308 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 November 1917. Bij de bespreking in de sectie heeft spreker ter sprake gebracht de klasse, waarin Leeuwarden voor de personeele belasting is geplaatst. Onze ge meente is geplaatst in de 5e klasse en de klasse is van invloed op de Rijksbelasting. Het vorig jaar is deze kwestie ook besproken, Burgemeester en Wet houders hebben verwezen naar bijlage 42 van ver leden jaar en zeggen: „Overeenkomstig de daar gedane mededeeling (Handelingen bladz. 2114) is de zaak bij het college van zetters ter sprake gebracht." Spreker twijfelt eraan, of het college van zetters het aangewezen lichaam is. Hij meent dat het beter is dat het ge meentebestuur bij de Regeering aandringt. Daar om is deze zaak nog eens ter sprake gebracht. In de Memorie van Antwoord van het vorig jaar staat dat door het plaatsen van Leeuwarden in de 4e klasse, de opbrengst van het middel en dus ook van de plaatselijke opcenten nadeel zal onder vinden. Toen is terecht door den heer Hiemstra opgemerkt, dat het toch niet aangaat te berusten in eene hooge rijksbelasting, omdat daardoor het bedrag der gemeentelijke opcenten ook iets zou worden verhoogd. Spreker meent daarom dat do verwijzing naar het verleden jaar geschrevene geen zin heeft. Als toch Leeuwarden in de 4e klasse wordt geplaatst, wordt voor woningen van een huurwaarde van 87.50 en hooger 1.minder belasting betaald en 45 cent opcenten voor rijk en provincie. Het is geen groot bedrag, maar ook in vele andere opzichten worden de ingezetenen door verhooging van Leeuwarden van de 5e in de 4e klasse-gebaat. De rijwielbelasting wordt lager, de kinderaftrek wordt hooger en ook is die verplaat sing van invloed op de onderwijzerssalarissen. Die Avorden daardoor hooger. Dit is een reden om bij de Regeering op plaatsing in de 4e klasse aan te dringen. Vergelijkt men Leeuwarden met andere gemeen ten, dan ziet men dat in de 4e klasse zijn gerang schikt Alkmaar, met de helft van het aantal iinvoners, Vlissingen, evenveel inwoners als- Alk maar, Gouda, Zwolle, Delft, den Bosch, terwij! de laatste jaren nog van de 5e naar de 4e klasse zijn overgebracht Zaandam, Amersfoort, Vlaardingen en Gorinchem. Spreker meent dan ook dat er alle reden voor is om bij de Regeering aandrang uit te oefenen en stelt de volgende motie voor: „de Raad, gehoord de besprekingen betreffende de klasse, Avaarin Leeuwarden ingevolge artikel 5 der Avet op de Personeele belasting is geplaatst, noodigt Burgemeester en Wethouders uit ter be- voegcler plaatse de noodige stappen te doen om plaatsing van Leeuwarden in de 4e klasse te be vorderen." Vervolgens wijst spreker erop dat in de sectie is besproken de kwestie der opcenten op de personeele belasting. Zooeven bij de bespreking der klasse heeft spreker erop gewezen, dat de personeele be lasting zoo vreemd in elkander zit. Het eigenaar dige ervan is dat de wet hier wat neemt en daar wat geeft en het verbruik erdoor wordt belast. Hetzelfde is het geval met de door de gemeente ge heven wordende opcenten. De Hoofdelijke omslag, die gebaseerd is op het inkomen, dat wordt opge geven en gecontroleerd, acht spreker veel beter. De onbillijkheid van de personeele belasting komt in de eerste plaats al uit in den eersten grondslag, de huurwaarde. Als iemand meer huur verwoont, moet hij meer belasting betalen. In het algemeen kan het worden toegejuicht dat een groote groep menschen huizen bewoont, die zooveel mogelijk van het inkomen in beslag nemen. Het is een maatregel van hygiène. Een betere woning toch is in het be lang der hygiène. Door de personeele belasting nu en de opcenten daarop wordt het beter gaan wonen min of meer tegengegaan. Iemand nu die goed gesitueerd is en zijn kapitaal in dit en in an dere opzichten Aveinig gebruikt, zal in de perso neele belasting lager worden aangeslagen. In de inkomsten belasting wordt hij en dit is billijk hooger aangeslagen. Die zijn geld weinig gebruikt en dus de gemeenschap tot weinig nut is, betaalt in de personeele belasting weinig. Wel zit er eenige progressie in deze belasting, maar die is niet altijd met de draagkracht der ingezetenen in overeen stemming. Deze progressie Avordt nog versterkt door de opcenten te laten opklimmen van 50 tot 70. Dit komt wel meer overeen met den Hoofdelijken omslag, maar de personeele belasting blijft toch veel onbillijker. Degene toch, die door omstandig heden genoodzaakt is een grooter huis te bewonen of een fiets te gebruiken, betaalt meer belasting, zonder dat zijn inkomen hooger behoeft te zijn. De inkomstenbelasting acht spreker de meest billijke. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat ophef fing der opcenten moeilijk zal gaan, omdat ze se dert onheugelijke tijden in gebruik zijn. Dat mag geen reden zijn om ze te laten bestaan. Spreker meent dat ze, hoe eerder hoe beter, moeten opdoe ken. Voor het argument, dat de menschen eraan gewend zijn, voelt spreker niet veel. De opcenten zijn een indirecte belasting. Dat die opcenten een gemeentelijke belasting zijn, weet men in het alge meen niet. Van den Hoofdelijken omslag weet men dat wel. In geen geval moet de gemeente indirecte belastingen heffen. De belastingbetalers moet men duidelijk doen weten wat zij voor de gemeente heb ben op te brengen. De belangstelling voor ge meentezaken wordt er door opgewekt. Door indi recte belastingen wordt die belangstelling verdoe zeld. Spreker meent dat het argument van Burge meester en Wethouders niet opweegt tegen de door hem te berde gebracht bezwaren. Mede namens zijne partygenooten heeft spreker de eer voor te stellen: de Raad besluit volgno. 4 van de begrooting der inkomsten over het jaar 1918, opcenten op de hoofd som der personeele belasting, te deen vervallen en het percentage genoemd onder volgno. 5, Hoofde lijke omslag naar het geschatte inkomen, te bren gen van 4 op 4.6 en het bedrag van 582.000.— dienovereenkomstig te verhoogen tot 668.100.I De heer Peletier heeft met genoegen gelezen, dat de kwestie van het aschland op de agenda van Bur gemeester en Wethouders staat. Hij wil gaarne op eene spoedige behandeling aandringen. Op één zaak meent hij echter de aandacht van Burgemeester en Wethouders te moeten vestigen. Hij bedoelt n.l. den verbrandingsoven. Die werkt niet zooals dat be koort. Er worden cadavers verbrand en afval van den poelier, wat vooral bij Zuidenwind een ondra- gelijken stank verspreidt over de omgeving. Hij wil het college in ovenveging geven om, als het moge lijk is, daarin verbetering aan te brengen. Het twee de punt dat spreker ter sprake wenscht te brengen is het voorstel om een onderzoek in te stellen in hoeverre het wenschelijk is een daghandelsschool op te richten. Burgemeester en Wethouders zeg gen in de Memorie van Antwoord, dat het advies der Commissie van Toezicht op het Middelbaar On derwijs reeds is ingekomen. Spreker gelooft dat dit reeds sedert langen tijd het geval is en het ver wondert hem dat er niet iets meer van kan worden medegedeeld. In de sectie is deze zaak ook bespro ken en bij het feest ter herdenking van het 50-jarig bestaan der Rijks Hoogere Burgerschool heeft spreker gehoord, dat het Middelbaar Onderwijs Verslag van de handelingen Aran den gemeenteraad \Tan Leeuwarden van Dinsdag 27 November 1917. 309 hier ter stede zoo'n vlucht neemt, dat moet wor den gedacht aan de oprichting van een tweede Hoogere Burgerschool. Daardoor is juist het licht geAvorpen op deze zaak in verband met de oprich ting van een daghandelsschool. Als er een tweede hoogere Burgerschool moet worden opgericht laat dit dan een van gemeentewege zijn en dan een 3- jarige met als bovenbouw de middelbare daghan delsschool. Oprichting van een tweede R. H. B. S. zou aan de oprichting van een flinke handelsschool niet bevorderlijk zijn. Laat de gemeente daarom wat spoed betrachten. Het derde punt dat spreker te berde wenscht te brengen is de kAArestie der levensmiddelen voorzie ning. Spreker heeft geene bemerkingen omtrent de voorziening zelf en hij is het dan ook niet eens met de heeren, die daar veel over hebben gezegd. Hij meent dat de levensmiddelenvoorziening en de daarvoor getroffen maatregelen in alle opzichten correct zijn en dat die maatregelen naar omstan digheden zeer billijk zijn getroffen. De zaak is ech ter moeilijk en eisclit ervaring. Spreker meent evenwel dat de levensmiddelencommissie' wel eenigszins anders had kunnen werken. Zij werkt niet zooals spreker zich dat heeft voorgesteld. Zij komt af en toe bijeen en houdt besprekingen in verband met de mededeelingen, die worden ge daan. De verschillende maatregelen evenwel wor den genomen zonder de commissie. Spreker vestigt hierop de aandacht, omdat het zou kunnen zijn, dat de raad in de meening verkeerde, dat de Commissie een deel der verantwoordelijkheid draagt, doch dit kan bij een dergelijke werkwijze niet het geval zijn. De heer de Vos kan kort zijn. Hij wil slechts een paar punten naar voren brengen, welke in de sec ties zijn besproken en in het rapport zijn vergeten. Het vorig jaar heeft spreker een uitbrander gehad dat het rapport niet Arolledig was.. Wat spreker heeft gezegd staat er echter niet in. Hij zal daar over niet verder uitweiden. Het doet spreker genoegen te hoorei)', dat er leden zijn geweest, die aan het college van Burge meester en Wethouders hulde hebben gebracht in tegenstelling met de afbrekende critiek, die is uit geoefend. Er zal wel altijd verschil van gevoelen blijven bestaan tusschen de raadsleden en' dan krijgt men wel eens een gevoeligen tik op de vin gers. Men moet daar echter tegen kunnen. Hij weet en wil dit zeggen, dat Burgemeester en Wet houders ook in het afgeloopen jaar uitstekend hun plicht hebben gedaan. Ook den wethouders mag een woord van lof voor hun ijver niet worden ont houden. In het bijzonder wenscht spreker hulde te brengen aan den Wethouder van Onderwijs. Die moet geheel alleen alles voorbereiden. Hij heeft geen voorlichting van deskundigen. Als men ziet op zijn werk en de ijver, waarmee hij alles Aveet in orde te maken, dan krygt men de overtuiging, dat hij een uitstekend wethouder van onderwijs is. Spreker hoopt dat de heer Schoondermark nog jaren Wethouder van Onderwijs mag blijven. Waar spreker verder op wil wijzen is dit. Inder tijd is besloten de raadsstukken des Zondags voor de vergadering niet na 2 uur ter visie te leggen. Later is dat weer veranderd en liggen zij den ge- heelen Zondag ter visie. Het eerste besluit was een uitkomst voor den concierge. Die kon in den zomer van het mooie weer genieten. Hij zit nu den ge beden Zondag weer op het hok A'ast. Spreker meent dat er een besluit bestaat dat de concierge eenige uren vry is op Zondag. Tot nu toe heeft spreker daarvan niets bespeurd. lederen Zondag is de man bezet. Spreker vraagt of daarin geen De heer Schaafsma is spreker al voor geweest met een betoog over het drieploegenstelsel bij de politie. Spreker acht daar een drieploegenstelsel noodig. Hij gelooft niet dat het zooveel manschap pen meer zal moeten kosten. Bovendien moet men, terAville van de goede zaak, daarover heen stappen. Spreker is van oordeel, dat het aantal agenten nu ook te klein is. Ook over de wethouderspension- neering heeft de heer Schaafsma gesproken. Spre ker ondersteunt wat door dit lid is gezegd en hoopt dat deze kwestie niet zal ontgaan aan de aandacht van Burgemeester en Wethouders. Spreker heeft iu de sectie de Looyerstraat ter sprake gebracht. In het rapport staat: een der leden wenscht de Looyerstraat te vernieuwen. Burge meester en Wethouders zeggen: gelijk telkenmale bij de behandeling der begrooting is opgemerkt, neemt de Raad bij de voteering van den post be stratingsmateriaal geen bindende besluiten- ten aanzien van de straten, die daarmee zullen worden verbeterd. Spreker heeft Burgemeester en Wet houders een woord van dank gebracht voor de vlugge verbetering van de Singielstraat en de Blee- kerstraat. Hij wil de Looyerstraat nu ook gaarne by Burgemeester en Wethouders voor verbetering aanbevelen, niet omdat deze zaak zoo bij uitstek ur gent is, maar omdat ook deze straat in onmiddellijk verband staat met de Spanjaardslaan. In de sectie is verder de verhouding tusschen de Directrice en de leeraressen aan de Middelbare Meisjesschool ter sprake gebracht. Het antwoord van Burgemeester en Wethouders bevredigt spre ker niet geheel. Hij zal er niet veel meer van zeg gen, want hy weet dat de toestand verbeterd is. Burgemeester en Wethouders zeggen in de Memo rie van Antwoord: Burgemeester en Wethouders hebben de overtui ging dat in de minder goede verhouding onder het docenten-personeel thans verbetering is geko men. Spreker meent dat* in de verhouding onder het do c e n t e n-personeel geen verbetering behoeft te komen. Daar is nooit verdeeldheid geweest. Men zal spreker tegenvoeren dat de directrice ook een docent is. In- het gewone dagelijksch leven rekent men de directrice niet tot de docenten. Spreker meent, dat de directrice de grootste oorzaak is van de Avanverhoiuling in de school. Daarom heeft spre ker er in de sectie over gesproken. Spreker hoopt, dat Burgemeester en Wethouders een oog in het zeil zullen houden. De heer Tiemersnia Avijst erop dat in de Memorie van Antwoord betreffende den woningnood' staat dat de toestand thans minder nijpend is. Minder n ij p e n d be toekent dan toch nog n ij p e n d en dit beteekent dat de woningnood nog bestaat. Aan genomen mag toch worden dat de particuliere bouw geheel stil staat. Nog hedenmorgen is de ter mijn van ontruiming van onbewoonbaar verklaar de woningen verlengd en in de stad wonen tal van gezinnen bij elkander in. Dit alles wijst op het be- voorziening is te treffen en of het niet mogelijk is hem te vervangen, maar natuurlijk niet door zijn vrouw. Spreker wenscht nog iets te zeggen over het verven der bruggen. De Noorderbrug is dooi den brugwachter geverfd en dat acht spreker niet goed. Daar heeft men wel vakmenschen voor. Nu zal gezegd worden, dat die toen niet waren te krij gen en dat het Averk daarom aan den brugwachter is opgedragen. Dat zij zoo, maar spreker acht het niet goed dat de betrokken brugAvachter voor het werk niet beloond is. Spreker zou de brugwach ters van dit werk Avillen ontheffen of hun voor dit extra werk behoorlijk willen beloonen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1917 | | pagina 8