312 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 November 1917. nen schoolartsen instituut een instituut op een koopje was en, zooals zoovele koopjes, niet alle waarde had. Spreker was voornemens een voorstel bij den Raad in te dienen, maar de mededeeling van den 1 oorzitter, dat de Raad omtrent school artsen of de aanstelling daarvan in een volgende vergadering een voorstel tegemoet kan zien, doet spreker daarvan afzien. Ten opzichte van de school voor achterlijke kinderen volstaan Burgemeester en Wethouders met eene verwijzing naar de raads- handelingen van 1914, het begrootings-debat 1915, toen het vraagstuk tengevolge van den oorlog werd opgeborgen in de ruime af deeling: „in af wachting". Burgemeester en Wethouders deelen mede, dat het vraagstuk daar nog is. Het is spre ker een raadsel, hoe Burgemeester en Wethouders kunnen komen met een dergelijke inhoudlooze ver klaring. Spreker kan geen bewondering voelen voor de houding der schoolcommissie, die in 1913 verklaarde, dat de wenschelijkheid van het onder wijs aan achterlijke kinderen hare bijzondere aan dacht had, die in 1915 voortging met te zeggen: in de organisatie van het onderwijs te dezer stede wordt steeds meer en meer het gemis gevoeld van een school voor achterlijke kinderen, en die in 1916 in haar verslag opnam„één leerling moest wegens algeheele ongeschiktheid voor het schoolonderwijs den verderen toegang tot de school worden ont zegd". Dit geval, meent spreker, herinnert op schrijnende wijze aan hetgeen in de jongste jaar verslagen is vermeld over de behoefte aan een school voor achterlijke kinderen. Zoo wordt het Burgemeester en Wethouders v7el gemakkelijk gemaakt om niets te doen. Spreker is van oordeel dat er een einde moet komen aan het gesol met een school voor achterlijke kinderen. Worden elders reeds duizenden guldens besteed aan dat onder wijs, hier schaamt men zich om iets te doen. Spreker meent, dat het niet aangaat met in af wachting of schouderophalen dit vraagstuk te be handelen. Hij zal zoo vrij zijn eenige stappen terug te doen in de geschiedenis onzer raadshandelingen en wel naar het jaar 1907. Juist 10 jaren geleden bepleitte de heer Krijgsman de oprichting van een dergelijke school. Spreker herinnert zich nog hoe de heer Krijgman daarbij wees op het rapport met zijne drie bijlagen van 15 Januari 1906, uitgebracht door de heeren dr. C. F. Burger en dr. J. C. Sehreuder. En op de conclusie van dat rapport. Spreker heeft de moeite genomen dat prachtige rapport eens in zijn geheel door te lezen en kan niet nalaten zijne bewondering uit te spreken voor het werk dezer heeren. En wat is nu, vraagt spre ker, het resultaat hunner bemoeiingen. Niets, to taal niets. Waar moet het heen als men de moeite en zorgen van rapporteurs over een zoo belangrijk vraagstuk zoo beloont. Burgemeester en Wethou ders doen niets en de schoolcommissie zucht (en dat vrij wel in stilte). Spreker is van oordeel dat de Raad aan de hee ren Burger en Sehreuder eene andere houding ver schuldigd is. Bjj deze begrooting, waarbij wij het 10-jarig jubileum herdenken van de poging om iets voor het onderwijs aan achterlijke kinderen te doen, wil spreker de rapporteurs van 1906 in elk geval de voldoening schenken, door een hunner conclusion over te nemen en die als voorstel aan den Raad aan te bieden, n.l. deze: voor Leeuwar den is zeer zeker een school voor achterlijke kin deren niet alleen gewenscht, maar in het belang- der kinderen zelve en van het klasseschool-onder- wijs gebiedend noodzakelijk. En spreker wil eraan toevoegen: noodigt Burgemeester en Wethouders uit voorstellen dienaangaande bij den Raad in te dienen. Het voorstel luidt dan ook: „de Raad, overtuigd dat een school voor achter lijke kinderen niet alleen gewenscht, maar in het belang der kinderen zelve en van het klassikale schoolonderwijs gebiedend noodzakelijk is, noodigt Burgemeester en Wethouders uit, voor stellen bij den Raad in te dienen." De tweede en derde conclusie van de heeren dr. Burger en dr. Sehreuder acht spreker niet noodig, omdat de schoolcommissie verklaart dat er in Leeu warden minstens 60 kinderen zijn, die voor dat on derwijs in aanmerking komen. Spreker kan den leden van den Raad het rapport van de heeren Burger en Sehreuder ter lezing aan bevelen. Die heeren zijn niet over één nacht ijs gegaan, maar hebben hun taak breed opgevat en een alles zins lezenswaard en wetenschappelijk rapport sa mengesteld. Wat het reglement voor verplichte schoolverga deringen betreft, het is spreker een raadsel, waar om een ontwerp-reglement daaromtrent nog niet bij den Raad is ingekomen. Het advies van de vakorganisatie over een ontwerp-reglement werd reeds in het begin des jaars gevraagd. Uit een kort geleden in de Leeuwarder courant vermelde motie, aangenomen door de afdeeling Leeuwarden van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers, kreeg spreker den indruk, dat aan verschillende scholen een nieuwe methode voor taal en rekenen zou wor den ingevoerd, zonder dat eene grondige bespre king in de schoolvergadering heeft plaats gehad. Er werd op aangedrongen de beslissing te ver schuiven tot na de invoering van het reglement. Maar, vraagt spreker, wanneer komt dit? Worden er dan nu in het geheel geen schoolvergaderingen gehouden? Dat lijkt spreker een ongewensohte en onverantwoordelijke toestand. Kan er, zoo vraagt spreker verder, geen toezeg ging worden gedaan, dat binnenkort de Raad het ontwerp-reglement te behandelen krijgt? En wel nog voor dat de nieuwe methoden worden inge voerd? Spreker acht het gewenscht dat het geheele onderwijzerskorps hierover wordt gehoord. Thans komt spreker tot school 6. De proef aan school 6 met het splitsen der leerlingen in meer en minder begaafden, schijnt geslaagd, zeggen Burgemeester en Wethouders. Het définitief resul- taaat zal nader worden bekend gemaakt. Spreker wil er iets van zeggen. In de vergadering van 9 Januari 1917 gaf de wethouder Schoondermark hoog op van de verkregen resultaten en wees hij erop dat zelfs in Enschedé de proef de aandacht had getrokken. In Maart d.a.v. had spreker de eer eene vergadering bij te wonen, waar de heer J. Metzlar, oud-onderwijzer -aan school 6, naar aan leiding van de wethouderlijke rede, zyne bevindin gen over die proef mededeelde. Daarby bleek, dat niet het geheele personeel zoo geestdriftig voor die proef gestemd was als de Wethouder had gezegd. Ook bleek, dat men in Enschedé de proef niet wenscheljjk achtte, hoewel de meerderheid der com missie, die van uit Enschedé naar hier was geko men om het stelsel te bestudeeren, vóór het nemen van de proef was. De secretaris van de Commissie van Toezicht alhier, ook op de ve'rgadering in Maart aanwezig, gaf in het debat op de rede toe, dat aan het stelsel nogal bezwaren waren verbon den. Uit de zakelyke rede van den klasse-onderwij zer en het daarop gevolgde debat heeft spreker sterk den indruk gekregen, dat de Wethouder in de Januari-vergadering zeer overdreven heeft en den Raad geen juisten indruk heeft gegeven om trent de proef en wat ermee annex is. Hoe dit zij, spreker zal geen verdere vragen stellen, maar het Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 November 1917. 313 definitieve rapport met zijn conclusiën afwachten. Ten aanzien van het ambulantisme verwijzen Burgemeester en Wethouders naar de debatten van 1 September 1908 en zeggen dat nadien deze zaak in het college niet weer is besproken. Zij vergeten daarbij z-eker in de gauwigheid wat op 29 October 1913 door spreker ten opzichte van het ambulan tisme is betoogd, n.l. dat het overbodig is, dat het geringschatting van de klasse-onderwijzers met zich meebrengt, dat het niet onmisbaar is voor een heid der school en ook niet noodig is voor de ad ministratie. Op grond daarvan diende spreker een motie in om aan de hoofden van scholen bij vervul ling van vacatures het onderwijs aan een vaste klasse op te dragen, met de bedoeling zoo geleide lijk tot de afschaffing te komen. Sedert 1913 heeft de evolutie op het gebied van het onderwijs niet stilgestaan en zijn de denkbeelden en omstandighe den gewijzigd. Ook de Raad heeft eene wijziging ondergaan, die niet in het nadeel van sprekers par tij is uitgevallen. Thans vraagt hij weer de aan dacht voor het vraagstuk van het ambulantisme, te meer daar dit reeds in onderschiedene gemeenten aan de orde is geweest of komt. In Zaandam is het ambulantisme afgeschaft, in Amsterdam heeft men het instituut onthoofd en wel met medewer king van den Wethouder van Onderwijs zelf, die vroeger een ambulant-lioofd was. Dit is eene om standigheid die zeer sprekers aandacht heeft ge troffen. Het is niet sprekers bedoeling de begroo- tings-debatten te rekken en eene grondige bespre king uit te lokken. Hij wil erop wyzen, dat de be grooting te kort in zyn bezit is geweest om van alle vraagstukken, die daarop voorkomen, eene gron dige studie te maken. Spreker zal thans niet in den breede over de overbodigheid van het ambulantis me uitweiden, maar den raadsleden den tijd geven rustig over dit vraagstuk na te denken. Hij heeft daarom de eer, mede namens de heeren Tiemersma en Schaafsma, den Raad het volgend voorstel aan te bieden: „Ondergeteekenden stellen voor het ambulantisme aan de inrichtingen van lager onderwijs te dezer stede af te schaffen." Hij spreekt daarbij de verwachting uit, dat Bur gemeester en Wethouders in den loop van dit zit tingsjaar met een prae-advies op dit voorstel zullen komen, of het zelf aan de orde zullen stellen. In afwachting daarvan kan nu de verdere bespreking blijven rusten. Ten opzichte van het rooken door kinderen kan sprekers niet anders doen dan de hoop uitspreken, dat Burgemeester en Wethouders spoedig zullen komen met voorstellen, waarbij het rooken door kinderen strafbaar wordt gesteld. Het komt hem voor dat het nu een gelukkige tijd is om dwingend op te treden. Het euvel is algemeen verbreid en zelfs in dezen tijd van duurte van tabak, verbaast men zich hoeveel jongens uit de avondcursussen 's avonds rookende langs de straat flaneeren. Hier tegen dient op krachtige wijze te worden opgetre den. Dit is ook het geval met de baldadigheid der jeugd. Spreker weet dat het een van de lastigste vraagstukken is, die aan Burgemeester en Wethou ders kunnen worden opgedragen en het ook niet zijn bedoeling is over de baldadigheid der jeugd te spreken, ofschoon er alle reden voor is omdat die baldadigheid enorme afmetingen heeft aangeno men. De menschen, die wonen in de omgeving van avondscholen weten ervan mee te praten. Hier kan veel worden bereikt door goede samenwerking van onderwijzers, politie en justitie. Spreker was niet van zins over de baldadigheid der jeugd te spre-* ken, maar het sectie-verslag is de oorzaak van een enkele opmerking. Hij heeft gevraagd hoe het staaat met het onderzoek naar de bestrijding van de baldadigheid der jeugd en wil naar aanleiding van passages voorkomende in het gemeenteverslag van 1914 en 1915, waar wjj lezen: in 1914: het on derzoek is nog niet afgeloopen, in 1915: wij hopen te zijner tijd liet resultaat van onze bemoeiingen onder uwe aandacht te brengen en vleien ons dan een geopend oor en een geopende beurs te vinden by Uw College. In het verslag van 191C staat nog geen woord daarvan. Spreker hoopt niet dat dit belangrijke doch moeilijke punt van de agenda is afgevoerd en dat het iets meer zal zijn dan een pla tonische liefdesverklaring. Spreker wil ten slotte nog een enkel woord spre ken over de bewaarschool Achter de Hoven. Het vereischt, meent hij, geen nader betoog dat een be waarschool in het Zuiden der stad een gebiedende eisch is. Hij hoopt dan ook dat Burgemeester en Wethouders dit onderwerp in ernstige overweging zullen nemen. Want, vraagt spreker, wat moet er van de jeugd terecht komen, wier eerste opvoe dingsinstituut de straat is. Spreker zal het hier voorloopig bij laten. De heer Attema wenscht naar aanleiding van het door de heeren Nijholt en de Vos ten opzichte van de Middelbare Meisjesschool gesprokene, een en kel woord te zeggen. Spreker kan tot zijn genoegen mededeelen, dat de ouders en leerlingen over liet onderwijs aan die school in den laatsten tijd zeer tevreden zijn. Het bezoek is zeer toegenomen en velen, die vroeger het gevoel hadden dat de school wel kan worden opgeheven, hebben nu de overtui ging gekregen, dat zij in eene bepaalde behoefte voorziet. Wanneer men nu den door den heer Nij holt aangewezen weg zou bewandelen, zou dat de opheffing der school tengevolge hebben. En dit zou spreker spijten. Men kan het schoolgeld maar niet telkens verhoogen. Het is bovendien niet mo gelijk onderwijs te geven, dat zich zelf bedruipt. De uitdrukking, dat de school een luxe school is, komt, meent spreker, niet te pas. Ten slotte vraagt hij of het niet mogelijk is de raadsstukken des Zondags voor de zitting van 103 ter visie te leggen. Dat leidt tot licht- en brandstofbesparing. De heer Dystra heeft iets te zeggen in verband met de kermis. Hij is overtuigd by den Raad geen gewillig oor te zullen ontmoeten, maar hij wil het toch in het midden brengen. Er bestaan bij hem principieele bezwaren tegen de kermis en hij meent niet te kunnen volstaan met enkel tegen den betrek- kelijken begrootingspost te stemmen. Oorspronke lijk was hij van plan bij het betrekkelijk volgno. een enkel woord te zeggen, maar nu Burgemeester en Wethouders de kwestie bij algemeene beschouwin gen hebben aangeroerd, gelooft spreker, dat het overweging verdient ook zijne gedachten bij alge meene beschouwingen vast te leggen. Aan de in het sectierapport voorkomende opmerking van de Commissie van Rapporteurs heeft spreker weinig toe te voegen. Voor spreker is het de vraag of Burgemeester en Wethouders wel voldoende rekening houden met de tijdsomstandigheden, die spreker heeft aangevoerd als motief om in overwe ging te nemen de kermis in 1918 niet te laten door gaan. In verband met de motie-Tulp-Beekhuis, staat in de Memorie van Antwoord, dat het den Commissaris van Politie nog niet gelukt is voldoen de tijd te vinden om een rapport uit te brengen. Spreker zou willen zeggen: laat den Commissaris nog wat tyd, maar laat de Raad in 1918 blijk geven rekening te houden met de tijdsomstandigheden. Breede lagen der bevolking toch geven voortdu-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1917 | | pagina 10