302 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 November 1917. gen. De lieer Peletier heeft alleen voorgesteld om naar de nu bekende gegevens den kostprijs van liet gas te berekenen, om daarna na te gaan of de gas- prijs ook kan worden verlaagd. Voor de maand December zitten wij vast aan den prijs van 25 cent per M3. en die prijs kan ook op de begrooting voor 1)918 wel blijven staan. Die prijs is daarin met de uiterste voorzichtigheid opgenomen. Burgemeester en Wethouders zeggen dat zij niets berekenen vcor oververbruik. Dat oven-verbruik kost 50 cent lier M3. en moet dienen om den post reserve en afschrijving te spekken. Spreker heeft nu gezien hoeveel oververbruik er in Augustus is geweest. Dat was nog al belangrijk. En nu zullen de inge zetenen bij zoo'n hoogen prijs wel zuiniger worden, maar spreker is overtuigd dat, waar iedere over- verbruikte M3. 50 cent kost, dat overgebruik dui zenden zal beloopen. Spreker meent dat er niets tegen is om het voorstel-Peletier aan te nemen en uit te rekenen wat de werkelijke kostprijs is. Een dag na de in den Raad gevallen beslissing deelde iemand, die met spreker reisde, hem mede van een deskundige te hebben gehoord, dat de kostprijs voor Leeuwarden 24 cent zou zijn. Spreker zou dit gaarne door den Directeur zien aangetoond. Is dit zoo, dan kan hij met een prijs van 25 cent genoegen nemen. Het zou evenwel ook kunnen zijn, dat die deskundige geen deskundige in optima forma is en dat de kostprijs werkelijk lager is. Dan is er ge legenheid om den prijs te herzien. De lieer Oosterhoft' (wethouder) hoort den heel de Haan zeggen dat de heer Peletier geen verla ging van den gasprijs voorstelt. Dat is juist. Het lijkt spreker echter gevaarlijk, wat )de heer de Haan voorstelt. Die wil nu den kostprijs bere kenen en later den gasprijs vaststellen. Dit lijkt spreker daarom gevaarlijk omdat de gasprijs nauw verband houdt met den kolenprijs. De nu vastge stelde kostprijs is gebaseerd op een kolenprijs van 70.en is dan 24 cent. Als men bij de nieuwe berekening weer een kolenprijs van 70.inzet, wordt de kostprijs weer 24 cent. De geheele kost prijs van het gas draait om den kolenprijs en Bur gemeester en Wethouders blijven erbij dat die prijs niet voldoende vaststaat om te kunnen zeggen dat de kostprijs van het gas te hoog is. Zoodra de pi'ijs der kolen blijvend is, zullen Burgemeester en Wet houders overwegen of de gasprijs niet kan worden verlaagd. De heer de Haan meent dat er geen redeneeren tegen is als men vasthoudt aan een kolenprijs van 70.Als er geen rekening wordt gehouden met het oververbruik, komt men tot een overdreven kostprijs van het gas. Deze blijkt in het geheele land in alle groote steden aanmerkelijk lager te zijn. Spreker meent in berusting te moeten, af wachten, wat de tijd zal leeren. De heer Hiemstra is er in het algemeen voor om den gasprijs lager te stellen als de kostprijs lager is. Dit staat echter voor spreker niet vast en hy zal zich daarom tegen de motie-Peletier verklaren. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behande ling- De Voorzitter stelt voor om de artikelen, waar tegen geen bezwaar bestaat, bij eenvoudigen ha merslag goed te keuren. Dienovereenkomstig wordt besloten. De artikelen IXIII der lasten worden onver anderd vastgesteld. Aan de orde is art. XIV. De beraadslaging wordt geopend. De lieer Nyholt vraagt of de fabriek geen rente betaalt van het bedrag dat zij van de gemeente leent als bedrijfskapitaal. De heer Oosterhoft' (wethouder) wijst erop dat de finaneieële verhouding van de fabriek tot de gemeente binnenkort ter sprake komt. Daarbij zal deze kwestie onder de oogeu worden gezien. Thans wordt er van het door den heer Nyholt bedoelde bedrijfskapitaal geen rente betaald. De beraadslaging wordt gesloten. Art. XIV wordt onveranderd vastgesteld. De artikelen XVXVII worden onveranderd vastgesteld. Aan de orde komen de baten. Art. 1 wordt vastgesteld zooals het bij Nota van Wijzging is voorgedragen. De artikelen IIIII worden onveranderd vast gesteld. Aan de orde is artikel IV. De heer Koopmans kan zijn opmerking vast- knoopen aan die, gemaakt bij artikel 14 der lasten. Er is daarbij gezegd dat er geen rente van het be drijfskapitaal wordt betaald. Spreker meent dat er tusschen de fabriek en de gemeente een rekening courant met renteberekening bestaat en wel naar 4 geven en 2 nemen. In zooverre wordt wel rente betaald. De heer Nyholt meent dat het niet juist is. Op de balans staat dat de gemeente een groot bedrag, hij meent 360.000.aan de fabriek leent. Die is niet in de rekening-courant opgenomen. Spreker blijft erbij dat er geen rente wordt betaald. Die toestand is onjuist. De heer Oosterhoff (wethouder) wijst erop dat met de rekening-courant, door den heer Koopmans genoemd, wordt bedoeld de rekening-courant van den kassier. Men heeft daar dus alleen te doen met rente van kasgeld te goed of opgenomen kas geld. De heer Nyholt bedoelt het kapitaal dat in de fabriek zit boven de getaxeerde waarde-bezittin- gen. De heer Koopmans zegt dat dit een onderwerp is waar reeds veel over gesproken is, toen de ver ordening werd gemaakt. Men vond dat van het eigenlijke bedrijfskapitaal geen rente behoefde te worden gerekend. Het maakt in de rekening geen verschil, wanneer er winst wordt gemaakt. De beraadslaging wordt gesloten. Artikel IV wordt onveranderd vastgesteld. De artikelen VT—-X der baten' worden onveran derd vastgesteld, waarna de begrooting wordt vastgesteld tot een totaal bedrag aan baten en lasten van 1.461.587.89. Aan de orde is de begrooting van het electrici- teitbedrijf. Algemeene beschouwingen worden niet gehou den. De artikelen IXVII der lasten worden onver anderd vastgesteld. Verslag vaif de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 November 1917. 303 Aan de orde komen de baten. Aan de orde is artikel I. De beraadslaging wordt geopend. De heer Nyholt wijst erop, dat bij de begrooting der gasfabriek rekening is gehouden met den ver hoogden gasprijs; de electriciteitsbegrooting is evenwel niet gewijzigd. Hij zou ook hier rekening willen houden met de verhoogde prijzen. De heer Oosterhoft' (wethouder) zegt dat Burge meester en Wethouders geen rekening gehouden hebben met den verhoogden prijs voor electriciteit omdat dit op het eindresultaat geen invloed heeft. Bij de gasfabriek is zulks in sterke mate het ge val. De verhooging van den prijs van eleetrischen stroom toch houdt hoofdzakelijk verband met den kolenprijs. Nu had men wel een hoogeren pi'ijs van den stroom kunnen opnemen en een hoogeren ko lenprijs, maar het resultaat der begrooting zou ge lijk zijn gebleven. De beraadslaging wordt gesloteik Artikel I wordt onveranderd vastgesteld. De artikelen IIVIII der baten worden onver anderd vastgesteld, waarna de begrooting wordt vastgesteld tot een totaal van baten en lasten van 287.893.70. Aan de orde is thans de gemeentebegrooting. De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Sehaafsina zegt dat er in de secties cri tiek is uitgeoefend op het beleid van Burgemeester en Wethouders. Eén lid bracht het college hulde. Spreker wil wel zeggen, dat hij dat lid niet is. Hij wil daarmee niet zeggen, dat alles wat er is ge schied hem niet naar den zin is, maar in het alge meen is er geen reden voor spreker om Burgemees ter en Wethouders hulde te brengen. Wel is dit het geval ten opzichte van enkele punten. De aardap pelvoorziening b.v. was hier veel beter dan elders. De te dien opzichte gebrachte hulde aan het lid van het college, belast met de levensmiddelen voor ziening, was niet onverdiend. Ook kan spreker noe men de degressie in den gasprijs en de toeslag op den petroleumprijs. Die verdienen ook te worden ge noemd. In het algemeen evenwel is spreker onte vreden ten opzichte van het beleid betreffende de levensmiddelenvoorziening. Die ontevredenheid dateert niet van heden. Reeds bij de behandeling der begrooting in 1914 heeft de heer Hiemstra hier over gesproken. Hij heeft er toen toch op aange drongen dat het college bij het treffen van maatre gelen betreffende de voedselvoorziening daaraan zoo weinig mogelijk het cachet van bedeeling zou geven. Burgemeester en Wethouders hebben daar toe de toezegging gedaan. Naar sprekers meening hebben Burgemeester en Wethouders die toezegging niet gestand gedaan. Dit is gebleken bij de behande ling der begrooting in 1915, toen weer critiek is uit geoefend op het beleid van Burgemeester en Wet houders te dien opzichte. In 1916 is dit eveneens het geval geweest, omdat de zaak toen nog niet tot sprekers tevredenheid en die zijner partygenooten was behandeld. En nu, bij de behandeling der be- grooting voor 1918, nu wij reeds drie jaar in de oor- logs- en de distributiemisère zitten, moeten spreker en zijne partygenooten tot hun spijt weer critiek uitoefenen. Zij hadden verwacht dat het college, bij de toepassing der distributiemaatregelen meer het standpunt van spreker en zijne partijgenooten had ingenomen, n.l. dit, dat er zoo weinig moge lijk sprake mag zijn van bedeeling. Dat cachet kleeft er nog altijd aan. Spreker verwijst hiervoor naar de verstrekking van cokesbonis aan de gasfa briek, toen de politie met de blanke sabel de orde moest herstellen. Over de verstrekking van turf- en van klompenbons aan de Bank van Leening zal spreker straks iets zeggen. Dat gebeurt ook niet zooals het moet. In alle drie gevallen is er aanlei ding geweest voor spreker en zijne partygenooten om Burgemeester en Wethouders te interpellee- ren. Het doet dan ook onaangenaam aan, dat dit jaar na een interpellatie bij de verstrekking van petroleumbons weer politie noodig was. Die moest de menschen in rijen van twee plaatsen, die stonden tot aan de Rijks Hoogere Burgerschool. Spreker heeft er 's morgens en 's middags gezien en zich erover verwonderd, dat de verstrekking der bons nog op één plaats gebeurt. Er wordt ge zegd dat spreker zich vergist, maar hij heeft niet eerst de geheele stad afgeloopen. Toen hij de be weging in het Zaailand zag, dacht hy dat de ver strekking slechts op één plaats geschiedde. Burge meester en Wethouders zeggen, dat spreker liet mis heeft. Zij zeggen dat de verstrekking der bons nooit op een plaats is gebeurd. Spreker meent dat dit antwoord onjuist is en dat hij alle recht heeft te beweren, dat het college in zyni antwoord mis is. Spreker acht het pijnlijk om deze dingen naar voren te moeten brengen, maar het moet en hij stelt het geheele college, zooals het daar zit, aan sprakelijk voor de wijze, waarop de distributie plaats heeft. Een stem: ,,de heer Hiemstra ook?" De heer Schaafsnia: „de heer Hieniistra ook". Spreker vervolgt en zegt dat de heer Hiemstra vrij zeker niet debet is geweest aan de verstrekking van bons voor klompen, cokes enz., maar wel aaii den toeslag op den petroleumprijs en de degressie in den gasprijs. Zyn spreker en zijne partijgenooten niet best te spreken over de distributie, ook over andere din gen zijn ze niet tevreden. De begrooting is ook dit jaar weer zeer lang onderweg geweest, zoodat de leden van den Raad geen tijd hebben gehad haar goed te bestudeeren. Verder is de uitbetaling der verhoogingen en duurtetoeslag te lang onderweg. Op 26 Juni j.l. heeft de Voorzitter sprekers partijgenoot Terpstra ten antwoord gegeven, en ook in de Memorie van Antwoord staat dit weer, dat de berekening nog al eenigen tijd vordert. Spreker gelooft dat die bere kening niet zooveel tijd neemt dat het meer dan een half jaar moet duren eer de uitbetaling plaats heeft. De berekening over een 400-tal ambtenaren en werklieden is, naar spreker meent, wel in een paar dagen te doen. Bij het Rijk heeft de bereke ning van een en ander ook niet meer dan een paar dagen gevorderd en spreker ziet dan ook niet in dat het bij de gemeente zoolang moet duren. Zijii nu spreker en zijne partijgenooten over de manier waarop de levensmiddelen werden verstrekt niet best. te spreken, buitengewoon ontevreden zijn zij over de wijze, waarop de Voorzitter optreedt tegen over interpellanten. Spreker zal trachten deze kwestie zoo kalm mogelijk te behandelen opdat zij niet een te persoonlijk cachet krijgt. Hij wil echter in het openbaar zijn ontevredenheid erover te ken nen geven. In de eerste plaats heeft het spreker en zijne par tijgenooten gefrappeerd dat de Voorzitter bij de beantwoording der interpellaties telkens zegt: „ik zal antwoorden, ofschoon ik er niet. toe verplicht' ben". Nu kan dat wettelijk wel juist zijn, maar spre ker vraagt zich af of het wel goed is dat in deze tijdsomstandigheden te zeggen. De levensmiddelen-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1917 | | pagina 5