134 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Mei 1917. maniekorps zal worden verbeterd, zal dat nu 6 a 7000 meer kosten. Spreker wil echter de zekerheid niet geven, dat het over 2 of 3 jaar niet nog veel meer zal kosten. Doet de Raad daar nu ƒ3000 bij voor een symfonie-orkest, dan is een veel grooter bijverdienste voor de leden gewaarborgd. Bij een harmonie-orkest zijn de bijverdiensten veel kleiner. Spreker hoopt, dat de Raad mee zal gaan met het denkbeeld van het comité. Hij verzoekt den Voor zitter beleefd er bij de stemming op te willen letten dat, als bet voorstel van Burgemeester en Wethou ders is verworpen, daarmee is uitgemaakt dat niet het voorstel van het comité, maar dat van de iiiu- ziekcommissie is aangenomen. De heer Oosterhoff (wethouder) was oorspronke lijk van plan niet over deze zaak het woord te voe ren. Hij verkeert in eenigszins eigenaardige positie als lid van het comité en tegelijkertijd tegenstander van het daardoor gedane voorstel. Daarom wenseht hij zijn stem te motiveeren. Spreker moet beginnen met te zeggen, dat het plan van het comité zijn volle sympathie had en nog heeft en hij kan dan ook ten volle onderschrijven hetgeen de heer Beek huis in het eerste gedeelte zijner rede heeft ge zegd ten opzichte van het symphonie-orkest en de uitwerking ervan op het muzikale leven in Leeu warden. Hij gelooft dat het orkest ten goede zal komen aan de verheffing van het muzikale leven te dezer stede en dat het ook op andere wijze nuttig zal werken. Met het tweede gedeelte dier rede kan spreker als wethouder van financiën echter onmo gelijk meegaan. Het kan aan verschillende leden van het comité bekend zijn, dat spreker van het be gin af bezwaren heeft geopperd tegen den opzet der begrooting. Hij heeft altijd gemeend, dat het comité te dien opzichte te optimistisch is geweest, fin dat hij daarin niet geheel verkeerd heeft gezien, blijkt wel uit het feit, dat een groot lichaam op welks steun men zeker gemeend had te mogen rekenen, zich tot niets wilde verbinden. Het behoeft dus nie mand te verwonderen, dat hij bij Burgemeester en Wethouders in het bijzonder op de financiëele zijde der kwestie de aandacht heeft gevestigd. Van spre ker is de gedachte dan ook uitgegaan om den heer Hutseheriruyter te vragen hoe hij over de salaris sen denkt. Deze en ook de Algemeene Toonkunste- naarsbond vinden de salarissen op zich zelf be schouwd te laag en zij zijn van oordeel, dat ze wel kunnen dienen als grondslag, wanneer er ruime bij verdiensten worden gemaakt. Op de begrooting nu komt reeds eene raming voor van de opbrengst van bijzondere concerten, waaruit dus voor een deel de minimum-salarissen gevonden moeten worden, maar, en daar wil spreker speciaal de aandacht van den Raad op vestigen, hoe aangenaam het ook is geweest te luisteren naar het betoog van den heer Beekhuis, daarin is één groote onbekende geble ven, waarvan noch de heer Hutsehenruyter, noch de heer Beekhuis iets kunnen zeggen, n.l., de groot te der overige bijverdiensten. Daarvan weet men niets. Men kan daaromtrent optimistisch of pessi mistisch zijn, met zekerheid valt daaromtrent niets te zeggen. Het voorbeeld van den Bosch kan ons hier niet helpen. In het zuiden toch is men veel muzikaler dan in Leeuwarden. De muziek zit daar de menschen in het bloed. Spreker wil wijzen op het Leeuwarder Mannen koor, waarvan hij destijds voorzitter was en dat na een korten bloei aan het sukkelen is geraakt. Rn steeds is dat een sukkelpartij gebleven. Ook in onze omgeving zijn maar enkele plaatsen waar voor mu ziek wordt gevoeld. Wanneer nu die bijverdiensten niet groot worden, moeten de salarissen verhoogd worden en dat zal niet gaan zonder verhooging van het subsidie. Kon men hem garandeeren dat met een vaste toelage van 4 0000 de zaak in orde kon ko men, dan zou hij er zelfs in dezen tijd nog voor zijn te vinden. Hij gelooft dat evenwel eenvoudig niet. Als het symfonie-orkest wordt opgericht, zal dit in de toekomst groote offers van de gemeente vragen. De heer Schoondermark heeft gezegd, dat Bur gemeester en Wethouders de salarissen der leden van het stedelijk muziekkorps wel willen verhon ger) en dat het verschil tusschen dat en het symfo nie-orkest maar 31XXI bedraagt. Het verschil is echter veel grooter. Het eerste jaar is het een ver schil van wel 7000, maar later zal het verschil zeker grooter worden. Spreker acht het dan ook onverantwoordelijk om op dit oogenblik tot de op richting van een symfonie-orkest over te gaan en zal zich blijven verzetten. De heer Hiemstra wenseht een enkel woord in het midden te brengen .Bij het kennisdebat is ge zegd, dat de kermis demoraliseerend werkt en dat men de menschen moet opheffen. Spreker heeft toen gezegd, dat men dit niet moet doen door hun iets te onthouden, maar door hun iets te geven. En hij meent dat juist door goede muziek het volk kan worden opgeheven. Goede muziek ont breekt hier in Leeuwarden. De arbeiders, die hier heen komen uit plaatsen waar volksconcerten wor den gegeven, voelen het gemis daarvan. Uit de door het symfonie-orkest gegeven concerten is geble ken, dat de arbeiders daarin veel belang stellen. Nu mag het hier wel niet zoo zijn als in het zuiden des lands, maar ten slotte moet de belangstelling wor den aangekweekt. Omdat men hier nu altijd goede muziek heeft gemist, is er misschien te weinig be langstelling. Spreker vindt dat hef orkest, gezien de belangstelling die er voor is, een voldoende reden van bestaan heeft. Het blijkt, dat er bij de arbei ders groote belangstelling bestaat, ook uit de wijze waarop de zaak door de arbeidersbeweging is aan gepakt. Spreker meent dan ook, dat het voor de ar beidersklasse van groote beteekenis is dat het sym fonie-orkest wordt opgericht zooals dat wordt ge vraagd.Spreker kan niet beoordeelen in hoeverre die opzet technisch juist is. Ook verschijnt een kwes tie der salariëering, waartegen de heer Oosterhoff bezwaren maakte, door liet gewijzigd advies van de toonkunstenaarsvereeniging in een geheel ander licht. Spreker zou het dan ook verkeerd vinden het goede te weigeren, omdat men het betere niet kan krijgen. De Voorzitter betreurt liet in het belang van Leeuwarden dat deze steen aan het rollen is ge komen. Hij vindt het betreurenswaardig dat dit voorstel bij den Raad is ingekomen en, naar hij ver neemt, kans van slagen heeft. Hij spreekt liet den heer Hiemstra beslist tegen, dat er algemeene be langstelling is en de bevolking naar het orkest ver langt. Bij de volksconcerten toch was de zaal voor het grootste gedeelte leeg. Bij het eerste concert toch waren van de 1200 plaatsen sléchts 540 bezet; bij liet tweede, waarvoor door den heer Wiesebron stemming was gemaakt, 597 en bij het derde 400. Dat zijn nu de volksconcerten van 15 en 20 cent. Wat spreker hier op muzikaal gebied heeft gezien, heeft hem de overtuiging gegeven, dat er weinig belangstelling bestaat. Als er een concert in den Prinsentuin wordt gegeven, staat er buiten den tuin niemand te luisteren. In den Haag is dat b.v. geheel anders. Daar huurt men voor 10 cent een stoel om maar een noot op te vangen als er muziek in het Bosch is. In hoogere kringen is het precies eender. Een week na het Leeuwarder orkest speel Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Mei 1917. 135 de hier het Groningsche, dat vooralsnog dan toch heel wat beter is. Het was er pijnlijk leeg, zooals zoo dikwijls bij muziekuitvoeringen hier ter plaatse. Voor goede muziek bestaat hier, zegt spreker, weinig belangstelling. Dat er hier een algemeene aandrang bestaat, moet spreker dan ook beslist ont kennen. De commissie heeft indertijd den deelnemers in het waarborgfonds gevraagd zich ten opzichte van het op te richten orkest te verklaren. Zij zei toen, wie er zich niet tegen verklaart is een voorstan der. En nu prijkt op die lijst spreker's eigen naam als die van een feilen voorstander. De bewering van den heer Beekhuis, dat men door de oprichting van een symfonie-orkest hier inwoners zal lokken, kan spreker niet onderschrij ven. Hij vreest eerder dat ze door de verhoogde be lastingen zullen verdwijnen. Spreker komt aan het advies van den heer Hut sehenruyter aan de commissie. Over het geniale idee van den heer Hutsehenruyter te vragen zijne opinie te zeggen, zal spreker niet uitweiden. Het is bekend dat Burgemeester en Wethouders daar over zeer ontstemd zijn geweest. Spreker wil alleen komen op hetgeen de heer Hutsehenruyter heeft gezegd. En hij vindt den lof, dien hij het orkest heeft gegeven, zeer betrekkelijk. Als de heer Beek huis nu Kor Kuiler uitschakelt als concurrent, heeft spreker evenveel recht om te zeggen dat de heer Hutsehenruyter de zaak niet objectief beschouwt. Als er toch een groep menschen is, die wel een orkest willen samenstellen, moet hij zoo'n plan als musicus wel steunen. Het is ook niet onmogelijk dat hij denkt daaruit later bouwstoffen te kunnen halen voor zijn eigen orkest. Er is toch geklaagd dut er zoo weinig gelegenheid is tot opleiding. De heer Beekhuis beroept zich op den Bosch. Voor het eerst van zijn leven heeft spreker ge hoord dat er in den Bosch een orkest bestaat. Wel heeft spreker eenige jaren geleden gehoord, van iemand die op muzikaal gebied tot oordeelen be voegd is, dat muziekuitvoeringen daar buitenge woon weinig beteekenen. Spreker zal nu niet met den heer Beekhuis kibbelen over het bedrag der auteursrechten, ook niet of er 47 of 50 man moeten zijn. Dat is bijzaak. Hij begrijpt echter niet dat er hier in Leeuwarden een ernstig man is die een symfonie-orkest wil oprichten en aan de leden sa ki rissen wil uitbetalen van ƒ415ƒ600. De heer Haverschmidt heeft terecht gezegd, dat men hier een groep hongerlijders haalt, die om de andere raadsvergadering adressen schrijven om loonsver- hooging, die privaatles geven voor 50 cent. Dat zijn geen musici. Ieder die wat verstand van muziek heeft kan begrijpen dat men zoo een 17e rangs or kest krijgt. En daaraan wil men nu een vrij groot bedrag spendeeren. Tot zoover vindt spr. de zaak vooral belachelijk. Maar ei- is een ernstige zijde aan, die de heer Hiemstra heeft genoemd. Hij heeft ui. gezegd, dat veel menschen niet in de gelegen heid zijn goede muziek te hooren. Juist in het be lang van die menschen spijt het spreker, dat liet voorstel is ingediend. Door de vereeniging Kunst aan Allen te steunen zou men de kunst onder '1 be reik van die menschen kunnen brengen. Kor Kuiler heeft aangeboden om hier met zijn orkest vor ƒ8000 12 concerten te geven, terwijl de opbrengst aan de gemeente komt. Daardoor zou de gemeente voor enkele duizenden guldens de goede muziek aan het volk kunnen brengen. Het plan van het comité vindt spreker afschuwelijk. De Raad maakt zich over het geheele land belachelijk. Het wordt een strop voor de gemeente. De heer Beekhuis wTeet niet of de Voorzitter zich de Leeuwarder Courant van 7 Januari 1916 herin nert en daaruit een ingezonden stuk van mej. Geesje Poutsma. Daarin staat o.a.: „En volgens hem (den heer Beekhuis) (ik ken ze „ook) zijn er Nurksen onder, die het „belachelijk „vinden, een symfonie-orkest voor Leeuwarden". „Het zij met eerbied gezegd, maar een dergelijke „uitspraak is niet te verdedigen en eigenlijk uit den „booze of liever het standpunt, waarop zich die uit spraak grondt. Ik vermoed dat zij, die dit stand- „punt innemen, voor het meerendeel d i e zijn, die „belmoren tot de gebenedijden en gedurig zich el- „ders kunnen laven aan de heerlijke bronnen van „kunstgenieten, en, (niet te vergeten) die door lang durige uitstekende opvoeding ook langzamerhand „in staat zijn geworden tot hoog genieten; want „de kunst eiseht langdurige, voorname opvoeding. „In de eerste plaats moeten dus zij, die tot de „bevoorrechten belmoren, eene instelling als deze „steunen, niet voor zich zeiven, maar voor ande- „ren, die ook gaarne willen worden opgevoed en in „de gelegenheid willen worden gesteld om kunst „te genieten, lme onvolmaakt die ook tot hen moge „komen." Met die uitspraak van mej. Poutsma kan spreker zich volkomen vereenigen. De Voorzitter plaatst zich op dat standpunt, hij behoort tot de gebenedij den, die zelf goede muziek kunnen hooren, doch het den Leeuwarders willen onthouden. De Voorzitter: „het is juist omgekeerd. Ik heb juist gezegd, dat ik het jammer vind voor die men schen die geen muziek kunnen hooren, dat het voor stel is gedaan. Ik betreur het dat het geld, dat anders beschikbaar zou zijn om goede kunst in Leeuwarden te brengen, op deze wijze zal worden vermorst. De heer Beekhuis: „dan heb ik u verkeerd be grepen." Spreker begrijpt nu, dat de Voorzitter meent dat het orkest niet goed kan worden. Spre ker dacht dat eerst ook. Daarom is er een proef genomen en is het comité op de geniale gedachte gekomen om er een deskundige bij te halen. De Voorzitter declineert nu dien deskundige, maar spreker weet, dat de heer Hutsehenruyter niet al leen een hoogstaand musicus, doch ook een hoog staand man is. Er is geen enkele reden om diens uitspraak te wantrouwen en hij heeft die uitspraak niet gegeven om enkelen menschen een pleizier te doen. Hij wist dat hij advies had uit te brengen aan een officiéél lichaam, aan den Raad. Als een dergelijk hoogstaand man een advies uitbrengt, mag men niet zeggen dat hij dat aldus heeft gege ven om enkelen Leeuwarder heeren een genoegen te doen. Men moet aannemen dat het waar is wat hij zegt. De heer Hutsehenruyter heeft gerappor teerd dat het orkest aan redelijke eisehen kan vol doen en dat het bij degelijk repeteeren een belofte voor de toekomst bevat. Waar die uitspraak be staat, hecht spreker daaraan meer waarde dan aan het oordeel van den Voorzitter. Als de gemeente in het bezit komt van een degelijk orkest, dat de gelijke kunst geeft, al is het niet kunst zooals men die in de grootere steden kan genieten, kan dit voor de gemeente van zeer groot belang worden. De Voorzitter heeft nooit gehoord van een orkest in den Bosch. De heer Ogier is directeur en mr. van Leeuwen dien de Voorzitter wel zal kennen, heeft een gunstig oordeel over het orkest en schrijft, dat het optreedt in Den Haag, Dordrecht en ver schillende andere plaatsen van ons land. De heer Fransen: „in Hamburg". De heer Beekhuis: Het orkest accompagneert

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1917 | | pagina 7