicht is dus de oprichting van een symfonie-orkest een direct gemeentebelang. Wat nu betreft de tweede vraag, deden zich al di rect drie vragen voor, n.l. Ie. het moest niet te duur zijn; 2e. of het wel echte kunst was die te genie ten zou worden gegeven en 3e. of het publiek wel sympathie harl voor de zaak. Het comité heeft voor de beantwoording dezer vragen gezegd: wij kunnen wel dit denken en wel dat vermoeden, het beste is proefconcerten te geven. Die proef was niet moeilijk. Leeuwarden bezit reeds een harmonie-orkest van plm. 30 man en, met eenige Leeuwarder krachten aangevuld kon dit or kest de proef nemen. De raadsleden hebben de con certen bijgewoond en zij kunnen dus beoordeelen of de gemaakte muziek de sympathie der hoorders heeft mogen wegdragen. De commissie voor het ste delijk muziekkorps heeft toen de geniale gedachte gehad om een hoogstaand musicus, den heer Hut- schenruyter uit te noodigen, 0111 te weten of er wer kelijk kunst werd geleverd. Deze musicus heeft een gunstig rapport over de prestaties van het orkest uitgebracht En men moet niet vergeten, dat dit orkest zoo maar bijeen was gegaard met als kern onze verdienstelijke leden van het stedelijk muziek korps. De heer Hutschenruyter heeft dan ook ge rapporteerd, dat het zeer goed merkbaar was dat de derde uitvoering beter was dan de eerste. Als nu dit orkest er een wordt, dat eiken dag re peteert. dan kan het niet uitblijven of dat ensemble zal heel wat beter worden dan het orkest dat ver leden jaar is opgetreden. Dit is, meent spreker, niet voor tegenspraak vatbaar. Waar de heer Hutschen ruyter reeds verleden jaar getuigde, dat er kunst door het orkest te genieten werd gegeven, daar zal hij dat van een orkest als door spreker bedoeld nog veel meer kunnen gelden. Het spijt hem dan ook dat Burgemeester en Wethouders ongunstig hebben ge adviseerd. Als spreker goed leest, is er evenwel slechts één motief voor dit ongunstig advies, n.l. dit, dat de begrooting niet zal kloppen en dat men geen menschen zal kunnen krijgen voor het geraam de salaris. Spreker hoopt het college te kunnen geruststellen, ja, hij heeft zelfs de flauwe hoop dat hij, na zijne uiteenzetting, de meerderheid nog voor het voorstel van het comité zal winnen. Spreker hoopt dit spe ciaal van den Voorzitter. Het spijt hem zeer dat de Voorzitter er zoo tegen is gekant, omdat het van algemeene bekendheid is, dat deze zich op muzikaal gebied zeer verdienstelijk beweegt. Spreker vleit zich het wantrouwen omtrent de cijfers te zullen wegruimen. Uit het prae-advies blijkt, dat Burgemeester en Wethouders hun oor deel baseeren op de adviezen van de heeren Hut-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1917 | | pagina 5