132 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Mei 1917. schenruyter en Kor Kuiler. Ten opzichte van dat van eerstgenoemde verkeeren zij echter geheel in dwaling. Als men toch den brief leest, die de heer Hutschenruyter later heeft geschreven, ziet men, dat hij geheel meegaat met de commissie voor het stedelijk orkest, in dien zin, dat de commissie de ge raamde salarissen van 600, 525 en 415 als mi nimum aanneemt, welke salarissen worden ver hoogd met de meerdere opbrengst van de exploita tie dan is geraamd. De heer Hutschenruyter meent dat die opbrengst bij intense exploitatie veel hoo- ger kan zijn en hij noemt de geraamde opbrengst dan ook bespottelijk laag. Hij twijfelt er niet aan of die kan veel worden verhoogd als de dirigent tracht engagementen buiten de stad te krijgen en als het orkest meewerkt aan operette-uitvoeringen en aan die van oratoria. Spreker heeft in het comité speci aal op die lage raming aangedrongen en er op ge wezen, dat men moest zorgen, dat het niet tegenviel. Spreker is nu, gesteund door den heer Hutschen ruyter, er gerust op dat de ontvangsten bij een in tensieve exploitatie veel honger kunnen worden. Overigens, dit moet spreker nog mededeelen, zijn de salarissen niet zoo maar uit de lucht gegrepen. De tegenwoordige salarissen der drie categorieën zijn: 192—240, 120—180 en 60—108. Die salarissen vond het comité veel te laag, reeds onder de tegenwoordige omstandigheden. Daarom reeds heeft zij ze veel hooger gesteld. Het comité heeft uitgerekend hoeveel uren daarvoor gewerkt moet worden en daarom de salarissen voor de leden van het symphonie-orkest berekend naar het getal uren dat zal moeten worden gewerkt. Het is gebleken, dat het comité een vrij goede basis had aangeno men. Dit blijkt reeds uit het schrijven van het Hoofdbestuur der Algemeene Nederlandsche Toon- kunsfenaarsvereeniging, welke vereeniging eerst den Raad had verzocht het voorstel niet aan te ne men dan met een verhoogd subsidie, maar welk Hoofdbestuur later van meening is veranderd. In het schrijven van genoemd hoofdbestuur heet het: „Onder deze omstandigheden en waar de goede „wil en het streven de belangrijke reorganisatie zoo goed mogelijk tot stand te brengen, hij I w commis sieleden ons zoo duidelijk is gebleken, acht het Da- gelijksch Bestuur het zijn plicht U te adviseeren, dat de gevraagde subsidie verleend wordt en de plannen tot reorganisatie, zooals Uwe commissie deze tot verwezenlijking wil brengen, door den ge meenteraad gesteund worden." Datzelfde hoofdbestuur, dat eerst concludeerde om het voorstel niet aan te nemen, beveelt nu de aanneming aan. Het was n.l. gebleken, dat het hoofdbestuur oorspronkelijk een verkeerde voor stelling van de zaak had. Men dacht aan musici le klas en dan is het duidelijk, dat die voor 600 niet zijn te krijgen. De bedoeling was echter anders. De bestaande krachten in het stedelijk muziekkorps werden in drie klassen verdeeld. De eerste klas van deze mensehen zal ƒ600 salaris krijgen. Zij zijn daar mee evenwel niet gestempeld tot 3 e klas musici. De voorzitter, de heer van den Rovaert, heeft dit in gezien en gezegd dat als de musici de tantièmes kregen, hij dan geen bezwaar tegen deze sala- riëering had. Vandaar de tweede brief. Men moet ook niet uit het oog verliezen dat wij hier geen mu sici hebben als in Amsterdam of Utrecht. Het zijn hier hoofdzakelijk menschen die een ander beroep uitoefenen als bijbetrekking. De heer Paardekoper heeft in verband met dat advies reeds maatregelen genoemen om de goede krachten hier te houden. Tot zijn spijt is spreker eenigszins uitvoerig moe ten zijn. en hétgeen hij heeft gezegd is eigenlijk een soort zelfverdediging. Als men toch het advies van Burgemeester en Wethouders leest, meenen zij een vaderlijken raad te moeten geven. Er staat n.l. dat het comité zjjne raming aan eene nauwkeurige her ziening zal moeten onderwerpen. Dat klinkt haast alsof het comité de cijfers er zoo maar heeft neergezet en alsof zij niet als ernstige mannen doch met de grootste lichtvaardigheid te werk zijn gegaan. Spreker meent, dat een protest daartegenover op zijn plaats is. Spreker kan het verwijt op Burgemeester en Wet houders terugkaatsen, want zij hebben zich aan die fout schuldig gemaakt door af te gaan op een brief van den heer Hutschenruyter, die door het college te oppervlakkig en daardoor niet goed is gelezen. En Kor Kuiler? Het komt spreker voor, dat het van Burgemeester en Wethouders al zeer ondoel matig is geweest hun licht bij hem te ontsteken. Deze schreef n.l. dat twee orkesten in het Noorden des lands elkander ongetwijfeld zullen belemmeren. Spreker meent, dat Kor Kuiler is gesuggereerd dit te schrijven. De Voorzitter: „dat is hem niet gevraagd, ik zag er bezwaar in." De heer Beekhuis: „er staat in den brief: „ik ben het geheel met U eens dat twee orkesten in het Noorden elkaar ongetwijfeld zullen belemmeren." De Voorzitter: „er is gevraagd hoeveel liet kost om hier volksconcerten te geven." De heer Beekhuis zegt, dat het uit den brief dui delijk blijkt, dat het de concurrentie is die de lieer Kor Kuiler vreest. Hij vreest dat een orkest te Leeuwarden, om het plat uit te drukken, hem in zijn nering zal treffen. Daarom heeft, hij een verkeerd advies gegeven. Spreker zou een hoogstaand mu sicus niet op deze wijze beschuldigen als hij het' niet zeker wist. Kor Kuiler heeft Burgemeester en Wethouders willens en wetens op een dwaalspoor gebracht. Hij heeft toch gezegd, dat een symfonie orkest minstens uit 5(1 man moet bestaan. Daaruit zou men moeten ooneludeereii, dat 40 niet voldoende is en de begrooting dus niet kan kloppen. Die 4(1 man sterkte is evenwel gebaseerd op het advies van den heer Hutschenruyter. Deze heeft 40 man met de bezetting der instrumenten opgegeven. Terwijl nu de heer Kor Kuiler als minimum man opgeeft, is het bekend, dat het Arnhemsehe orkest, een der beste uit het land, 46 man sterk is en het zal vreemder aandoen te hooren, dat het eigen orkest van Kor Kuiler uit 47 man bestaat. Spreker heeft dat van den secretaris van het or kest vernomen. Wat voor waarde moet nu aan een dergelijk advies worden gehecht? En dan de dui zenden guldens voor de bibliotheek en auteursrecht. Spreker heeft een onderhoud gehad met den heer Keur alhier en die heeft hem gezegd, dat dit auteursrecht een enkele maal ƒ5.zou kosten. De klassieke werken vallen niet onder het auteurs recht. En wat de dure muziek betreft, die is ook al heel goedkoop te krijgen. Voor betrekkelijk een kleinigheid koopt men de klassieke muziek. Spreker meent hiermee wel van het advies van Kor Kuiler te kunnen afstappen. Dat advies geeft geen hou vast aan den Raad. Er is echter een andere zaak, die wel houvast geeft. Spreker is n.l. tot de ontdekking gekomen, dat er in den Bosch een orkest bestaat, hetwelk als twee druppels water lijkt op dat, wat de commissie zich voorstelt hierop te richten. Spreker is zoo ge lukkig geweest in het liezit te komen van de bc- grooting voor dat orkest voor 1917. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Mei 1917. 133 Het is hem gebleken, dat het uit man bestaat, {lie allen twee instrumenten bespelen De heer Haversehmidt: „tegelijk?" De heer Beekhuis vervolgt, dat de tractementen daar 660, (500, J 500, J 420 enz. bedragen. En {le kosten voor de gemeente? Die bedragen aan sub sidie J 12000. Aan bezoldigingen wordt ƒ14000 uit gegeven, welk bedrag voor hier is begroot op 18300. De geheele begrooting voor ons orkest is uitgetrokken op ƒ23000, die van den Bosch op 16455. Spreker noemt deze bedragen, omdat hij daarin het bewijs ziet, dat wij niet beangst behoe ven te zijn dat het met de financiën verkeerd uit zal komen. Hij wil hiermee eindigen en hij hoopt, dat straks het besluit om een symfonie-orkest op te richten niet met een enkele stern meer, maar met eene groote meerderheid zal worden aangenomen. De heer Haversehmidt is het niet eens niet den heer Beekhuis. Spreker heeft met aandacht gelezen de adviezen over deze zaak en constateert met genoegen dat hem daaruit is gebleken, dat de heer Paardekooper een uitstekend dirigent is en dat er goede artisten bij het corps zijn. Ook nam hij nota van de welwillen de beoordeeling van het ten deele uit dillettanten bestaande orkest door dien heer Hutschenruyter en hij verklaart gaarne dat de genoodigde raadsleden zeer voldaan waren, speciaal over de praestaties van enkele hunner medeleden, terwijl de raadsleden steeds dankbaar zullen blijven voor de genoten vrij kaart. Toch vindt hij geen reden om nu over te gaan tot de oprichting van een symfonie-orkest, bestaande uit dertig halfslag beroepsartisten, zoo als uit het gesprokene door den heer Beekhuis blijkt, althans geen dilettanten, aangevuld met tien los-vaste musici enkel voor den winter. Zal er da gelijks worden gerepeteerd, zooals uit de stukken blijkt, dan zullen ook die tien musici zich hier moe ten vestigen en een raadsel is het voor spreker hoe die veertig menschen hier aan den kost moeten ko men. Spreker acht het onverantwoordelijk die ge zinnen hier te halen, waar geen bestaan in hun vak te vinden is. Er zijn er nu al te veel die lessen geven en dat zal dus met elkaar coneurreeren, zoo dat men als vanouds voor een kwartje les moet ge ven, want wat het comité waarborgt is geheel on voldoende. Spreker ziet in de plannen half werk dat niemand zal kunnen bevredigen. Een volslagen orkest stelt heel wat hoogere eischen en gaat de krachten der gemeente te boven. Trouwens daaraan bestaat hier geen behoefte, want Kor Kuiler, wiens advies door den lieer Beek huis bij afwisseling wordt gelaakt en geprezen, maakt volkomen terecht de opmerking dat volgens zijn ervaring hier ter stede de muziek betrekkelijk weinig belangstelling geniet. Met een paar staaltjes wenscht spreker dit aan te toonen. Vroeger had men in den Prinsentuin eenige extra-concerten van eerste rang orchesten die men voor enkele kwartjes kon bijwonenhet pu bliek bleek er niet van gediend en ze zijn bij ge brek aan bezoek opgehouden. De opera waar men onder leiding van Heuekeroth een prima orkest kon hooren, moest het hebben niet van de Leeuwarders, maar van de menschen die van buiten kwamen. In de Harmonie, waar men vroeger een kaart moest offeren voor een concert uit 1 trecht of uit Groningen, bleven de menschen weg, omdat ze die kaart liever voor een vaak minderwaardige kome die wilden bewaren; de directie doet het nu gratis. goedkooper kan het wel niet en het bezoek is maar matig. Nu zegt de heer Beekhuis oij gezag van Kor Kui ler dat de menschen moeten leeren muziek te ge nieten. maar spreker vraagt of een orkest, samen gesteld uit niet-volslagen beroepsartisten, die voor half geld moeten blazen en strijken, dat effect zal teweegbrengen. Kor Kuiler deelt die meening ze ker niet. De aangewezen weg lijkt spreker toe, het subsi die met een paar duizend gulden te verhoogen om het gehalte van het bestaande korps te verbeteren en hun materieelen toestand te versterken en daar toe zal spreker gaarne medewerken. De heer Schoonderinark (wethouder) wil als voorzitter der commissie voor het stedelijk muziek korps een enkel woord zeggen. Hij behoeft aan het door den heer Beekhuis gesprokene niets toe te voe gen. De heer Haversehmidt heeft gezegd dat er weinig belangstelling is. Dat is waar, maar de heer Hutschenruyter heeft gezegd dat een orkest, zooals de commissie zich dat denkt, een gangmaker zal wor den voor betere concerten. Het publiek moet wor den opgevoed en daardoor wordt de belangstelling gewekt. Dat is de bedoeling. De heer Haversehmidt zegt ook, dat ei' hier musici zullen heen gelokt wor den, die hier geen bestaan vinden. De heer Haver sehmidt schijnt den financiëelen opzet verkeerd te hebben begrepen. Die opzet is zoo, dat die menschen hier als musici werkelijk een bestaan zullen hebben. Niet een bestaan natuurlijk zooals de lieer Haver sehmidt dat voor zich zelf wenscht, maar dat be hoeft ook niet. De bijverdiensten komen hun teil goede. Zij die ƒ600 salaris hebben, hebben dat dan ook als minimum. Dat is anders dan in den Bosch. Daar staat in art. 14 van het reglement dat de op brengst van uitvoeringen buiten de gemeente aan de gemeentekas moet worden verantwoord. Al wat daar wordt verdiend is voor de gemeente. Hier wordt dat aan de musici uitgekeerd. Dit geeft spreker aanleiding om verband te zoe ken tusschen hetgeen Burgemeester en Wethou ders, de Commissie voor de muziek en het comité willen. Burgemeester en Wethouders hebben tot. sprekers genoegen een stap in de goede richting gezet en zij zullen nu den volgende ook moeten zetten. Zij schrijven toch: „Wat uit de stukken wel gebleken is, is, dat verbe tering in de positie van de leden van het stedelijk „muziekkorps wensclielijk is. Nader is ook verno- „men, dat door de lage belooningen te veel verloop „onder hen plaats heeft. Wij zouden dus in begin- „sel niet afwijzend staan tegenover een voorstel „der Commissie van Bijstand om op dit punt ver anderingen aan te brengen en de daaruit voort vloeiende verhooging van het subsidie aan den „Raad aan te vragen." Burgemeester en Wethouders willen dus mee gaan spreker hoopt dat het niet alleen woorden zijn, maar dat die in daden zullen worden omge zet om verandering te brengen in het stedelijk muziekkorps. Spreker vraagt: wat wilt gij? Wilt gij muziek of niet? De burgemeester knikt van neen. Spreker gelooft dat hij dan geheel alleen zal staan. Geen enkel lid van den Raad zal het korps weg willen hebben. Als wij een goed korps willen heb ben, moet het gereorganiseerd worden. Wat? Als het stedelijk muziekkorps als harmoniekorps zal worden verbeterd, zal dit ook geld kosten. Eene reorganisatie als de commissie zich voorstelt kost meer, maar niet zoo veel. Spreker is blij, dat Burgemeester en Wethouders den eersten stap hebben gezet. Nog een klein stapje verder en dan is de zaak in orde. Als toch het har-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1917 | | pagina 6