196 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Juli 1917.
betreffen, 't Is toch een gedwongen redeneering,
meent spreker, dat waar het slachthuis alleen door
Leeuwarden' wordt geëxploiteerd, Leeuwardera-
deel zou kunnen zeggeni: we hebben een slachthuis;
en dus stellen wij een slachtverbod in. Dat is te ver
gezocht, naar sprekers inzien».
De heer Schaafsma kam zioh heel goed vereeni
gen met e»en uitstel van veertien dagen», maar moet
zich sterk verzetten tegen het denkbeeld van den
heer Peletier om de voorstellen» tot na den oorlog
te laten rusten. Het heeft spreker gefrappeerd dat
de heer Peletier wilde zoeken naar dingen van meer
belang, terwijl men» reeds van 1878 af bezig is in
deze zaak dan- vóór en dan tegen te pleiten. Spre
ker vraagt of de tegenwoordige tijd dan er nog niet
rijp voor is om te maken dat een openbaar slacht
huis er komt. 't Wordt meer dan tijd dat Leeuwar
den opgenomen wordt onder de steden die een
openbaar slachthuis hebben.
Spreker wil nog dit zeggen, dat hij door zijn» stem
te geven aan het voorstel, niet geacht wil worden
de uitgetrokken salarissen voldoende te achten. Dat
geldt van, den directeur zoowel als van andere amb
tenaren. Een veearts-keurmeester b.v. voor 2000
zal men met een lantaarntje moeten zoeken, en
spreker gelooft nog niet dat men hem dan vindt.
De heer Fransen kan geheel meegaan» met den
heer Peletier. Spreker meent ook, dat het nu tie
tijd er nieit voor is, om in een dergelijke zaak een
besluit te nemen. L)e geraamde bouwkosten raken
ook kant noch wal. 't Scheelt wel 50.000. Sterker
nog, de kosten zijn op geen ton na te berekenen en
vermoedelijk zou de begrooting nu wel het dubbele
zijn van de voorgestelde som, waarbij nog komt dat
men verschillende doelen niet eens kan krijgen.
Als men 't slachthuis wil, moet men niet op een
paar duizend gulden zien-, zei de voorzitter. Doch
spreker staat op het standpunt, dat hij wel een
slachthuis wil, maar dan moet het aan de gemeente
weinig of geen geld kosten. En dan maken een paar
duizend gulden wel verschil.
De heer Koopmans stelt vast, dat in beginsel be
sloten is om een slachthuis op te richten. Waar de
bouwkosten evenwel belangrijk hooger zullen zijn,
is 't de groote vraag of de exploitatie aan de ge
meente niet veel geld zal kosten.
Burgemeester en Wethouders hebben zelf voor
gesteld om met den bouw niet te beginnen, dan als
de bouwkosten binnen redelijke grenzen vallen.
Maar dan acht spreker uitstel ook niet zoo erg. De
bouwkosten kunnen nu wel het dubbele bedragen,
terwijl ook de exploitatierekening misschien een
heel andere opzet zal behoeven. De salarissen,
waarop de lieer Schaafsma reeds wees, zijn een be
langrijke factor, terwijl bovendien de afschrijving
ontbreekt. Hier is geen afschrijving, alleen een an-
nuïteits-aflossing geraamd, en dat nog maar naar
4V2 pCt. Bovendien is op de exploitatierekening
niet op vernieuwing gerekend en voor reserve -ook
niets. Spreker wil dus het uitstel niet tot veertien
dagen beperken, maar een langeren tijd' er voor ne
men, om in dien- tijd de geheele rekening, vooral de
exploitatierekening, te onderwerpen aan een on
derzoek van den accountantsdienst van de Vereeni-
ging van Nederlandsche Gemeenten. Er mocht, al
dus spreker, althans wel iets worden uitgetrokken
voor mogelijke verliezen, en voor een vernieuwings
fonds voor de machines.
Spreker vraagt dus uitstel, langer dan tot de vol
gende vergadering, om in dien tijd de exploitatie
rekening te doen onderzoeken door een, bevoegden
accountantsdienst.
De heer Hiemstra ziet geen enkele reden voor
eenig uitstel. Als straks mocht blijken dat de prij
zen abnormaal hoog blijven en de exploitatie-reke
ning werkelijk kant noch wal raakt, dan, kunnen
Burgemeester en Wethouders immers altijd nog bij
den Baad komen om een beslissing te vragen. De
Raad kan dit voorstel heel gemakkelijk aannemen,
meent spreker. De schijn wordt evenwel gewekt,
alsof men nu nog weer een. beginseluitspraak van
den Raad wenscht.
Als de meerderheid van dén Raad nu eenmaal
een abattoir wemscht, dan zal die meerderheid zich
toch niet om een paar duizend gulden van haar
standpunt laten afbrengen. Spreker meent, dat, als
de gemeente er per jaar een niet te groote som voor
moet betalen, 't ook nog niet zoo erg is. Er is bij
de zaak toch ook nog altijd een algemeen belang
betrokken».
Spreker besluit dat de Raad goed zal doen het
voorstel aan te nemen, opdat men bij het intreden
van- gunstiger tijdsomstandigheden zoo spoedig
mogelijk er mee kan beginnen. Met veertien» dagen
moet men» beslissen.
De heer Peletier betwijfelt of de heeren Hiem
stra en Schaafsma hem wel hebben begrepen. Spre
ker wil geen bepaald uitstel tot na den oorlog, maar
alleen aanhouding totdat men een juist beeld der
kosten kan geven en» een exploitatie-rekening, steu
nende op meer werkelijke cijfers. Nu moet de Raad
iets beoordeelen, waarvoor hem de nioodige gege
vens ontbreken. De heer Hiemstra zegt, dat, als de
cjjfers te veel uiteenloopen met de nu aangebodene,
Burgemeester en Wethouders weer hij den Raad
zullen komen. Maar dan blijft de zaak ook gelijk,
zooals door spreker wordt voorgesteld en begrijpt
hij niet waarom men zich tegen» zijn voorstel verzet.
Of liever spreker begrijpt bet wel, want een, abat
toir is nu eenmaal ee,n punt op liet sociaal demo
cratisch gemeenteprogram, en »de heeren vragen in
zulke» gevallen niet wat het kost aan de gemeente.
Spreker kan zich op een dusdanig standpunt niet
stellen en acht zich wel terdege verplicht 'het ver
band tusschen de gemeente financiën en de oprich
ting van een openbaar slachthuis in het oog te hou
den».
De Voorzitter komt er tegen op, dat de gegeven
cijfers in 't geheel niet terzake zouden dienen. Ze
zijn van September 1915. Ondertusschen was het
sprekers idee ook, dat het werk niet gegund zou
worden voor het bedrag dat de Raad goedgekeurd
heeft. Maar daarom kan men over het voorstel wel
beslissen. Dan is alles klaar en heeft men niet meer
over de onderdeden te spreken. Dan is men 't over
de ontwerpen» eens. De opzet is dan besproken en
dan is 't verder een kwestie vam finantiëele uitvoer
baarheid.
Spreker kan geen accountantsonderzoek aanra
den. Die hebben geen ervaring omtrent deze slacht-
huis-cyfers.
De heer Koopmans. „Jawel, dat hebben ze wel."
De heer Peletier zal zoo zijn stem niet durven
geven aan het voorstel.
Ofschoon spreker zooals reeds door hem opge
merkt, in beginsel vóór de stichting van een» abat
toir zou stemmen, zal bij hem ten» slotte de vermoe
delijke financiëele uitkomst, waarover thans niet
te oordeelen valt, den doorslag moeten geven.
De heer Fransen betoogt, dat niets Burgemees
ter en Wethouders behoeft te weerhouden om door
te gaan met de werkzaamheden. Zij kunnen dan la
ter in gunstiger tijdsomstandigheden met defini
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Juli 191.. 19»
tieve plannen bij den Raad komen». Wat belet Bur
gemeester en Wethouders om voort te gaan! Zij
zijn daar toch al lang toe gemachtigd. Behoeven
zij een tweede machtiging nog om verder te gaan!
't Komt, zegt spreker, op 't zelfde uit, als men
nu dit voorstel behandelt of later.
De heer Beekhuis is 't hiermede niet eens. Er is
een groot verschil tusschen 't een en 't ander, zoo
als spreker hoopt aan te toonen». Reeds» gedurende
tien jaar zijn prineipieele beslissingen genomen,
doch nu heeft men een concreet plan en een aange
wezen terrein. Nu heeft men een plan van drie des
kundigen en een berekening van de kosten. Hier
tegenover zet het voorstel-Peletier alles weer op
losse schroeven. Dan weten Burgemeester en Wet
houders nog niet wat de Raad wil.
't Betreft hier de groote beslissing die genomen
moet worden. De bouw alleen zal op gunstiger tijd
stip aanvangen. En verschillen de financiën dan
van de nu aangeboden cijfers, dan kan' dit immers
nog aan de goedkeuring van den Raad worden on
derworpen.
Spreker is dus wel voor uitstel, maar dit moet
langer dan 14 dagen zjjn, in ieder geval tot de
maand September. De vacantietijd' is niet geschikt
voor de behandeling van dergelijke belangrijke
voorstellen.
Er is echter, zoo besluit spreker, een groot ver
schil in, om straks over dit punt te beslissen, dan
om de heele zaak te laten» rusten».
Den heer De Vos deed het heel veel genoegen,
dat- er een voorstel tot uitstel kwam.
Het abattoir-vraagstuk is geen vraagstuk van
vandaag of gisteren. Reeds van 1878 af is men met
de overweging begonnen, en met dit resultaat, dat
tot op het huidige oogenblik er nog niets van ge
komen» is. Spreker geeft toe dat voor een stad als
Leeuwarden een abattoir wenschelijk is. 't Is even
wel de vraag of 't wel noodzakelijk is, dat wij een
abattoir hebben in den uitgebreiden zin als door
Burgemeester en Wethouders voorgesteld, waar wij
met veel minder kosten hetzelfde kunnen berei
ken.
Spreker zou willen, dat Burgemeester en Wet
houders den tijd van uitstel zich te nutte maakten
met het overwegen van deze vraag.
Als, zegt spreker, we een openbaar slachthuis
hebben in engeren zin, een gelegenheid, uitstekend
ingericht, waar het vee kan worden gedood, ge
keurd en schoongemaakt, en waar de afval kan
worden bewaard, totdat ze wordt weggehaald, dan
is toch hetzelfde te bereiken als met een uitgebreid
abattoir. In de eerste plaats toch is n'oodig een uit
stekende keuring, e»n dat niet overal in de stad het
bloed» van de geslachte beesten vloeit. Dat is te be
reiken» door een openbare slachtplaats, zonder ijs
fabriek, koelkamens en meer van die zaken.
De meeste slagers zijn uitstekend ingericht wat
hun koelkasten en koelkamers betreft. Daar is zeer
zeker het vleescli veilig tot aan den verkoop. Een
bezwaar tegen de centrale koelin richting is ook
nog, dat waar de mensehen gedwongen worden hun
vleesch daar te hangen, het in een stad als Leeu
warden niet zoo vlug van de hand gaat. En dan is
het, eenmaal uit de koelkamers vandaan», zeer ze
ker spoedig aan bederf onderhevig.
Bij een dergelijke eenvoudige centrale slacht
plaats heeft men geen directeur nioodig, en. geen
allerlei opzichters, terwijl men tot hetzelfde resul
taat komt.
De Voorzitter. „Wij spreken nu over de vraag of
we dit punt nu zullen» behandelen of na den» oor
log."
De heer De Vos. „Ik zou willen dat Burgemeester
en Wethouders deze vragen in dieni tusschentijd
onder de oogen zien."
De Voorzitter. „Die zaak hebben we al onder de
oogen gezien. De vraag van» een slachthuis zonder
koelhuis of ijsfabriek hebben we onderzocht. Thans
is het de kwestie of we het voorstel nu zullen be
handelen of niet."
De heer De Vos heeft tegen den. opzet van» het
plan geen bezwaar. Spreker vraagt alleen of Leeu
warden zoo'n uitgebreide zaak noodig heeft. Koel
kasten en koelkamers hebben de slagers allemaal
zelf.
De heer Beekhuis acht de redte van den heer De
Vos het grootste bewijs, dut het niet hetzelfde» is
of men nu het heele plan laat rusten, d»an of men
het voorstel nu behandelt.
Wordt dit voorstel aangenomen, dan wordt er
een slachthuis gebouwd conform het plan dat nu
voor ons ligt.
De Voorzitter deelt geheel die opinie. Burge
meester en Wethouders kunnen dan voortgaan». Al
leen vóór ze tot gunning overgaan, zullen ze» eerst
den Raad nog in het bedrag- kennen. Maar verder
kunnen ze 't geheel afhandelen..
De heer Menalda vraagt, of 't geen aanbeveling
verdient om een directeur te benoemen, zoo tijdig,
dat die over het plan kan worden gehoord, en dat
de bouw geschie»dt met zijn instemming. Anders
moet hij misschien» met een» inrichting werken die
hij zelf geheel anders zou hebben gebouwd.
De Gezondheidscommissie wees daarop; spreker
vraagt of Burgemeester en» Wethouders daar ook
rekening mee zullen houden.
De Voorzitter merkt op, dat in groote plaatsen
wel deze wijze van doen wordt gevolgd. Maar t is
een heel dure manier, omdat men zoodoende lang
van te voren den ambtenaar moet aanstellen. Be
ter is het door goede deskundigen de plannen» te
doen ontwerpen, dan kan men een veel minder be
kwaam man als directeur hebben.
Dan blijft wel het feit over, üat de directeur dit
of dat anders zou hebben gebouwd, maar dat heeft
men bij een eventueelen opvolger ook.
Deze gemeente had te beschikken over bekwame
deskundigen. Spreker deelt mede, dat hunne aan
stelling is geschied overeenkomstig het advies van
den chef van den veeartsenijk unldagen dienst.
De heer Menalda heeft de opmerking, ook van
een deskundige, bij de stukken gevonden. Spreker
kan zich overigens er zeer mee vereenigen, te han
delen. zooals de voorzitter het uiteenzette.
De Voorzitter zal in stemming brengen liet voor
stel-Peletier omtrent uitstel tot na den oorlog.
De heer Tulp vraagt of dit voorstel uitstel tot
na den oorlog bedoelt.
De heer Peletier formuleert zijn voorstel aldus:
„totdat aan den Raad meer juiste cijfers ter beoor
deeling kunnen worden gegeven".
De Voorzitter: „De cijfers wisselen telkens. Prac-
tiseli beteekent hét dus uitstel tot na den oorlog."
De beraadslaging word gesloten.
Het voorstel-Peletier wordt verworpen met 15
tegen 6 stemmen. Vóór de heeren: De Vos, Cohen,
Peletier, Tulp, Fransenen Menalda.