nemer zulks, dan is dat voor hem zeer schadelijk. l>e Directeur der Gemeentewerken heeft gezegd, dat er toch eenige tyd noodig is om over de kleu ren te beraadslagen. Spreker is van oordeel dat, als een schilderwerk is aangenomen, de aan te bren gen kleuren vast moeten staan. Door verschillende omstandigheden spreker wil niet denken aan op zet was de Commissie het niet met de Directie eens en telkens, als de kwestie zou worden bespro ken, was de een er niet of een anderen keer bleef de ander absent. Op die manier kan een aannemer geen werkvolk sturen. Er is dan ook meermaien volk teruggestuurd. Als de adressant wist wat hij had te maken, was er altijd voldoende volk. Adres sant heeft ook medegedeeld dat er nog vloeren ge verfd moesten worden, die nog gepasseerd moes ten worden. Die konden niet geverfd worden. Burgemeester en Wethouders zeggen dat deze vertimmering is begonnen omdat het verfwerk moest zijn opgeleverd. Spreker geeft dit toe, maar als er geschilderd moet worden op vloeren, die nog gepasseerd moeten worden, kan de schilder niet voortgaan met zyn werk. In normale omstandig heden zou op het voorstel misschien minder zijn af te dingen, maar spreker blyft erby, dat er van onwil geen sprake is. Met een man, die het werk van de gemeente altijd zoo vlug en zoo goed mogelijk heeft afgeleverd, mag wel eenige clementie worden ge bruikt, vooral waar er in den laatsten tijd nog al aan eenige aannemers van gemeentewerk, met het oog op den heersohenden toestand, op hun verzoek ontheffing is verleend van hunne met de gemeente aangegane verbintenissen. Als de man de boete moet betalen, zal hy niet alleen niets aan het werk hebben verdiend, maar hij zal er nog uit eigen mid delen moeten bijpassen. Dit kan de Raad in den te gen woordigen tijd toch niet willen. De Voorzitter moet de voorstelling, die de heer Fransen van de zaak geeft, vierkant bestryden. Dat de man bij Gemeentewerken bekend staat als een ijverig werkman, is onjuist. Van het begin af is het één serie klachten geweest en herhaaldelijk is hij door den Directeur onderhouden, die hem heeft gewaarschuwd dat hij, als het niet verander de, boete zou moeten betalen. De klachten bleven evenwel voortduren. Hij heeft langen tyd gewerkt met één ouden werkman en de Directeur heeft hem dikwijls gewaarschuwd dat het werk niet af zou komen. Van onmacht, meent spreker, is geen sprake, wel van onwil. Zelden is spreker dan ook zoo overtuigd geweest dat een boete terecht is toe gepast, als in dit geval. Spreker is zelf dikwijls op het werk geweest en hij heeft ook toen die klach ten vernomen. Eens heeft hij uitstel gevraagd, om dat hij een zeker beitsmiddel niet had. De Directeur heeft gerapporteerd, dat, toen adressant het beits middel ontvangen had, hij nog niet opschoot. Toen is hem uitstel geweigerd. De heer Fransen zegt dat er telkens conflicten bestonden tusschen de commissie en de directie. De heer Fransen vergist zich daarin ten eenen male. Slechts eenmaal is er een verschil geweest, n.l. over het schilderen van het plafond van de groote zaal. Er moest toen een klein stukje overgeschilderd worden. Adressant heeft echter ruimschoots gele genheid gehad ander werk te doen, terwijl het pla fond in de groote zaal wachtte. Dit is het eenige conflict geweest over de kleur. Wat de kwestie van de vloeren betreft, die door den heer Fransen is aangehaald, de Directeur der Gemeentewerken heeft medegedeeld dat, als de adressant niet te laat was geweest met zijn werk, hij niet in botsing zou zijn gekomen met die vloeren. Als hij door die vloe ren later gereed is gekomen, dan is dat alleen om dat hij reeds over zyn tijd was. Wel erkent de Direc teur dat het voor tien aannemer bezwaarlijk is ge weest en dat hij om die reden .14 dagen uitstel heeft gekregen. Spreker herhaalt dat hij overtuigd is dat de boete verdiend is. De heer Fransen is wel gewoon om van den Voor zitter te hooren dat hy, als hij over dergelijke zaken spreekt, mis is. De Directeur heeft zelf in zyn brief geschreven dat er eerst kleeden moesten worden uitgezocht alvorens de kleur te kunnen bepalen, en dat dit eenige dagen van beraad vordert. De Voorzitter wijst er den heer Fransen op dat er heel wat anders staat. Er staat n.l. dit: „een aan nemer van het schilderwerk moest begrepen heb ben, dat het vaststellen van kleuren voor een 11.50 x 7.15 M. groote museumzaal wel enkele dagen op onthoud vraagt vooral bij groote vakken kan een enkele foutief opgezette kleur zeer storend werken, zoodat eenigen tijd van beraad alleszins te verde digen is". Spreker herhaalt dat er slechts in één geval een verschil van meening is geweest over de kleur. Dat is echter geen reden geweest voor het oponthoud, omdat inmiddels ander werk kon gedaan worden. De heer Fransen meent dat dit een kwestie van opvatting is. Wat de Voorzitter heeft gezegd, is in theorie mooi, maar de praktijk leert geheel anders. Een aannemer dient zijn werkzaamheden zelf te regelen en niet de Directie. Dan gaat het altjjd ver keerd. De Voorzitter zegt nu dat de kleur reeds be paald was en de Directeur schrijft dat voor het be palen van de kleur eenige dagen van beraad noodig zyn. Ten slotte meent spreker erop te moeten wij zen, dat de gemeente geen schade heeft geleden en hy meent dan ook dat de gemeente van 'n klein man niet een dergelijke som mag afhalen. De man heeft altijd degelijk werk geleverd en vaak onders hands aangenomen. Spreker gelooft niet dat de Baad hem nu zoo wil straffen. De beraadslaging wordt gesloten. Met 19 tegen 2 stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Vóór stemmen de hoerenCohen, Zandstra, Pele- tier, Tiemersma, Tulp, Hiemstra, Collet, Schaaf- sma, Nijholt, de Vos, de Haan, Dijkstra, Oosterhoff, van Weideren baron Rengers, Attema, Menalda, Koopmans, van Sloterdyck en Schoondermark. Tegen de heeren: Dystra en Fransen. De Raad gaat in comité generaal tot behandeling van het: Na heropening komt aan de orde: Dit voorstel luidt als volgt: De directeur van de coöperatieve fabriek tot be reiding van melkproducten alhier, heeft tot ons het verzoek gericht vergunning te verleenen: le tot het maken en hebben van een aanlegsteiger tusschen en in verbinding met de beide bestaande aanleg steigers langs het Nieuwe Kanaal tegenover het fabrieksgebouw aan en voorlangs den Kanaalweg Z.Z. en 2e tot het leggen en hebben van een smal- spoorbaan van dat gebouw af tot den te maken steiger; een en ander is op een in tweevoud over gelegde teekening nader aangeduid. Wat den aanleg en het hebben van den steiger betreft, kunnen wij, na den directeur der gemeen tewerken te hebben gehoord, mededeelen, dat geen gemeentebelang, evenmin als bij de vorige, zich thans tegen liet verleenen van de verlangde ver gunning verzet. De gewone voorwaarden behoo- ren evenwel in acht te worden genomen. Het door dien directeur geopperd denkbeeld, om daaronder mede op te nemen de verplichting om toe te laten, dat ook pleiziervaartuigen van dien steiger gebruik maken, hebben wij gemeend niet te moeten over nemen. Dit gaat o.i. te ver. De directeur der fabriek, daarover geraadpleegd, heeft echter nader ver klaard tegen dat gebruik geen bedenking te heb ben als de belangen van het bedryf dat toelaten; hij wenscht zich evenwel alle vrijheid voor te be houden. Ingevolge het bepaalde bij artikel 64, le lid, let ter c, der Bouwverordening, behoort de afdoening van hetgeen in de tweede plaats is gevraagd tot de bevoegdheid van ons college. Gelijk U bekend is, wordt voor het hebben van smalsporen als erkentenis van den eigendom der gemeente op den grond, waarin die sporen zyn ge legd, steeds de betaling van een recognitie gevor derd. Dat behoort ook hier te gebeuren. Om niet voor ieder geval een besluit Uwer Vergadering te behoeven uit te lokken, wordt het eenvoudiger ge acht, dat wij een algemeene machtiging verkrygen om tot die heffing, en dan ook voor andere trans portmiddelen in, op of over gemeentegrond, te kunnen overgaan. Dit is ook geschied voor het leg gen en hebben van kabels in- en van geleidingen boven gemeentegrond bij raadsbesluiten van 8 April en 25 November 1913 (raadshandelingen, blz. 67 en 288). Een bedrag van 0.20 per M. of gedeelte daarvan van de lengte, welke het spoor in, op of over gemeentegrond ligt, is voldoende. Dit bedrag is niet bovenmatig, al zal het soms hooger zijn dan de gulden, welke nu per transportverbinding moet betaald worden. Voor steigers achten wij een dergelijke machti ging niet noodig, omdat de voor den aanleg daar van benoodigde vergunning toch steeds door U moet worden verleend, waarbij dan tegelijk het be drag der recognitie kan worden bepaald. Op grond van het voorafgaande hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten: I. voor zooveel de rechten der gemeente betreft en behoudens die van derden, aan de Coöperatieve Vereeniging tot bereiding van melkproducten, ge vestigd te Leeuwarden, en hare rechtverkrijgenden vergunning te verleenen tot het maken en tot we- deropzeggens hebben van een aanlegsteiger, breed 18.70 M., tusschen en in verbinding met de twee bestaande steigers voorlangs den Kanaalweg Z.Z. en tegenover haar fabrieksgebouw aan dien weg, plaatselijk genummerd 230 en kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie G no. 9476, onder voorwaarde 1. dat de aanlegsteiger wordt gemaakt ter plaatse, als op de ingezonden teekening aangeduid, en wordt vervaardigd van eikenhout, in afmeting en samenstelling gelijk aan dat van de bestaande steigers 2. dat de ruimte tusschen den aanlegsteiger en de keibestrating geheel wordt bestraat met harde Waalstraatklinkers op een zandbed van 20 c.M. blijvende dikte; 3. dat bij het eindigen van de vergunning bin nen een door Burgemeester en Wethouders te be- palen termijn de steiger weggeruimd zij en de weg en het talud ter plaatse zyn teruggebracht in een toestand ten genoegen van Burgemeester en Wet houders, bij gebreke van welk een en ander dit door dezen op kosten van den nalatige zal worden uit gevoerd 4. dat de hiervoren genoemde werken en werk zaamheden worden uitgevoerd en onderhouden op kosten van degene, aan wie deze vergunning is verleend, overgegaan of overgedragen en ten ge noegen van Burgemeester en Wethouders; 5. dat als erkentenis van den eigendom der ge meente op den grond, waarin en waartegen de aan legsteiger is geplaatst, door de vergunninghoud- ster per kalenderjaar jaarlijks vóór of op den len Mei, voor het eerst in 1918, bij vooruitbetaling ten kantore van den gemeente-ontvanger wordt gestort een recognitie van 3. II. Burgemeester en Wethouders te machtigen voor het maken en hebben van transportmiddelen in, op of over gemeentegrond, waartoe door hen krachtens artikel 64 der Bouwverordening vergun ning moet worden verleend, als erkentenis van den eigendom der gemeente, eene jaarlyksche recognitie te vorderen tot een bedrag van twintig cent per meter of gedeelte daarvan van de lengte, welke de transportmiddelen in, op of over gemeentegrond liggen. De beraadslaging wordt geopend. De heer Nyholt heeft alleen eenig bezwaar tegen het tweede gedeelte van het voorstel, n.l. om eene algèmeene machtiging te verleenen aan Burgemees ter en Wethouders. Spreker heeft niets tegen het verleenen eener machtiging, hij is het er geheel mee eens dat dergelijke dingetjes van de agenda's moeten verdwijnen. Er wordt echter gesproken van transportmiddelen. Nu is de bedoeling daarvan smalspoor, maar er kunnen ook grooter transport middelen worden aangebracht. En dan acht spre ker eene retributie van 20 cent te laag. Aan den Sneeker trekweg is ook een transportinrichting, maar dat is heel wat anders dan smalspoor; en zoo iets zou toch ook vallen onder de benaming „transportmiddelen". De Voorzitter wijst erop dat in de bouwverorde ning ook van transportmiddelen wordt gesproken, n.l. in art. 64, 4e lid. Het voorstel is dan ook geredi geerd in aansluiting aan de bouwverordening. Het gaat nu ook over de vergoeding en spreker acht het dan ook beter de uitdrukking transportmiddelen te. behouden. Hij meent dat er geen reden is om eene beperkte bevoegdheid aan Burgemeester en Wet houders te geven. De heer Nyholt heeft er niets tegen ids ouder transportmiddelen maar smalspoor wordt verstaan. Hij meent echter dat eene retributie-, van 20 cent voor andere transportmiddelen te gering is. Spre ker zal zich ïïy het voorstel neerleggen. De beraadslaging wordt gesloten en met alge meene stemmen het voorstel van Burgemeester en Wethouders aangenomen. Dit voorstel luidt als volgt: Toen in Uwe vergaderingen van 27 September en 11 October 1910 aan de orde was de ontwerp-ver- ordening op de schoolartsen (Handelingen blz. 217 vlg. en 235 vlg. en Byl. no. 14) zijn uitvoerige be schouwingen gewijd aan de vraag of aan de aan- 344 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 December 1917^ 17 agenda no. 18j. rapport der commissie voor de reclames omtrent bezwaarschriften in beroep tegen aan slagen in den hoofdelijken omslag, dienst 1917. 18 agenda no. 19). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan de Coöp. Vereeniging tot bereiding van melkproducten vergunning te verleenen tot het ma ken van een aanlegsteiger aan het Nieuwe Kanaal in verbinding met den bestaanden steiger ten behoeve van haar fabrieksgebouw aan den Kanaalweg, enz. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 December 1917. 345 0 19 (agenda no. 20). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om over te gaan tot aanstelling van een schoolarts.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1917 | | pagina 4