314 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 November 1917. rend uiting aan de steeds moeilijker wordende be staansvoorwaarden. Spreker begrijpt dan ook niet, dat daaraan zoo weinig aandacht wordt geschon ken. Bij de beantwoording van verschillende spre kers is gezegd dat het een ding van belang is dat den ingezetenen eene gepaste ontspanning niet wordt onthouden. Spreker staat op het standpunt, dat feestvieren op tijd noodig is. Een mensch heeft ont spanning noodig, de geest kan niet altijd gespan- Tien zijn. Is het nu, vraagt spreker, wel goed om in 1918 te doen alsof alles gewoon loopt. Alles wijst op nog zwaarder tijden. Niets wijst erop dat het ingrijpen van meer mogendheden den oorlog zal veerkorten. De overheid moet voorgaan met erop te wijzen, dat men de tijden moet nemen zooals zij zijn en niet zooals men die zou wenschen. Men moet de oogen niet sluiten voor den ernst der tijden en zien wat om ons heen gebeurt. De heer Tulp zegt dat het geen gewoonte is dat iemand, die pas lid van den Baad is, direct het woord vraagt. 11 ij heeft echter eenige ervaring op het gebied van het lidmaatschap en zal dan maar eene uitzondering maken. Er is gesproken over het beleid van Burgemeester en Wethouders in liet algemeen en dat van den burgemeester in het bijzonder. Ook spreker heeft het wel eens onaan genaam getroffen, dat de burgemeester de raads leden wel eens op een minder aangename manier heeft behandeld. Spreker gelooft dat dit komt van 's burgemeesters temperament en de vele werk zaamheden en vooral van de wijze waarop hij al zijne werkzaamheden verricht. De burgemeester toch verricht zijn vele werk op een wijze, ver boven sprekers lof verheven. Wat de heeren Peletier en Dijkstra omtrent de levensmiddelencommissie hebben gezegd, onder schrijft spreker. Hij heeft ook de ondervinding op gedaan, dat die commissie niets uitvoert. Zij komt om de zooveel weken bijeen en wordt dan eenvou dig voor de feiten gesteld. Ten opzichte van de Middelbare Meisjesschool staat spreker niet aan de zijde van den heer Nij- holt. Die school is een zeer nuttig instituut voor een zekere categorie van jonge meisjes, die voor haar volgend leven geen acten behoeven te beha len, doch hier de voor haar gewensehte ontwikke ling en beschaving leeren. Wat de verhouding van de directrice tot de docenten aangaat, het is bekend dat er bij de benoeming dezer directrice veel is voorgevallen en dat daardoor da ontvangst niet by- zonder vriendelijk was. Spreker zou willen zeggen: twee kijven, twee schuld. Ten slotte zou spreker willen vragen of er geen ander middel bestaat om den concierge des Zondags vrijaf te geven. Hij vraagt of het niet mogelijk is de leeszaal door het politiebureau te bereiken. Spreker zou dit gaarne zien overwogen. De heer Sehoondermark (wethouder) heeft in de eerste plaats de kwestie van het rooken genoteerd, waarover door den heer de Haan gesproken is. Spreker kan mededeelen dat Burgemeester en Wet houders een onderzoek hebben ingesteld naar het rooken door schoolkinderen. Naar aanleiding van een rapport der hoofden van scholen is het advies gevraagd van de Commissie van Toezicht. Dit ad vies hebben Burgemeester en Wethouders ontvan gen. Dit rapport zal spoedig door hen worden be handeld. De heer Nijholt heeft de Middelbare Meisjes school besproken en zich de uitdrukking veroor loofd, dat het onderwijs aan die school niet produc tief is. De heer Nijholt zal het met spreker eens zijn, dat het beter is niet te twisten over de betee- kenis van het woord productief, maar hij wil erop wnzen, dat elk onderwijs productief is, ook dat aan de Middelbare Meisjesschool. In de sectie is erop gewezen, dat de meisjes, die daar ter school gaan niet met werken den kost gaan verdienen. Spreker doet opmerken, dat dit met de meerderheid van de tegenwoordige leerlingen wel het geval is en dat dit geen kinderen zijn van ouders, die veel school geld kunnen betalen. Spreker weet dat het bij de socialisten op den voorgrond staat, dat het onder wijs kosteloos moet worden gegeven. De socialisten moeten nu geen egoïsten worden in dier voege dat de menschen die het kunnen, alles moeten betalen. De gemeente legt wel meer geld bij het onderwijs. De M. U. L. O .-scholen kosten aan de gemeente 100.per leerling en daarbij zijn ook de kosten der gebouwen niet gerekend. Spreker durft dan ook niet zeggen of Burgemeester en Wethouders ver standig zullen doen met het verhoogen van het schoolgeld. De heer de Vos is zoo welwillend geweest spre ker een pluimpje op den hoed te steken. Hij dankt den heer de Vos daarvoor, in tegenstelling met den heer Schaafsma, die spreker naar het hoofd heeft gegooid in de vorige vergadering willens en wetens onwaarheid te hebben gesproken.. Hij tart den heer Schaafsma zulks te bewijzen maar zegt hem bij voorbaat daarop niet te zullen ingaan. Hij zal, wat de heer Schaafsma ook moge beweren, niets meer zeggen. De heer Peletier heeft de daghandelsschool be sproken. Dat is het stokpaardje van den heer Pele tier. Deze heeft nooit bewezen de noodzakelijkheid van de oprichting van een dergelijke school. Het is den heer Peletier bekend dat Burgemeester en Wet houders zoo'n school niet wenschelijk achten en de Raad heeft die. inrichting met een groote meerder heid geketst De heer Peletier: „dat was in 1913". De heer Schooiiderinark (wethouder) vervolgt en zegt dat nu aan Burgemeester en Wethouders, die de school niet wenschelijk achten, zoo maar even tjes worden opgedragen een onderzoek in te stel len naar de wenschelykheid en nog wel liefst met spoed. Zulk een opdracht is bijna onuitvoerbaar, meent spreker. Als liet kalm zou kunnen gebeuren is er ten minste nog kans dat Burgemeester en Wet houders omdraaien. Als motief voor een spoedig onderzoek haalt de heer Peletier aan, dat hij ge hoord heeft dat er wel spoedig een tweede Hoogere Burgerschool bij moet komen en, zegt de heer Pele tier, als er twee Hoogere Burgerscholen zijn, komt er geen daghandelsschool. Spreker heeft met den Directeur der Hoogere Burgerschool gesproken en tegen hem gezegd dat het wel mooi zou zijn dat er, als er een tweede Hoogere Burgerschool komt, een driejarige wordt opgericht met als kopstuk een handelsschool in den geest van1 den heer Peletier. Dat zou veel minder kosten. De kwestie van de schoolartsen is door den heer Zandstra besproken. Die kan, meent spreker met de mededeeling van den Voorzitter, die hem schijnt te zijn ontkomen, tevreden zijn. Burgemeester en Wet houders zullen komen met een voorstel tot het aan stellen van één schoolarts. Dat wordt dus een in stituut zooals de heer Zandstra destijds gewen sclit heeft. Dat instituut kost een geheelen man en de betrekking van schoolarts is dan niet meer eene bij betrekking. Na de mededeeling van de schoolartsen dat zij niet bereid waren de functie langer te be- kleeden, hebben Burgemeester en Wethouders hun dringend verzocht dat nog een half jaar te blijven Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 November 1917. 315 doen. Zij hebben tot Juli hunne functies vervuld maar wenschten toen niet langer aan te blijven. Burgemeester en Wethouders hebben toen een on derzoek ingesteld naar de te nemen maatregelen en zij waren van oordeel, dat het niet aanging voor zoo'n korten tijd tijdelijke schoolartsen aan te stel len. Wij krijgen dan een instituut van tijdelijke bijbaantjes, dat de heer Zandstra zoo afkeurt. Spre ker komt nu aan de school voor achterlijke kinde ren. Spreker wil wel bekennen, dat hij altijd een groot voorstander is geweest van een school voor zwakzinnigen. Als spreker alles nagaat, kan men niet zeggen, dat Burgemeester en Wethouders stil gezeten hebben. De tijdsomstandigheden, die men in dit geval niet als een kapstok moet beschouwen, moeten ook in oogenschouw worden genomen. Men kan niet alles tegelijk bereiken. Deze zaak ontsnapt niet aan de aandacht van Burgemeester en Wethouders. De kwestie der schoolvergaderingen bespreken de, doet spreker opmerken, dat die zaak reeds 2 of 3 maal bij Burgemeester en Wethouders is bespro ken, doch door drukke bezigheden telkens aan kant is gezet. Spreker zegt dat die kwestie, als hij zich niet vergist morgen bij Burgemeester en Wethou ders weer op de agenda staat. De heer Zandstra veroorlooft zich de vrijheid de meededeeling te doen, dat er sprake is van de in voering van een nieuwe methode voor taal en reke nen. Spreker doet hem opmerken, dat dit een los gerucht is, waarvan spreker niets bekend is. Dat gerucht zal als volgt zyn ontstaan. Burgemeester en Wethouders hebben de hoofden der scholen ge vraagd, op verzoek van den districts-schoolopzie- uer, op te geven de leerboeken bij het zangonder wijs. Zij hebben dit opgevat het is een onderdeel van het leerplan dat er eene herziening moest plaats hebben. De heer Zandstra behoeft zich der halve over de invoering van nieuwe methodes niet ongerust te maken. Aan Burgemeester en Wethou ders is daarvan niets bekend. Wat nu de proef aan school 6 betreft, de heer Zandstra heeft zich de uitdrukking gepermitteerd dat spreker, toen hij mededeelde dat de proef wel zou lukken, overdreven is geweest. Ook zeide de heer Zandstra, dat de proef in Enschedé niet is ge nomen, hoewel de meerderheid der commissie er voor was. Spreker heeft medegedeeld dat er geen commissie uit Enschedé is geweest. De school is al leen bezocht door den heer Rienks, den Inspecteur van het Onderwijs en den secretaris d>er commissie. Burgemeester en Wethouders wachten nu alleen nog een rapport van den Inspecteur. Als dat is in gekomen, zullen zij met een voorstel komen. Het ambulantisme, men moet niet schrikken, wordt nu al voor de zooveelste maal behandeld. Zoo sterk een voorstander spreker is van een school voor achterlijke kinderen, zoo'n sterke tegenstan der is hij van de afschaffing van het ambulantisme. De heer Zandstra mag argumenten aanhalen voor de afschaffing, spreker gelooft sterkere er tegen te hebben. Spreker zal er nu niet verder op ingaan, want het is geen zaak om in een vloek en een zucht te beslissen. Een ding doet spreker echter pleizier, n.l. dit, dat hij tegenover deze kwestie vrijer staat dan de Wethouder van Onderwijs te Amsterdam, die helaas eene houding heeft aangenomen, die spreker niet zal volgen. Het ambulantisme afschaf fen is een begin van het afbreken van het hoofd der school; de socialisten willen geen hoofd. Alle mogelijke macht moet hem worden ontnomen. En als dat gebeurd is, zeggen de socialisten: waarvoor nu een hoofd. Spreker zou dan ook moeten zeggen jullie hebben gelijk, stuur het hoofd maar weg. Zoo als de school echter thans is ingericht, kan men niet buiten het ambulantisme. Hier in Leeuwarden heeft men dat feitelijk niet. Hier bestaat een ge mengd systeem. Destijds heeft spreker gezegd dat het hoofd der school 12 uren per week voor de klas stond. In de verordening staat echter 6. Hoe kwam het dat spreker zei van 12? Omdat de prak tijk spreker geleerd had dat de hoofden 12 uren les gaven. Burgemeester en Wethouders willen wel meegaan met een voorstel om die .12 uren in de verordening te brengen. Overigens moeten zij de lokalen bezoeken en de onderwijzers controleeren. En een goed onderwyzer is op controle gesteld. Spreker noemt het ambulantisme een zegen voor de school en het zou een ramp zijn als het werd afgeschaft. De Voorzitter wil namens Burgemeester en Wei houders een enkel woord van dank brengen aan diegenen, die op verschillende wijze van hunne waardeering voor het beleid van het college hebben doen blijken, de heeren: Koopmans, Cohen, Haver- schmidt, de Vos, Zandstra en Tulp.. Het is natuur lijk dat het in een tijd dat de taak van het dage- lyksch bestuur zoo zwaar is, in het bijzonder voor de wethouders aangenaam is uit den mond der ver tegenwoordigers van de burgerij woorden van waardeering te hooren. Spreker betuigt daarvoor zyn hartelijken dank. Geheel anders staat spreker tegenover den heer Schaafsma. Spreker gelooft niet dat het in zijn ka rakter ligt de waardigheid van zijn ambt op den voorgrond te stellen. Spreker hecht daar niet zoo veel aan. Maar om te antwoorden op de taal van den heer Schaafsma acht spreker beneden zijn waardigheid. Noch over hetgeen de lieer Schaafsma heeft gezegd ten opzichte van de distributie, noch over dat ten opzichte van de brandstoffencommis- sie en de politie, zal spreker een enkel woord zeg gen, hoeveel moeite het heiy ook kost, omdat er groote onjuistheden zijn gedebiteerd. Wat de heer Schaafsma ten opzichte der wethou derspensioenen heeft gezegd, de regeling daarvan kan worden gewijzigd in den geest der commissie van Rapporteurs en wat het presentiegeld van den Raad aangaat, dat willen Burgemeester en Wet houders gaarne aan den Raad overlaten. De heer Haverschmidt heeft gevraagd of het niet beter is de beantwoording van interpellaties 14 dagen uit te stellen. Spreker geeft toe dat het, als de inter pellatie alleen het vragen van inlichtingen ten doel heeft, beter is het antwoord 14 dagen later te ge ven. De interpellaties evenwel hebben niet altijd de bedoeling, inlichtingen te vragen. Dikwijls dragen zij het karakter van liet maken van een zekere stemming. Dan is het niet wenschelijk de beant woording 14 dagen uit te stellen en die stemming 14 dagen te laten doorwerken zonder dat daartegen wordt geopponeerd. Dat is de reden waarom dade lijk wordt geantwoord, al ware liet soms beter daarmee veertien dagen te wachten. De heer Tiemersma heeft een belangrijk punt ter sprake gebracht,, n.l. de woningnood. Dat er wo ningnood bestaat zal wel niemand tegenspreken, maar dat er aanleiding bestaat van gemeentewege over te gaan tot den bouw van arbeiderswoningen, dat is spreker niet met den heer Tiemersma eens. De berichten, die spreker krijgt over de behoefte aan arbeiderswoningen, wijzen erop, dat de nood minder is dan een jaar geleden. De woningnood is bezig te verkleinen. Er zyn plannen aanhangig bij de Woningvereeniging en bij Patrimonium, zoo dat spreker het niet wenschelijk vindt van gemeen tewege arbeiderswoningen te bouwen. Het is een kwestie van beoordeeling van het oogenblik. D aan dacht van Burgemeester en Wethouders blijft op

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1917 | | pagina 11