•v.o.ag van ae nanueiingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 November 1917. zich verplaatst in de moeilijkheden, welke ook de commissie heeft gezien. Die moeilijkheden kan spreker voor een groot deel onderschrijven. Spre ker meent evenwel dat de oplossing kan worden gevonden door de thans bij de Tweede Kamer aanhangige wet te volgen. Spreker zou gaarne zien dat Burgemeester en Wethouders dit voorstel te rugnemen en aan de commissie verzoeken te wil len nagaan of er niet op de een of andere wijze is tegemoet te komen aan de wenschen der belangheb benden. Als men het wetsontwerp leest, ziet men toch dat de Minister ook rekening heeft gehouden met de verschillende moeilijkheden. Hij wil het drie-ploegenstelsel laten bestaan,enkele groote bak kerijen vergunnen een paai- uur vroeger te openen enz. Een contra-bepaling zal worden voorgesteld om niet meer dan 48 uren nachtwerk in de 3 weken toe te staan. Bepalingen zullen worden opgenomen om de concurrentie te beletten door vast te leggen dat versch brood niet voor een bepaald uur mag worden verkocht. Men wijst erop dat er een wets ontwerp is ingediend. Het is echter de vraag wan neer die wet in werking komt. Bovendien is het niet zeker dat deze Minister blijft en men weet niet hoe die erover denkt. Spreker zou daarom gaarne zien dat- Burgemeester en Wethouders met de com missie voor de strafverordeningen nader overleg pleegden. De heer Njjholt heeft in de commissie voor de strafverordeningen de bezwaren gevoeld om thans tot de afschaffing van den nachtarbeid te beslui ten. in die commissie zijn bezwaren geopperd: als de aanschaffing van ovens, het. aanbrengen van groote wijzigingen in het bedrijf enz. Hoewel vóór afschaffing, heeft spreker zijn stem gegeven aan het advies der commissie, omdat hij de te beide gebrachte bezwaren voelde en het bakkersbedrijf erdoor op hooger kosten zou worden gejaagd, ter wijl de kans bestond, dat bij invoering van een Rijkswet weer andere kostbare veranderingen uoo- dig zouden zijn. Spreker voelt echter ook wel iets voor het denkbeeld van den heer Schaafsma. Bij nader onderzoek toch is hem gebleken dat de moei lijkheden door de oorlogsomstandigheden zullen meevallen. De hoeveelheid brood, die gebakken wordt is aanmerkelijk verminderd, zoodat de af schaffing van den nachtarbeid daardoor gemak kelijker zal gaan. De mogelijkheid bestaat dat dit kan gebeuren zonder groote wijzigingen in het be drijf aan te brengen. Spreker wil daarom meegaan met het denkbeeld van den lieer Schaafsma om een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid van de afschaffing van den nachtarbeid, zonder de be drijven te veel te veranderen. Als de bedrijven op hoogere kosten worden gejaagd is het beter de wet af te wachten. De heer de Vos zegt dat liet niet onbekend is, dat spreker een, ernstige voorstander is van de afschaf fing van den nachtarbeid. Twintig jaar geleden reeds waren de kopstukken der verschillende rich tingen het er al over eens dat er aan dien nachtar beid een einde moet komen. Altijd echter is het uit gesteld. De commissie voor het ontwerpen van strafverordeningen zegt nu wel dat zij in het alge meen niet afwijzend tegenover deze zaak staat. Dit lijkt mooi. Over de argumenten van het afwijzend prae-advies, dat er een wetsontwerp in aantocht is enz., heeft spreker even moeten glimlachen. Het is niet te ontkennen, dat er een wetsontwerp is inge diend, maar de inwerkingtreding zal nog wel eenige jaren kunnen aanhouden. In het blad „Gemeente belangen" staat een artikel waarin de afschaffing van de nachtarbeid urgent wordt genoemd, maar de schrijver zegt erbij dat er nog wel een heele tijd kan verloopen alvorens het ontwerp wet is gewor den. Als nu de gemeente eene regeling maakt is dit altijd een stap in de goede richting. De eene gemeente na de andere schaft den nacht arbeid af. Nu zal men wel kunnen beweren dat men de rijksregeling moet afwachten, maar eene gemeen- teregelinig zal niet in strijd komen met de wet. Die regeling kan dan ook nog te allen tijde buiten werking worden gesteld. Spreker meent dat de tijd voor de afschaffing daar is en stelt de volgende motie voor: de Raad; van meening dat uitstel van eene verordening tot afschaffing van nachtarbeid in bakkerijen niet wenschelijk is, noodigt Burgemeester en Wethou ders uit spoedig met een zoodanige ontwerpveror dening bij den Raad te komen. Be Voorzitter doet den heer de Vos opmerken, dat hij niet Burgemeester en Wethouders, maar de commissie voor de strafverordeningen moet uit- noodigen en vraagt of hij de motie in dien zin kan wijzigen. De heer de Vos vindt dit goed. De heer Hiemstra staat op het standpunt van den heer de A os. Spreker denkt er echter niet licht over. Ondanks de bezwaren, aan liet maken van eene regeling verbonden, gaat het, niet aan niets te doen. In verschillende gemeenten in Friesland heeft men een regeling, in Leeuwarderadeel is er een in voorbereiding. Als wij hier niet eene maken, dan zal de gemeente Leeuwarden er tusschen komen. Er moet naar worden gestreefd te komen tot de af schaffing van den nachtarbeid zonder de bedrijven te veel te ontwrichten. En dat kan gebeuren dooi de te maken regeling zooveel mogelijk aan te pas sen aan het ontwerp van wet. De heer Atteina heeft aan den toon, waarop de heer de Vos sprak, meenen te bemerken, dat hij niet zoo zeker is, dat de commissie voor de strafveror deningen niet afwijzend staat tegenover de afschaf fing van den nachtarbeid. Spreker, lid der commis sie, is een overtuigd voorstander. Hij is overtuigd dat er spoedig een wet tot stand komt en wil daar op, gezien de bezwaren, wachten. Als de Voorzitter overtuigd is dat die wet spoedig zal komen, kan de behandeling wel worden uitgesteld. Is zulks niet het geval, dan wil spreker het denkbeeld van den heer Schaafsma wel ondersteunen. De Voorzitter zegt dat het niet om het principe gaat, maar dat het een opportuniteitsvraag is. Alle leden der commissie voor de strafverordeningen wenschen de afschaffing van den nachtarbeid. De commissie evenwel heeft willen wachten op grond van het ingediende wetsontwerp. Dat is niet een kapstok om er de regeling aan op te hangen. De heer de Vos heeft gezegd dat het wetsontwerp er wel is maar dat de wet nog wel wat op zich zal laten wachten. Spreker meent dat in dit bijzonder geval de kans op tot-stand-koming vrij groot is, omdat het ontwerp onder de tegenwoordige om standigheden is ingediend nadat liet wetsontwerp- Talma is gevallen. Hij moet dan ook aannemen dat de wet veel kans van slagen heeft en gelooft dat het ontwerp binnen niet te langen tijd wet zal zijn. Dan is er alles voor te wachten. De heer de Vos zegt wel dat het niet erg is als er tusschen de ge meentelijke en Rijksregeling geen overeenstem ming is, maar spreker moet er op wijzen dat, als de wet andere eischen stelt dan de gemeente, de bakkers kosten moeten maken voor niets. Spreker vraagt dan ook waarom ter wereld men in deze tijdsomstandigheden met eene regeling moet ko Verslag van de handelingen van den g' men. Er is al zoo lang mee gewacht dat men, nu de kans groot is, dat er spoedig een wet tot stand komt,verstandig doet nog maar even te wachten. De heer Nijholt heeft gezegd dat de omstandig heden thans gunstig zijn voor de afschaffing. In het adres van Excelsior daarentegen' wordt gezegd dat de omstandigheden buitengewoon bezwaarlijk zijn. Spreker voelt voor de voorstelling van Excel sior meer dan voor die van den heer Nijholt, De heer Hiemstra heeft gezegd dat in verschil lende gemeenten al verordeningen bestaan. Spre ker meent dat de bakkerijen op liet platteland on der geheel andere omstandigheden bestaan dan die in de stad. Voor bakkerijen met niet altijd branden de ovens is het afschaffen van den nachtarbeid veel minder bezwaarlijk. De kwestie van de afschaf fing zit in de lucht en in gemeenten met kleine bakkerijen heeft men daaraan gehoor gegeven. Spreker heeft tegen de invoering op dit oogenblik ernstige bezwaren. In de eerste plaats het oppor- tuniteits-bezwaar, maar ook, dat, als aan de com missie een onderzoek wordt opgedragen, dit neer komt op het hoofd van de secretarie. Die moet het. werk doen. De secretarie heeft al zoo veel werk en het onderzoek is niet zoo eenvoudig als de lieer Schaafsma misschien meent. Spreker pleit clemen tie voor de secretarie. Als het werk van den laat- sten tijd niet altijd af komt, moet de groote drukte tot verontschuldiging dienen. De zaak is niet zoo urgent om haar door te zetten. De heer de Vos dankt voor de mededeeling dat de commissie niet afwijzend tegenover de zaak staat. Naar aanleiding van het door den oorzitter ge sprokene wil spreker liet woord „spoedig' in de motie vervangen door de uitdrukking „te zijner tijd". De heer Hiemstra meent dat het onderzoek niet mag afstuiten op het feit, dat de secretarie met werk overladen is. Hij vraagt of het niet mogelijk is dat de commissie het werk zelf doet. Die kan toch veel voorbereidend werk doen. Zij zal wel af en toe de hulp der ambtenaren moodig hebben, maar de commissie kan toch wel een ontwerp-ver- ordening maken. De Voorzitter heeft gevraagd: waarom moet men nu met deze zaak beginnen. Dit is nogal logisch. Tot nu toe heeft men altijd gemeend.' dat de ge meenten niet het recht hebben dergelijke bepalin gen te maken. Het is echter gebleken dat dit wel mag. Nu zegt de Voorzitter verder dat het voor Leeuwarden erg moeilijk zal gaan. Spreker geeft dit toe. Maar hij meent dat, als de commissie den opzet van liet wetsontwerp volgt, dit niet zoo moei lijk zal zijn, daar de gemeentelijke regeling dan aan de wet zooveel mogelijk aansluit. Hij stelt zich dan ook voor dat er aan die verordening bij de inwer kingtreding der wet niet veel behoeft te worden veranderd. Hij meent dan ook dat het verstandig is dat de commissie aan het. werk gaat en niet te zijner tijd, maar spoedig. De lieer de Vos heeft zijne motie verslechterd. De heer de Vos hoort den heer Hiemstra bewe ren dat hij spreker zijne motie verslechterd heeft. Spreker zal keuseh deze zaak niet uit het oog verliezen en zal alles wat er terzake in de Tweede Kamer gebeurt, volgen. Duurt het te lang, dan zal hij er Burgemeester en Wethouders wel aan herinneren. Hij hoopt dat Burgemeester en Wet houders zullen meewerken en wil afwachten of er binnen korten tijd een wet zal komen. De heer Hiemstra stelt voor de uitdrukking „te zijner tijd" te schrappen. van Leeuwarden van Dinsdag 13 November 1917. 291 De beraadslaging wordt gesloten. Met 12 tegen 7 stemmen wordt de motie-Hiemstra verworpen. Vóór stemmen de heeren: Zandstra, Tiemersma, Dijkstra, Schaafsma, Hiemstra, Collet en Nijholt. Tegen de heeren: Cohen, de Vos, Peletier, Atte- ma, Koopmans, Dijstra, Oosterhoff, van Sloter- dijck, Beekhuis, Menalda, Haverschmidt en Schoon- dermark. Met 11 tegen 8 stemmen wordt de motie-de Vos aangenomen. Vóór stemmen de heeren: Cohen, Zandstra, Tie mersma, de Vos, Attema, Dijkstra, Dijstra, Schaaf sma, Hiemstra, Collet en Nijholt. Tegen de heeren: Peletier, Koopmans, Ooster hoff', van Sloterdijek, Beekhuis, Menalda, Haver schmidt en Schoondermark. Dit voorstel luidt als volgt: In onze handen is om prae-advies gesteld een door LT overeenkomstig het Reglement van Orde voor Uwe vergaderingen, in overweging genomen voorstel van Uw medelid Collet, om van gemeente wege aan verbruikers van brandstoffen, die niet, of slechts tot- en met de 13de klasse 11U0.tot 1200.in den hoofdelijken omslag zijn aange slagen, een toeslag van 20 cent per 100 turven, en 40 cent per 1 H.L. cokes te verleenen. Adhaesie met dit voorstel is ingekomen van de „plaatselijke le- vensmiddelerieommissie", welk schrijven den 23 October 1.1. door U bij de stukken is gevoegd. Na bij monde van haren voorzitter het adres van de brandstoffeneommissie te hebben ontvan gen, wil het ons voorkomen dat de gemeente thans voorloopig voldoende tegemoetkomt, als zij een toe slag van 15 cent per 100 turven, zoowel 1ste als 2de soort, verstrekt, en wel aan hen wier inkomen 050.of minder bedraagt. Deze laatste grens was administratief liet best uitvoerbaar. Wij zeggen voorloopig, omdat mag worden vermoed, dat vóór de volgende brandstofdistributie een rijksregeling omtrent den daarop van rijkswege te geven bijslag is te verwachten. In alle geval zal, ook al mocht deze intusschen dan toch niet zijn afgekomen, bij de volgende brandstofdistributie liet definitief prae-advies op het voorstel-Collet worden uitgebracht. Omtrent de kosten der bovenaangegeven rege ling voor de gemeente, is, bij de onzekerheid of 1ste of 2de soort turven of een andere brandstof zal worden gekozen, moeilijk een berekening te maken. Volstaan moet daarom worden met de volgende cijfers in herinnering te brengen. Bij een rant- roenneering van 12 H.L. anthraciet in dezen win ter zullen kunnen worden gevraagd 12 x 350 tur ven lste, of 12 x 700 turven 2de soort, of com binaties van onderdeelen van deze hoeveelheden. Het aantal gezinnen, voor den toeslag in aan merking komende volgens de bovenaangegeven grens, bedraagt 7000. De gemeente zou dus, over het geheelei winterseizoen gerekend, ten hoogste aan bijslag te betalen hebben 7000 x 12 x 7 x 15 cent 88.200. Wij hebben de eer U voor te stellen ons college te machtigen als voorloopige maatregel den boven omschreven toeslag op de turfprijzen te verstrek ken. 19. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het voorstel Collet om aan verbruikers van brandstoffen, die niet op het kohier van den Hoofdelijken Omslag van 1917 voorkomen en degenen, die vallen onder klasse 1 tot en met 13 van die belasting, een toeslag op den prijs der brandstoffen te ver/eenen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1917 | | pagina 9