150 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Mei 1917.
„of in uitstallingen of aan ramen ten toon te stel
len" weg te laten.
Het bezwaar zit niet in de plaats waar wordt
aangeplakt of tentoongesteld, maar in het tentoon
stellen van iets dat een opeenhooping van men-
schen veroorzaakt. Men moet het aandurven, om
étalages, die het verkeer belemmeren, te verbieden.
De Commissie heeft ook het bezwaar van deze re
dactie gevoeld en heeft eerst willen lezen: voortdu
rende étalages. Maar ook dan was er wel weer een
middel te vinden om de verordening te ontduiken.
De verordening heeft speciaal het oog op de étalage
hij den boekhandelaar op den hoek van de Oude
Doelesteeg, waarover bij de begrooting zoo dikwijls
is geklaagd. De Commissie meende dan ook dat hier
omtrent wel eenstemmigheid zou bestaan.
Spreker geeft toe, dat het last kan veroorzaken
als een politieagent een dergelijke bepaling ver
keerd opvat. In de algemeene politieverordening
z(ju echter wel meer bepalingen, waarmee zulks het
geval is. Nu is dat geen aanbeveling om er meer
van dergelijke bepalingen in aan te brengen, maar
het is van meer belang hoe de toepassing is, dan hoe
de bewoordingen eener verordening zijn. De heer
Beekhuis zal wel vaak onbewust en ongehinderd de
Politieverordening hebben overtreden.
Met een slappe verordening, die overdreven
wordt toegepast, heeft liet publiek meer last dan
met een strenge verordening en een goeden geest
hij de politie. Het aanplakken in die nauwe straat
is lastig uit verkeersoogpunt. Ten opzichte van
liet over a opgemerkte wil spreker dit zeggen, dat
het hem niet duidelijk is hoe men op straat kan
dringen zondér de orde te verstoren. Spreker is
niet bevreesd dat de politie de verordening onoor
deelkundig zal toepassen.
De wijziging is voorgesteld omdat liet de opvat
ting van de rechterlijke macht is, dat men moet
kunnen aantoonen, dat ordeverstoring heeft plaats
gehad. Als de bedoelde woorden uit de verorde
ning worden gelicht, behoeft dat niet meer. Als
de praetijk heeft aangetoond dat men met een
zekere bepaling niet het beoogde doel bereikt, dan
moet die veranderd worden. Daarom is deze veran
dering voorgesteld. Blijkt de wijziging niet te vol
doen, welnu, dan kan het nog zonder veel omslag
weer worden veranderd. Dat is het voordeel van de
gemeentelijke verordening hoven de wet.
De heer Beekhuis verklaart zich gerustgesteld
door de rede van den Burgemeester, want hij is het
met hem eens, dat het meer aankomt op takt bij de
toepassing dan op de bewoordingen eener veror
dening. Hij vertrouwt op de toezegging van den
Voorzitter dat deze bepalingen behoorlijk zullen
worden toegepast en zal nu voor het voorstel stem
men.
De heer Tulp is niet overtuigd dat de bepaling
noodzakelijk is. De voorzitter heeft wel gezegd dat
er hij de begrooting door de raadsleden is geklaagd.
Hij heeft echter niet medegedeeld, dat de Commis
saris van Politie geklaagd heeft.
De Voorzitter: „dan doe ik dat bij deze."
De heer Tulp zegt dat de voorzitter sprak over
den geest der politie. Op grond van ervaring is
spreker daarover niet zoo gerust als de Voorzit
ter. Hij handhaaft zijn amendement, dat Juidt om
in het voorgestelde onderdeel c van art. 27 te doen
vervallen de woorden: „of in uitstallingen of aan
ramen ten toon te stellen."
De heer Hiemstra zegt dat het mogelijk is dat de
bepaling door hare algemeenheid en hij eene kren
terige toepassing wat hinderlijk is. Als het echter
blijkt, dat dit het geval is dan belet niets den Raad
om haar in de eerstvolgende vergadering weer uit
de verordening te nemen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorgestelde toevoeging aan onderdeel a
wordt vastgesteld met 19 tegen 2 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Tiemersma, Dijkstra,
H. P. de Haan, Zandstra, van Weideren baron Ran
gers, de Vos, Terpstra, Cohen, Beekhuis, Ooster-
lioff, Peletier, Hiemstra, Menalda, Fransen, Bin-
nerts, onck, van Sloterdjjck, Haversehinidt en
Berghuis.
Tegen de heeren: Tulp en Schaafsma.
Het amendement-Tulp wordt verworpen met 18
tegen 3 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Dijkstra, Tulp en
Schaafsma.
Tegen de heeren: Tiemersma, H. P. de Haan,
Zandstra, van Weideren baron Rengers, de Vos,
Terpstra, Cohen, Beekhuis, Oosterhoff, Peletier,
Hiemstra, Menalda, Fransen, Binnerts, Vonck, van
Sloterdijck, Haverschmidt en Berghuis.
De toevoeging van onderdeel c aan art. 27 wordt
met algemeene stemmen, behalve die van den heer
Tulp, aangenomen.
11. agenda no. 12). Prae-advies van de Commissie
voor liet ontwerpen van strafverordeningen op de adres
sen, om het sluitingsuur van tapperijen op 9 uur des
avonds te bepalen.
Dit prae-advies luidt als volgt:
Bij Uwe Vergadering is, onder dagteekening van
den 27 September 19.16, ingekomen een verzoek
van het bestuur van het Centraal Comité voor
Drankbestrijding alhier om, nu de slijterijen ten
gevolge van de verordening op de winkelsluiting
om 9 uur gesloten moeten zijn, ook voor de tappe
rijen in de betreffende verordening een gelijk slui
tingsuur voor te schrijven, met bevoegdheid aan
den Burgemeester om voor inrichtingen, welke kun
nen geacht worden te zijn in het belang van het
openbaar verkeer, van dat verbod ontheffing te ver-
leenen. Van 22 besturen van genootschappen en van
plaatselijke afdeelingen van landelijke vereenigin-
gen en bonden zijn adhaesiebetuigingen met dit
verzoek ingekomen, dat bij Uw besluit van den lOen
October d.a.v. in handen onzer commissie om prae-
advies is gesteld.
De meerderheid onzer commissie is ten aanzien
van dit verzoek van oordeel, dat het niet moet wor
den ingewilligd, voornamelijk om de moeilijke, ja
bijna onmogelijke taak die den Burgemeester zou
worden opgedragen, zoo hij het onderscheid zou
moeten maken tusschen de inrichtingen die vroe
ger en die welke later zouden moeten worden ge
sloten, daargelaten nog het bezwaar der inperking
van de persoonlijke vrijheid die van een dergelijk
voorschrift het gevolg is. Wel is waar is die in
breuk ook reeds gemaakt bij de verplichte sluiting
der winkels (inbegrepen de drankwinkels en slij
terijen), maar de gronden die daarvoor hebben ge
golden waren geheel andere dan die thans het
adresseerende bestuur en zijn medestanders voor
de vervroegde sluiting der drankgelegenheden kun
nen laten gelden. Beiderlei inrichtingen zijn, ook
in dit opzicht, eenvoudig niet vergelijkbaar. Gelijk
de voorzitter van het comité dan ook mededeelt, is
in geen der gemeenten waar de winkelsluiting geldt,
naar hij meent te weten, de verlangde maatregel
ingevoerd. Bovendien werd in onze commissie de
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Mei 1917. 151
opmerking gemaakt, dat, als deze beoogt bescher
ming tegen drankverleiding van den arbeider en
den kleinen burgerman, het uur van negen slecht
gekozen is, zoolang de lokaliteiten, die hier het ge
vaarlijkst zijn, 's morgens vóór het werk of 's mid
dags in de schafttijden toch reeds open staan. De
minderheid in onze commissie kan deze beschou
wingen niet deelen en was van oordeel, dat in den
geest van het adres door wijziging der verordening
wel iets is te bereiken en dat, als het sluitingsuur
op 9 uur 's avonds niet voldoende is, dan een beter
gekozen moet worden.
De commissie adviseert echter op grond van het
boven ontwikkelde gevoelen der meerderheid, op
het verzoek niet in te gaan, zoodat zij 1' voorstelt
dienovereenkomstig te besluiten en daarvan aan de
adressanten kennis te geven.
De beraadslaging wordt geopeld.
De heer Djjkstra wil naar aanleiding van het af
wijzend prae-advies enkele opmerkingen maken.
Het spijt spreker, dat de Commissie voor de Straf
verordeningen den tijd niet gekomen acht om dit
bescheiden verzoek in te willigen. Het spreekt van
zelf dat het de bedoeling van het Centraal drank-
weer-comité is den drankverkoop te beperken.
Spreker wil het eerste argument, de moeilijke taak
van den Burgemeester, even onder de oogen zien.
Hij wil niet ontkennen, dat er moeilijkheden aan
zijn verbonden, maar moeilijkheden zijn er om die
te overwinnen. Het is de vraag nu maar of er iets
goeds mee kan worden bereikt. En spreker gelooft
van wel, al wTeet hij wel dat men niet alles kan
bereiken, wat spreker graag wil. Door inwilliging
van het verzoek echter kan men wel iets bereiken.
Wat nu de inrichtingen betreft, daartnsschen be
staat een groot verschil. Er is toch een hemelsbreed
verschil tusschen kroegen en kroegloopen en het
bezoeken van inrichtingen voor openbaar verkeer,
als hotels. Spreker gelooft wel dat de Voorzitter bij
machte is daartnsschen het onderscheid te maken.
Verder wordt er gesproken over de persoonlijke
vrjjheid. In de tegenwoordige omstandigheden kan
men daar niet veel van zeggen. De Commissie
weet dat ook wel en zij behoeft zich over die per
soonlijke vrijheid niet zoo dik te maken. De persoon
lijke vrijheid toch is tegenwoordig positief onderge
schikt aan het algemeen belang.
De Commissie zegt verder in haar prae-advies:
„bovendien werd in onze Commissie de opmer-
„king gemaakt dat, als deze beoogt bescherming te-
„gen drankverleiding van den arbeider, hel uur
„van negen slecht gekozen is, zoolang de lokalitei
ten, die hier het gevaarlijkst zijn, 's morgens vóór
„het werk of 's middags in de schafttijden toch
„reeds open staan."
Spreker noemt dit een eigenaardige bestrijding.
De Commissie wil de sluiting niet omdat het haar
niet ver genoeg gaat. Er is echter niets tegen de
tapperijen ook 's morgens en 's middags te sluiten.
Dat is zoo'n gewichtige zaak niet. Het Drankweer
Comité begrijpt echter ook wel dat bruut optreden
niet verdedigbaar is. Spreker meent evenwel dat
het aangevoerde geen reden is om het bescheiden
verzoek van het Drankweercomité af te wijzen.
Het adres is door 22 vereenigingen gesteund. Dat
is een bewjjs dat de strijd wordt gevoerd door groo-
te groepen der bevolking zelf en is tevens een be
wijs dat de bevolking zelf een hoogere trap van
beschaving bereikt. Spreker hoopt dat de Raad
het niet eens is met het afwijzend prae-advies dei-
Commissie en het zal verwerpen.
De heer de Vos wil een enkel woord spreken. In
't algemeen zullen er velen zijn, die het verzoek van
liet Drankweer Comité een nuttige zaak zullen vin
den. Spreker vindt echter het advies der Commis
sie voor de Strafverordeningen zwak van argu
mentatie. De moeilijke taak van den Burgemees
ter om uit te maken welke inrichtingen gesloten
moeten worden, is, meent spreker, niet moeilijk. De
persoonlijke vrijheid, die in het advies ter sprake
is gebracht, heeft weinig te beteekenen. Spreker
kan niet meegaan met de argumenten der Com
missie.
De winkelsluiting is ingevoerd ter wille van de
winkelbedienden. Spreker vraagt of de bedienden
in de café's niet evengoed bedienden zijn als die
uit de winkels. Dat de 9 uur sluiting voor de tappe
rijen niet uitvoerbaar is kan spreker niet begrij
pen. In Duitschland heeft de vervroegde sluiting
der café's goede gevolgen gehad. Dr. Schwander
zegt hiervan:
„Merkwaardig is hoe gauw erkend werd; dat de
gewichtige stamtafelkwesties vóór 11 uur 's avonds
evengoed konden worden opgelost of zonder schade
verdaagd konden worden.
De politie is er zeer mee ingenomen, nu zij door
het vervroegde sluitingsuur minder met ernstig
nachtbraken te doen heeft.
En de herbergiers en caféhouders zelf vragen
om een vervroegd sluitingsuur."
Toch zal spreker tegen het vervroegde sluitings
uur stemmen. De Commissie heeft een groot argu
ment vergeten. Door een vervroegd sluitingsuur
zou men niet van den regen in den drup komen,
maar van den drup in den regen. Spreker vreest nl.
dat er verscheidene z.g.n. sociëteiten zullen worden
opgericht, waarvan de Burgemeester veel meer last
zal krijgen. Hij wil er nog ten slotte iets van zeg
gen, nl. dit. Hij kan niet begrijpen, dat de heer
Dijkstra voor de 9 uur sluiting kan zijn, terwijl hij
tegen de afschaffing van de kermis heeft gestemd,
als wanneer de herbergen tot 2 a 3 uur 's nachts
open blijven.
De Voorzitter wijst erop, dat liet meest afdoende
argument der Commissie voor haar voorstel is dat
in de kleine tapperijen het bezoek na 9 uur niet
groot meer is. Óp andere uren zijn die gelegenhe
den meer bezet al naar de omstandigheden van
plaatselijken aard. Als de Raad de beperking die
gevraagd is invoert, dan bereikt hij daarmede toch
niet wat het Drankweer Comité vraagt.
De tappers hebben een adres ingezonden en erop
gewezen, dat zij geheel uitgeschakeld worden. Nu
kan men meer of minder sympathie met deze men-
schen hebben, maar het zijn menschen die een wet
tig bedrijf uitoefenen, dat men niet het recht heeft
zonder zeer dringende redenen te belemmeren.
A^oor spreker is er nog een praktisch bezwaar nl.
dit dat het moeilijk is een schifting te maken en de
heer de Vos bedoelt klaarblijkelijk hetzelfde, als
wat de Commissie voor de Strafverordeningen be
doeld heeft.
AVat spreker een zeer deugdelijk argument vindt,
dat is het argument van het ingrijpen in de per
soonlijke vrijheid. Ieder geval dient toch deugdelijk
te worden onderzocht om uit te maken of de rede
nen, om in die persoonlijke vrijheid in te grijpen,
gewichtig genoeg zijn om dat ingrijpen te wettigen.
Spreker meent dat die hier niet zijn. Het is ook geen
stelsel dat in den aard van ons volk ligt. Als men
op die manier den drank gaat bestrijden door de
menschen de gelegenheid te benemen om drank te
krijgen, dan verliest de geheele beweging der ont
houding veel van hare beteekenis. Het is heel wat
anders als iemand uit eigen beweging niet drinkt