166 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 Juni 1917.
socialistische liederen worden gezongen. Wij zeg
gen, dat houdt verband met elkaar, omdat de so
cialisten den vrede willen. De ambtenaar daarente
gen kan zeggen dat de zang geen verband houdt
met de voordracht. Voor muziek is het nog moeilij
ker om uit te maken of er verband bestaat. Spre
ker acht het bepaalde in c eene verbetering en
meent dat het amendement Peletier niet moet wor
den aangenomen.
De heer Peletier doet opmerken dat, wat de heer
Hiemstra zegt, in het algemeen wel juist kan zijn
en ook spreker zou het jammer vinden dat er be
lasting moest worden betaald van eene vergade
ring als de heer Hiemstra bedoelt, maar zoo het
artikel nu is geredigeerd kan iemand een voorstel
ling geven die belastingvrij is, als hij maar een
spreker uitnoodigt, die een speechje van een half
uur houdt. Daardoor wordt de deur opengezet voor
ontduiking.
De Voorzitter meent, dat juist de heer Peletier
de deur voor ontduiking openzet. Men behoeft dan
toch maar een oogenblikje te spreken in verband
met eene te geven voorstelling en ze is vrij van be
lasting.
De heer Peletier: u draait de zaak om.
De Voorzitter: De belastingschuldige zal de zaak
omdraaien. Als iemand een speechje houdt van 5
minuten en daarna een voorstellig geeft over het
zelfde onderwerp, kan men niet zeggen dat die
voorstelling daarmede geen verband houdt.
De kwestie of men belastingschuldig is of niet
wordt beheerscht door de vraag: hebben wij te doen
met eene openbare vermakelijkheid of niet en niet
door de kwestie of er verband bestaat tusschen do
vertooning en de voordracht Spreker meent dat de
heer Peletier zijn doel niet zal bereiken.
De heer Peletier blijft by zijne meening dat door
deze redactie de deur voor fraude wordt opengezet
en dat moet niet. Zooals c nu is geredigeerd kan
iemand een partij in elkander zetten en is vrij van
belasting, als hij maar zorgt een spreker uit te noo-
digen.
De Voorzitter vindt deze redactie van c goed.
De heer Peletier trekt zyn amendement in.
De beraadslaging wordt gesloten.
De artikelen 4 en 5 worden ongewijzigd vastge
steld.
De verordening in haar geheel wordt onveran
derd vastgesteld.
Aan de orde is: B, de verordening op de invorde
ring.
Algemeene beraadslagingen worden niet gehou
den.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behande
ling.
Art. 1 wordt onveranderd vastgesteld.
Aan de orde is art. 2.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Peletier wijst erop dat in art. 2 staat:
„Ieder die voornemens is eene tooneeluitvoering
of andere openbare vermakelijkheid te geven, moet
ten minste 24 uur vóór den aanvang van dit voor
nemen", enz.
Spreker acht dit eene bepaling van tijd, welke
niet is vast te stellen. Hij vraagt of het niet beter
is te lezen: 24 uur voor het tot uitvoering bren
gen, enz.
De Voorzitter zegt dat ermee bedoeld wordt 24
uur voor den aanvang der voorstelling.
Dit wordt duidelijker als er achter „aanvang"
een komma wordt geplaatst. De heer Peletier stelt
dus voor dat te doen.
De heer Peletier vindt dat goed en zegt dat een
komma dikwijls veel beteekenis heeft.
De beraadslaging wordt gesloten.
Art. 2 wordt met algemeene stemmen, aldus aan
gevuld, vastgesteld.
De artikelen 3—9 worden met algemeene stem
men onveranderd vastgesteld.
De verordening in haar geheel wordt met alge
meene stemmen vastgesteld.
10 agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der verordening tot het heffen
van een hoofdelijken Omslag naar het inkomen (gemeen
teblad 1913 no. 36 en 1917 no. 21).
Dit voorstel luidt als volgt:
ln Uwe vergadering van 14 November 1916 weixl
besloten het maximum bedrag van den te heffen
hoofdelijken omslag te verhoogen van ƒ450.000 tot
ƒ600.000. Bij resolutie d.d. 23 November 1916 no.
121, 2e afdeeling deelden Gedeputeerde Staten ech
ter mede dat zij in verband met de missive van den
Minister van Binnenlandsche Zaken van 5 Januari
1914, no. 89, afdeeling B.B., ter kennis van de ge-
gemeentebesturen gebracht bij Provinciaal blad
no. 2 van 1914, geen vrijheid konden vinden naar
aanleiding van de toen te hunner beschikking
staande gegevens, bedoelde verhooging te bevorde
ren, doch bereid waren eene verhooging van het
maximum tot ƒ475.000 met gunstig advies aan de
Kroon voor te dragen.
Daarop heeft de Baad in de vergadering van 12
December 1916 het maximum gebracht op ƒ475.000.
Intusschen blijkt dat er meer geld noodig is dan
waarop bij de begrooting werd gerekend en waar
het opmaken van het kohier van den hoofdelijken
omslag thans zoover gevorderd is, dat een ruimere
opbrengst mag worden verwacht zonder dat noch
tans het percentage behoeft te worden verhoogd,
is het noodig andermaal het maximum te heffen be
drag voor te stellen op ƒ600.000.
In afwachting van een voorstel tot wyziging der
begrooting, waarop de te verhoogen uitgaaf kosten
zullen worden aangebracht, stellen wij U thans
voor het maximum van den te heffen hoofdelijken
omslag te brengen op ƒ600.000 en daartoe het hier
onder volgend ontwerp te bekrachtigen.
ONTWERP
De Raad der gemeente Leeuwarden,
Overwegende dat het gewensoht is het maximum,
tot hetwelk de hoofdelijke omslag naar het inkomen
ten behoeve dezer gemeente kan worden geheven,
te verhoogen;
gezien het voorstel van Burgemeester en Wet
houders
besluit:
1. in artikel 1 der verordening tot het heffen
van een hoofdelijken omslag naar het inkomen (ge
meenteblad no. 36 van 1913), vastgesteld by raads
besluit van 10 Juli 1913, goedgekeurd by Konink
lijk Besluit van 28 October 1913 no. 57, gewijzigd
bij raadsbesluit van 12 December 1916, goedgekeurd
bij Koninklijk besluit van 19 Januari 1917 no. 70
(gemeenteblad no. 21 van 1917) het cyfer van
ƒ475.000
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 Juni 1911. 10*
te vervangen door ƒ600.000;
II. te bepalen dat dit besluit geacht wordt in
werking te zyn getreden den 1 Januari 1917.
Het voorstel wordt met algemeene stemmen aan
genomen.
11 (agenda no. 12). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders betreffende het bekomen van een onteigenings
wet voor onderscheidene perceelen aan de Peperstraat
in het belang van de verbetering van het verkeer aldaar
(bijlage no. 21).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Haverschmidt wenscht over dit belang
rijk punt wel een kort woord te spreken en dan wil
lnj reeds dadelijk zeggen dat hij maar matig is in
genomen met d'e voorgestelde doorbraak omdat
naar zijne meening het stadsbeeld niet wordt ver
fraaid, wanneer men de Nieuwestad, die ter plaat
se mooi wordt afgesloten, steeds verder verlengt.
Het trekken van een rechte lijn en de amotie van
alles wat in den weg staat is een methode, die trou
wens weinig meer wordt gevolgd
Waar men ten slotte toch in den Ossekop terecht
komt, ware het beter geweest het denkbeeld van den
Burgemeester te volgen, dat ook door spreker werd
verdedigd, om aan den Wirdumerdijk het Friesch
Koffiehuis en het gebouw der Geldersche Crediet-
vereeniging te onteigenen en aan de Waeze het
perceel van Van der Werft', dan was men er met
drie perceelen af en kwam men op minder omslach
tige wijze op dezelfde plaats terecht en men had
tevens de zekerheid dat aan de Zuidzijde van de
nieuwe straat een monumentaal bankgebouw zou
verryzen.
De Raad besloot echter in beginsel de Peperstraat
te verbreeden en over andere plannen zal spreker
verder maar niet uitwijden.
Nu men echter in de Oude Oosterstraat huizen is
gaan koopen, had1 spreker beter gevonden tot de
Tweebaksmarkt met de uitbreiding door te gaan.
In de Oude Oosterstraat schuilt juist het grootste
kwaad; bij de Heerestraat is het een steeg van
niet meer dan drie Meter.
Onwillekeurig denkt men dan aan de school. Op
den duur staat die in den weg, maar men ontwerpt
een verkeersweg die eeuwen zal dienen en verbou
wen van die school heeft geen haast. Waar men
overigens het eigendom van anderen niet spaart
gaat het moeilijk om gemeentebezit te ontzien.
Men kan ook als volgt redeneeren: de school is
September 1878 in gebruik genomen en heeft dus
byna 40 jaar dienst gedaan; laten we er nog eens
10 jaar van genieten en dan zijn we wel verant
woord het gebouw onder handen te nemen; veel
hinder geeft de school trouwens niet, want ver
plaatsing van het hek geeft reeds' verruiming.
Spreker concludeert dat hij het voorstel vindt een
eerste stap in de goede richting. Hij zou kunnen
voorstellen Burgemeester en Wethouders uittenoo-
digen een verder strekkend plan in te dienen, maar
hij kent niet de bezwaren en de eischen aan zijn
denkbeeld verbonden en verzoekt het college dus
alleen te willen overwegen of men niet beter doet
den Ossekop zoo te laten en de Oude Oosterstraat
geheel te verbreeden, om bij gebleken uitvoerbaar
heid later met een voorstel te komen.
De Voorzitter zegt dat de heer Haverschmidt
heeft gewezen op een ander denkbeeld dat bespro
ken is en waarvan spreker een voorstander was. De
hoofdzaak, waarom spreker een voorstander was
van het andere plan, was om de financieele gevol
gen. Uit verkeersoogpunt acht spreker de thans
voorgestelde oplossing beter. Als men nu over het
verschil van een ton heenstapt acht spreker deze
oplossing de meest verkieselijke. Hij geeft toe dat
de Nieuwestad er niet door wordt verfraaid', om
dat in het algemeen eene afsluiting van een plein
als het Waagsplein mooier is, maar er zal mis
schien een betere bebouwing komen. Voor de ver
dere verbreeding van de Oude Oosterstraat geldt
het financieel bezwaar voor spreker in nog sterker
mate. Men zou toch kunnen zeggen, waarom ook
niet de Nieuwe Oosterstraat verbreed. Bij de Wy-
brand de Geeststraat toch heeft men pas weer een
breeden verkeersweg. De heer Haverschmidt zegt
dat de moeilijkheid in de Oude Oosterstraat zit.
Spreker kan dat niet toegeven. Als men eenmaal
door de Peperstraat is kan men al verschillende
kanten uit. De bedoeling van het plan is om een uit
weg te geven aan alles wat van de Nieuwstad komt.
Aan den Ossekop behoeft weinig te gebeueru. Spre
ker laat vooralsnog in het midden wat er gebeuren
moet met de hoekhuizen. Hij acht het mogelijk dat
dit een eerste stap is, zooals de heer Haverschmidt
zegt en dat de gemeente later verder moet gaan;
zooals het evenwel nu is kan met dit plan worden
volstaan. Voor het tegenwoordig geslacht wordt
met de verbreeding der Peperstraat al veel gedaan.
De heer Haverschmidt kwam op het denkbeeld
van doortrekking tot de Tweebaksmarkt, nu de ge
meente door aankoop zooveel belangen in de Oos
terstraat beeft gekregen.
Als het toch d'e bedoeling is in den Ossekop te
recht te komen, was die aankoop niet strikt noo
dig geweest; men had over de Paardepyp dadelijk
rechtsaf kunnen gaan en dan kwam men er ook.
Verbreeden van de lange Nieuwe Oosterstraat
durft spreker niet aan en door onteigening van
stoepen, doelmatige bestrating en verkeersrege
ling is daar wel iets te verbeteren; op die wijze
heeft men in Oud-Amsterdam in heel wat smaller
straten een onbelemmerd en druk verkeer kunnen
regelen.
Spreker stelt zich voorloopig tevreden met het
aangebodene, maar er is geen denken aan dat men
op den duur ontkomt aan het verbreeden der Oude
Oosterstraat.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders.
12 (agenda no. 13). Voorstel van de Commissie voor
het ontwerpen van strafverordeningen tot wijziging der
verordeninghoudende verbod van het verlichten van
winkels (gemeentebladen 1916 no. 34 en 1917 nos.
18 en 25).
Dit voorstel luidt als volgt:
Bij raadsbesluit van 27 Februari van dit jaar is
het sluitingsuur der winkels voor den Zaterdag be
paald op 11 uur 's avonds. Volgens besluit van den
zelfden datum mag echter in de winkels behalve in
barbierswinkels en kapperssalons, waarvoor geen
beperking is gesteld, na 9 uur niet meer dan één
gas- of electrisch licht branden. Dit geeft bij som
mige bedrijven, die niet vóór het wettelijk uur weu-
schen te sluiten, tot moeilijkheden aanleiding, om
dat hetzij door de inrichting van den winkel zelf,
hetzij door den aard van het bedrijf het branden
van niet meer dan één licht onvoldoende is. Onze
Commissie is daarom van oordeel dat het dezen be
drijven niet onmogelijk gemaakt moet worden van
het latere sluitingsuur op Zaterdagavond gebruik
te maken en acht daartoe het beste een meer ruime
ontheffing der verbodsbepalingen van de verorde
ning op het verlichten van winkels mogelijk te ma
ken dan thans is toegelaten. Daartoe strekt het