136 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Mei 1917. veelal bij uitvoeringen van oratoria. Ook het orkest hier kan concerten geven in Harlingen, Sneek enz. De Voorzitter heeft gezegd, dat wij hier musici moeten halen. Dat is niet geheel juist. Zij zjjn hier al. Wij hebben hier waarschijnlijk musici genoeg om een orkest van 40 man samen te stellen. De ge nomen proef wettigt dat vermoeden. De heer Haversehmidt acht den heer Hutschen- ruyter geheel te goeder trouw, maar hij beoordeel de een orchest ten deele uit dilettanten bestaande; voor beroepsmusici zal hij een anderen maatstaf nemen. Ook een rederijkerskamer behandelt men met zachtheid. Spreker zegt dit omdat de lof de heeren naar het hoofd schijnt gestegen. Hetzelfde geldt de belangstelling van het publiek. Als spre ker en vele anderen hunne kennissen niet meer zien meespelen, raakt de aardigheid er gauw af. Men leest telkens over het moeilijke bestaan van de orchesten te Utrecht, Arnhem, Haarlem en Gro ningen, meerendeels in de buurt van groote ste den gevestigd, maar waar het Leeuwarder corps den kost moet verdienen met concerten is spreker niet duidelijk en toch zal de bijverdiende het moe ten doen. Spreker denkt aan het muziekkorps van het 9de, dat na de mobilisatie terugkeert en ook al meer concurreert. De artisten worden zooals in een der stukken staat, aan een proefneming blootgesteld en, als die proef mislukt, zit men verlegen met heel wat teleur gestelde en ontevreden menschen. Spreker wil daartoe niet medewerken. De Voorzitter doet opmerken dat het bedrag van ƒ15.500 moet worden gebracht op ƒ16.000, omdat de muziekcommissie vergeten heeft 500 uit te trekken voor de muziekschool. De beraadslaging wordt gesloten. Met 17 tegen 6 stemmen wordt liet prae-advies van Burgemeester en Wethouders verworpen. Vóór stemmen de heeren: van Weideren baron Rengers, Oosterhoff, Fransen, Haversehmidt, Berg huis en Binnerts. Tegen de heeren: Terpstra, H. P. de Haan, Koopmans, Tulp, Peletier, Tiemersma, de Vos, Zandstra, Menalda, Vonck, van Sloterdijek, Hiem- stra, Cohen, Beekhuis, Schaafsma, Dijkstra en Schoondermark. Met algemeene stemmen wordt thans besloten het subsidie te verleenen tot een bedrag van ƒ16.000. VIL De Voorzitter geeft thans liet woord aan den heer Hiemstra tot liet stellen en toelichten zij ner vraag. De heer Hiemstra heeft de vraag gesteld of Bur gemeester en Wethouders ook van plan zijn veran dering te brengen in de wijze van de turfdistribu- tie. Spreker zal er niet veel van zeggen, want het is ieder bekend hoe het is gegaan. Als hij er veel van zegt, dan zou hij onparlementair kunnen wor den. Als men toch denkt hoe het gegaan is, dan wordt men onwillekeurig warm en wordt men on parlementair. De menschen hebben een dag op de bon en daarna nog een dag op de turf moeten wach ten. Op den duur is dit onmogelijk. Leeuwarden heeft een rustige bevolking, maar de menschen moeten niet verplicht worden twee dagen te ver zuimen. Ouden van dagen krijgen op deze wijze heelemaal niets. De Voorzitter zou kort kunnen zijn en kunnen antwoorden: „het is niet waar, dat de menschen een dag op de bon en daarna nog een dag op de turf hebben moeten wachten en ik ben niet van plan verandering aan te brengen in de wijze van turf- distributie." Hij wil er echter iets meer van zeggen. Op de bons behoefde men op zijn hoogst 1 a 1 uur te wachten. De verstrekking hiervan was ge woonlijk vroeg in den voormiddag afgeloopen. Dat de menschen zoo vroeg komen, daaraan kunnen Burgemeester en Wethouders niets doen. Kr zijn menschen geweest die na ontvangst van hun bons op de turf den geheelen dag hebben gewacht, maar dat was absoluut niet noodig. Men kan dit vergelij ken met de paniek die er in de eerste dagen van den oorlog heerschte, toen allen hun papiergeld in zil ver wilden omzetten. Den wachtenden is meege deeld, door de politic-agenten, dat zij niet hoefden te wachten, maar later konden terugkomen, omdat er niet meer bons waren uitgegeven dan er turf was. Al hadden nu de menschen bons en dus de ze kerheid turf te zullen krijgen, dan nog gingen ze den geheelen dagen file staan te wachten op hun turf. Er komt toevallig wel verandering in de dis tributie van turf omdat die anders wordt geregeld, maar als de gemeente nog weer een enkel schip te verdeden krijgt, terwijl er groote behoefte aan turf is, zal de distributie daarvan op dezelfde wijze plaats hebben, omdat dit eenvoudig niet anders kan. De heer Hiemstra zou de toon en de wijze van antwoorden door den burgemeester kras kunnen noemen. De sociaal-democraten hebben wel eens iets over den toon moeten hooren, maar de toon van het antwoord is kras. Het gaat mij niet aan, zegt spreker, maar de menschen. In de courant is ge adverteerd dat bons voor turf verkrijgbaar zouden worden gesteld zoolang de voorraad strekte. Dat heeft een paniek veroorzaakt, want de groote mas sa had geen brandstof. Daarom gingen de men schen ver voor het aangekondigde uur naar de plaatsen waar bons verkrijgbaar werden gesteld. Als ze op den aangegeven tijd waren gekomen, dan was een ander hun al voor geweest. Dat is zeer velen overkomen. De wijze waarop de verstrekking van de bons is aangekondigd, acht spreker ver keerd. Het zou ook overweging verdienen èn de bons èn de turf op meer plaatsen beschikbaar te stellen. De burgemeester zegt wel, dat zij die bons hadden niet behoefden te wachten en dat de bons den volgenden dag ook geldig waren, maar de mees ten hadden geen brandstof in huis. Op een Zon dag zag spreker tal van menschen naar het Vliet trekken om daar wat fabrieksturf machtig te wor den. Het gebrek aan brandstof was de aanleiding voor de ophooping van menschen. Het is moeilijk te regelen, dat weet spreker wel. maar bij deze wijze van distribueeren kan ophooping niet worden voor komen. Die daar staan zijn ook burgers van Leeu warden. Die moeten ook worden geholpen. Spre ker vraagt of het niet mogelijk is de turf thuis te brengen. Als ze moet worden gehaald krijgen de oudjes niets. Al moet dat wat geld kosten, dat be- teekent niets. Zooals het gegaan is kan het niet meer. Als het dan ook niet verandert voorziet -pre ker dingen, die wij hier in Leeuwarden niet ge woon zijn. De Voorzitter interrumpeert den heer Hiemstra en zegt: „ik geef u de gelegenheid een vraag te stellen en toe te lichten over een zaak die eigenlijk niet eens tot de bevoegdheid van den Raad behoort. De Raad heeft u het verlof niet toegestaan om een propaganda-speech te houden." De heer Hiemstra: „ik meen de kwestie zakelijk te hebben behandeld, maar het sarcastische, cyni sche antwoord van den Voorzitter.. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Mei 1917. 137 De Voorzitter: „ik verbied u om op een derge lijke manier over mijn woorden te spreken. Ik heb zakelijk geantwoord." De heer Hiemstra: „dat is verschil van opvatting, ik meen u te moeten overtuigen van den ernst der zaak. Ik meen u te moeten overtuigen dat het zoo niet moet doorgaan, omdat er anders dingen zullen kunnen gebeuren, die wij hier liever niet hebben. Hij ziet eenige van zijn medeleden knikken en hoopt, dat die er ook het hunne van zullen zeg gen. De lieer H. P. de Haan vraagt het woord. De Voorzitter: „ik sluit de vergadering."

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1917 | | pagina 8