272 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 October 1917. slaat echter den Raad niet van de vraag hoe die moeit worden ingericht. De commissie wist wat zij aannam toen zij benoemd werd en er bestaat dan ook geen aanleiding om den Raad verwijtingen te doen. Uit den brief van het Rijkskolenbureau leest spreker dat de brandstoffencommissie een onder deel moet zijn van het gemeentelijk distributiebe drijf'; de bijvoeging: „ten minste" wat de financiën aangaat, is geen beperking. Spreker is het volko men met den heer Sehaafsma eens, maar waar de Raad te weinig van de zaak weet, geeft spreker in overweging de behandeling tot morgen uit te stel len en eene buitengewone vergadering te beleggen. Dan kunnen de raadsleden de kwestie nog eens on derzoeken en bespreken. De lieer Hiemstra zegt dat de kolenvoorziening der gemeente een belang is voor Leeuwarden en dat het niet wensohelijk is elkander hatelijkheden te zeggen. Daarmee komt men geen stap verder. De Raad heeft te zorgen dat hij èn de commissie uit de misère komt, waarin beide zonder hun toedoen zijn geraakt. Men kan nu wel zeggen dat de Raad een slag heeft gedaan naar de commissie, maar liet gaat voor hem niet gemakkelijk een blanco erediet te geven zonder daarover iets te zeggen te hebben. De voorzichtigheid in dezen door den Raad betracht, verdient waardeering en hij heeft dan ook zeker geen standje verdiend. De Raad moet nu of toege ven of den boel in de war sturen. De commissie kan de verantwordelijkheid niet dragen. Er moet dus van beide kanten zooveel mogelijk worden toege geven. Straks is door den Voorzitter gezegd dat de commissie geen onderdeel kan worden van de ge meentelijke distributie. Als spreker het schrijven van het kolen-bureau leest, ziet hij daarin dat de commissie, te n m in s te wat de financiën betreft, een onderdeel dier distributie moet worden. De Voorzitter: „wat verstaat u onder een onder deel van de distributie?" De heer Hiemstra (wethouder) vervolgt en zegt dat de commissie voor zaken, de kolendistributie betreffende, verantwoordelijk is aan het Rijksko lenbureau, maar dat zij, waar zij de financiën der gemeente noodig heeft, daarvoor verantwoord; lijk kan zijn aan Burgemeester en Wethouders. Ook wat de gasverstrekking betreft is de gemeente b.v. verantwoordelijk aan liet kolenbureau en ook aan den Raad. De commissie kan dan ook verantwoor delijk zijn aan het gemeentebestuur, voor zoover zij dat niet is aan het kolenbureau... De lieer Peletier: „dat zegt niets". De heer Hiemstra (wethouder)„dat zegt veel". Spreker is van oordeel dat het wel degelijk moge lijk is om bij elkander te komen. Er zijn tal van plaatselijke zaken, waarover het kolenbureau niets heeft te zeggen. Daarvoor kan de commissie de ge meente wel medezeggingschap geven. De heer Peletier meent, dat hetgeen de heer Hiemstra wil, wel een oplossing lijkt, doch het niet is. De heer Hiemstra wil toch de commissie voor zoover ze niet verantwoordelijk is aan de Rijks- kolendistributie, verantwoordelijk aan de gemeente stellen. Het begrip verantwoordelijkheid is echter niet te omlijnen, zoodat men nooit zou kunnen vast stellen, waar de verantwoordelijkheid tegenover het Rijk eindigt en die tegenover de gemeente begint, of omgekeerd. De heer Hiemstra (wethouder)„U heeft toch de voorschriften te volgen, die U heeft". De heer Peletier zegt, dat daarin juist de moei lijkheid zit. Er zijn voorschriften, doch deze worden schier eiken dag gewijzigd en aangevuld. Indien men nu aanwijzingen van de zijde van de gemeente zou hebben op te volgen, zouden deze kunnen in- druischen tegen de voorschriften, die telkens van den Haag uit worden gegeven en zouden conflicten niet uitblijven. Toen de Raad weigerde de gevraag de: garantie te verlcenen, was dat, omdat men geen voldoende inzicht in de zaken der Brandstoffen- commissie meende te hebben. Door den Voorzitter is echter reeds opgemerkt, dat de commissie geen bezwaar heeft alle mogelijke inzicht te geven ten aanzien van het financieel beleid der commissie, zoodat thans de Raad de financieele verantwoorde lijkheid der commissie, onder deze omstandigheden, zal kunnen overnemen. Spreker stelt daarom de volgende motie voor: De Raad, kennis nemende van de bereidwilligheid van de zijde der Brandstoffencommissie om het gemeente bestuur volledig inzicht te geven van hare werk zaamheden en beleid, besluit: de financiëele aansprakelijkheid dier commissie over te nemen. De heer Beekhuis: „ik heb ook een motie opge steld, die ik den Raad in overweging wil geven. De motie luidt: „De Raad verklaart zich bereid voorloopig de fi-nancieele verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de daden der Brandstoffencommissie; noodigt de Brandstoffencommissie uit zoo spoe dig mogelijk eene regeling te willen ontwerpen om trent de voorwaarden, waarop de gemeente zich financieel aansprakelijk stelt voor hare daden." Spreker bedoelt hiermede dat de commissie eene regeling zal ontwerpen waarop de Raad de finan cieele aansprakelijkheid kan overnemen. Be Voorzitter geeft te kennen dat de motie hem niet bevredigt. Aan eene voorloopige bereidverkla ring toch heeft de commissie geen voldoenden steun. Zij werkt in het openbaar belang en daarvoor kunnen de leden persoonlijk niet hunne particuliere portemonnaie voor een tekort beschikbaar stellen. Wil de Raad de financieele verantwoordelijkheid niet overnemen, dan legt de commissie er het bijltje bij neer. Op het oogenblik, dit kan spreker wel mededeelen, is er geen tekort. Als de motie-Beek huis wordt aangenomen kan de Raad de bereidver klaring met een maand wel intrekken en dan zit hij weer voor hetzelfde feit. De heer Beekhuis gelooft dat de Voorzitter de motie niet goed verstaat. De bedoeling is, dat de Raad de commissie verzoekt eene regeling te ont werpen waarop de financieele verantwoordelijk heid door de gemeente kan worden overgenomen en neemt die inmiddels over. De heer Peletier meent dat men geen vier maan den verantwoordelijkheid uit de werking der eom niissie kan lichten. De heer Beekhuis wil voorloo- pig de financieele verantwoording overnemen De Voorzitter: „het woord „voorloopig" ontneemt er alle waarde aan". De heer Hiemstra begrijpt dat niet. Als de Raad voorloopig de verantwoordelijkheid op zich neemt, is er tijd om bij elkaar te komen. Hij wil de motie- Beekhuis wel aannemen. De heer Beekhuis wil om alle misverstand te voorkomen, de motie omdraaien. Zij luidt dan: De Raad noodigt de Brandstoffencommissie: uit zoo spoedig mogelijk eene. regeling te willen ont Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 October 1917. 273 werpen omtrent de voorwaarden, waarop de ge meente zich financieel aansprakelijk stelt voor hare daden, verklaart zich bereid inmiddels de financieele verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de da den der Brandstoffencommissie. De heer Sehaafsma heeft grooten lust den Minis ter voor een voldongen feit te plaatsen. Daar dit echter hetzelfde beteekent als den inwoners der ge meente een onaangenamen winter te bezorgen, zal hij dat niet doen, te meer daar de Minister niet te vlug werkt. Spreker zal daarom meegaan met de' motie-Beekhuis. De beraadslaging wordt gesloten. De motie-Beekhuis wordt aangenomen met IS tegen 2 stemmen. Vóór stemmen de heeren: Dijstra, Tiemersma, Peletier, Koopmans, H. P. de Haan, Hiemstra, Collet, Terpstra, de Vos, Beekhuis, Sehaafsma, Zandstra, Cohen, van Sloterdijek, Haver,schmidt, Menalda, Oosterhoff en Sehoondermark. Tegen de heeren: N ij holt en Dijkstra. Niets meer te behandelen zijnde, sluit de Voor zitter de vergadering. VERBETERING. Op pag. 262 van het raadsverslag van 9 October 1917, 2e kolom, 3e en 6e regel van beneden, waar staat onderscheidenlijk: 774.035.913" en „2e sup pletoir kohier", moet worden gelezen: 71.035.2 U" en „le suppletoir kohier".

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1917 | | pagina 6