stelling van één universeelen schoolarts of aan meer
dan een, doch die daarnaast particuliere praktijk
mogen uitoefenen, de voorkeur moest worden ge
geven. Na verwerping van een amendement in
eerstgemelden zin is het laatste stelsel in de vei'-
ordening overgegaan.
Geheel bevredigd heeft dit echter niet, omdat
blijkbaar voor twee schoolartsen de taak, als neven
taak bedoeld, te uitgebreid is. Dit kan in zooverre
geen bevreemding wekken als men in aanmerking
neemt dat het getal scholen, onder het medisch
toezicht staande, zich geleidelijk heeft uitgebreid
en thans 6 bewaarscholen, 13 openbare lagere
en 4 bijzondere lagere scholen met pl.m. 5600 leer
lingen en pl.m. 240 onderwijzers aan twee artsen
zijn opgedragen. Het gevolg is dan ook geweest dat
beiden gemeend hebben met 1 Juli van dit jaar hun
taak te moeten neerleggen.
Als wij dit betreuren, dan staat daartegen
over echter ook deze reden tot voldoening,
dat thans aanleiding is gevonden U voor te stel
len het denkbeeld te verwezenlijken dat ten op
zichte van dit punt door den adviseur over de reor
ganisatie van den geneeskundigen dienst, den heer
dr. J. L. C. Wortman te Amsterdam, wordt gehul
digd en dat hetzelfde is als reeds in 1910 door
enkelen Uwer medeleden werd verdedigd, nl. de
aanstelling van één arts die met het medisch school
toezicht voor alle genoemde scholen is belast en
daarin zijn hoofdbetrekking vindt. O.i. moet aan
dit stelsel de voorkeur worden gegeven boven uit
breiding van het bestaande getal van twee school
artsen, waarin ook een middel gelegen kan zijn
om aan de bovengeschetste bezwaren tegemoet te
komen, en wel omdat te duchten is dat, als liet werk
over meer dan twee wordt verdeeld, eenheid van
lijn in de uitvoering met voldoende in het oog zal
worden gehouden en bovendien men kans loopt te
vervallen in deze andere fout, n.l. dat dan voor den
medicus-schoolarts deze laatste functie tot schade
der school weer te veel een bijbetrekking wordt en
als zoodanig zal worden uitgeoefend.
Op grond der ervaring met de werking van het
schoolartsen-instituut opgedaan, behoeft er o.i. geen
reden te bestaan voor de vrees dat in het algemeen
de medicus-schoolarts zich op den duur meer zal
aangetrokken gevoelen tot de eigenlijke praktijk en
daarom de andere functie zal gaan verwaarloo-
zen, welke vrees de minderheid der commissie uit
de gezondheids- en de schoolcommissie, die destijds
den Daad in overweging gaf om tot de invoering
van het instituut over te gaan, er toe leidde voor
den universeelen schoolarts te pleiten. Evenmin
behoeft de hier en daar geuite vrees voor het tegen
overgestelde, n.l. te groote eentonigheid in het werk
van hem, die uitsluitend schoolarts en niets anders
is, van zijne invoering af te houden. De ondervin
ding elders opgedaan, wijst niet dien kant uit. Juist
in den laatsten tijd is in verschillende plaatsen
tot de aanstelling van een arts voor alle scholen
overgegaan. Er zal, gaat de Raad hierin mede, ech
ter geen bezwaar tegen bestaan den schoolarts te
vergunnen thuis consultatieve praktijk uit te oefe
nen. De kring van gegadigden wordt dan des te
grooter en zij, die inderdaad tegen een werkkring,
die alleen het medisch schooltoezicht omvat, opzien,
de vraag of onze gemeente voor een dergelijken
ambtenaar wel groot genoeg is.
De verordening, regelende de aanstelling, den
werkkring en de bezoldiging van schoolartsen bij
het lager onderwijs en het bewaarschoolonderwijs in
Leeuwarden (gemeenteblad 1910 no. 25) verzet zich
tegen de aanstelling van een zoodanigen arts in het
algemeen niet. In de gemeente Leeuwarden wor
den een of meer schoolartsen aangesteld, zegt art. 1.
Intussclien, de verordening heeft zich van dezen
titularis toch wel een eenigszins ander denk
beeld gevormd. Dit blijkt uit het voorschrift van
art. 16 betreffende de onvereenigbaarheid van de
betrekking van schoolarts alleen met die van ge
meente-geneeskundige, belast met de behandeling
van on vermogen den en uit de regeling der jaar
wedde. die 500 bedraagt. Wat dit laatste punt
aangaat, komt ons een wedde van 2500 tot 3000
voldoende voor. Het lijkt ons echter geraden om
thans nog niet tot wijziging der verordening over
te gaan, omdat niet onwaarschijnlijk, zoodra het
nieuwe stelsel werkt, zal blijken dat zij op meer
punten herziening behoeft, waaromtrent de school
arts dan van advies zal kunnen dienen.
Wij stellen l op grond van het voorafgaande
voor te besluiten:
met afwyking in zooverre van de boven aange
haalde verordening Burgemeester en Wethouders
te machtigen gegadigden op te roepen voor de
betrekking van schoolarts in deze gemeente, te be
lasten met de in die verordening omschreven werk
zaamheden, op een salaris van 2500 tot 3000
en met bepaling dat het hem geoorloofd zal zijn
de consultatieve praktijk, mits niet buiten zjjne
woning, uit te oefenen.
De Voorzitter deelt mede dat door den heer Zand-
stra een amendement is ingediend luidende:
om na het woord: werkzaamheden, te lezen, „op
een salaris van 3000.als minimum met drie pe
riodieke verhoogingen van 500.telkens na drie
jaar tot een maximum van 4500.is bereikt";
en te schrappen de woorden:
„en met bepaling dat het hem geoorloofd zal zijn
de consultatieve praktijk, mits niet buiten zjjn wo
ning, uit te oefenen".
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Zandstra zegt dat in de raadsvergade
ring van 27 September 1910 door hem een voorstel
is ingediend luidende:
„in de gemeente Leeuwarden wordt één schoolarts
aangesteld, belast met het toezicht op den gezond
heidstoestand van de leerlingen en het onderwij
zend personeel en die zijn aandacht wijdt aan alles
wat met schoolhygiëne in verband staat, aan de
gemeentescholen voor openbaar lager onderwijs
111 en de gemeentelijke bewaarscholen".
Het werd met op twee na algemeene stemmen
verworpen. Een voorstel van Burgemeester en Wet
houders om twee schoolartsen aan te stellen met
eene beperkte bevoegdheid op een salaris van
500.werd aangenomen.
Spreker waarschuwde toen reeds dat goedkoop
duurkoop zou wezen en de feiten hebben hem
volkomen in het gelijk gesteld. Want de 6000.—
in de jaren van 1910 tot nu uitgegeven hebben niet
veel resultaat gegeven in de richting van het doel,
waarvoor zij werden uitgegeven. Daarmee is niets
kwaads gezegd of bedoeld tegenover de doktoren.
Onvoldaan over den werkkring en de bezoldiging
zijn de in 1911 aangewezen functionarissen heenge
gaan. Spreker verheugt zich erover dat de betrokken
artsen door het neerleggen hunner functie in eens
een einde hebben gemaakt aan een schoolartsen
instituut, dat weinig meer dan een naam was. Daar
door is immers het vraagstuk: hoe behoort het
schoolartseninstituut op behoorlijke wijze te wor
den geregeld, zeer urgent gewoiden. Er ligt nu voor
ons een voorstel van Burgemeester en Wethou
ders dat voor een goed deel overeenkomt met spre
kers wenschen van 1910. Voor een goed deel, zegt
spreker. Hij vroeg een heelen schoolarts, men geeft
een drie kwart. Wat spreker verder heeft op te
merken, geldt het salaris van 2500.Hij vraagt
of Burgemeester en Wethouders denken hiermee
klaar te komen. Men bedenke, zegt spreker, dat de
werkkring van den nieuw te benoemen functionaris
een geheel andere zal zijn dan die zijner voorgan
gers. Welke bevoegde zal zich op dit bedrag on
der beding dat de betrekking als hoofdbetrekking
moet worden beschouwd willen aanmelden,
vraagt spreker. De taak vraagt immers een heelen
man en den geheelen dag. De bezoldiging behoort
een zoodanige te zijn, dat de schoolarts geen groo-
ten drang gevoelt zijne inkomsten op andere wijze
Ie versterken.
Een bedrag van 3000.als minimum, met recht
op periodieke verbooging tot een maximum van
4500.ljjkt spreker een betere regeling, die meer
dan het voorgestelde de betrekking van schoolarts
tot eene hoofdbetrekking stempelt.
De door spreker voorgestelde bezoldiging waar
borgt stellig een groote kans op een ruime keuze,
geeft de gemeente als werkgeefster een sterkere
positie en is een betere waarborg voor een goed ge
neeskundig toezicht op de Leeuwarder schooljeugd.
Het door Burgemeester en Wethouders voorgestel
de salaris schetst de mogelijkheid dat een jong nog
onervaren geneeskundige het schoolartseninstituut
aanvaardt in afwachting van een elders aangebo
den goede praktijk. Dan loopen wij de kans, dat na
een paar jaar de pas ingewerkte schoolarts vertrekt
tot groot nadeel van het instituut. Stabiliteit en er
varing is een eerste vereischte. Spreker zegt dat de
Raad niet krenterig moet zijn, maar in het salaris
moet doen uitkomen dat hij de in 1910 gemaakte
fout volledig wil herstellen. Een ezel toch stoot zich
geen tweemaal aan denzelfden steen. En waarom
zou de Raad nu minder zijn dan de spreekwoorde
lijke langoor?
Spreker heeft de eer het voorstel van Burge
meester en Wethouders aldus te amendeeren:
om na het woord: „werkzaamheden" te lezen: „op
een salaris van 3000.als minimum met drie pe
riodieke verhoogingen van 500.telkens na drie
jaar dienst tot een maximum van 4500.is be
reikt", en te schrappen de woorden: „en met bepa
ling dat het hem geoorloofd zal zijn de consulta
tieve praktijk, mits niet buiten zijn woning, uit to
oefenen".
De Raad moet niet terugschrikken voor liet door
spreker genoemde bedrag. In het belang van den
gezondheidstoestand der schoolgaande jeugd is het
goed besteed. En voor eene gemeente van meer dan
40.000 zielen met 5600 kinderen een zeker niet te
hoog bedrag.
De heer Peletier juicht het voorstel van Burge
meester en Wethouders toe, voor zoover het bedoelt
verbetering te brengen in den toestand. Spreker
vreest echter dat de toestand weinig verbeterd zal
worden. Hij meent dat de consultatieve praktijk
niet los gemaakt kan worden van de algemeene
praktijk. Als toch een medicus met consultatieve
praktijk een patiënt behandelt, kan die medicus een
volgenden dag door den toestand van dien patiënt
gedwongen worden hem thuis te bezoeken. Men-
schelijkerwijs zal hij daar niet buiten kunnen en
kan het belang der school daardoor in het gedrang
komen. Spreker is het dan ook geheel eens met den
heer Zandstra dat de gemeente groot genoeg is om
een arts alleen te bekostigen. Buiten liet toezicht
op de scholen zal de schoolarts, als hij tijd heeft,
ook nog andere diensten op medisch gebied kunnen
verrichten. Spreker zal dan ook het amendement-
Zandstra steunen, maar dient een sub-amendement
in om het salaris te bepalen op 4000—5000.
De heer Tulp ondersteunt het amendement-Zand-
stra. Wil men het hygiënisch toezicht op de scholen
goed in orde hebben, dan eiseht dat een vollen man.
Omdat men nu een geheelen medicus moet hebben,
moet de gemeente niet iemand hebben met praktijk,
zij het ook met beperkte praktijk. Het belang dei-
zaak is daarvoor te groot.
De heer Sehoondermark (wethouder) zegt dat
hetgeen hij te zeggen heeft Burgemeester en Wet
houders wel zal bevreemden, omdat hij in het college
niet positief heeft aangedrongen op liet hebben van
een geheelen man. Wel heeft hij als zijn gevoelen
te kennen gegeven dat de gemeente beter zou doen
een vollen medicus te nemen. Spreker deelt echter
niet de vrees van den heer Peletier, dat, als de Raad
den schoolarts consultatieve praktijk toestaat, dat
tengevolge zal hebben dat hij ook andere patiënten
bezoekt. Ook heeft spreker niet in die mate vrees
dat de gemeente geen goeden schoolarts zal krijgen
voor het voorgestelde salaris. Spreker heeft toch
al bezoek gehad van heeren, die hem zeer goed toe-
leken. Hij acht een hoog salaris niet noodig om een
goede kracht te krijgen, want als men de salarissen
der officieren van gezondheid nagaat, dan ziet men
dat die ook niet direct tot 5000.gaan. Er zul
len wel goede medici zijn die de betrekking van
schoolarts begeeren. De Raad moet er dus voor
zorgen een arts te krijgen die alleen schoolarts is.
Spreker zegt dit als lid van den Raad. Zijn idéé
is dat het salaris niet zoo hoog moet worden be
paald als de heer Peletier wil. Als de Raad het
door Burgemeester en Wethouders voorgestelde sa
laris te laag vindt, zou hij in overweging willen
geven het beginsel nu uit te maken en Burgemees
ter en Wethouders op te dragen de salarieering nog
eens na te gaan. Spreker zou in de eerste plaats het
aanvangssalaris wel wat hooger willen stellen, maar
om tot 5000.— te gaan vindt spreker wat al te
kras.
De heer Tulp: „pas over 9 jaar".
De heer Sehoondermark (wethouder)„ik vind
5000.veel te hoog in vergelijking met de sala
rissen der officieren van gezondheid. Ik ben over
tuigd dat vele medici zullen solliciteeren."
De heer Dykstra: het is een geheel andere werk
kring.
De heer Sehoondermark vwethouder) zegt dat de
schoolarts in dienst is van 94. Dan is hij vrij. Bij
een gewoon medicus vergeleken is de schoolarts
best af. De gewone arts is 's avonds dikwijls laat
in de praktijk en moet 's morgens weer vroeg op
pad. Die verdient zijn inkomen veel moeilijker. Hij
herhaalt zijn voorstel om liet beginsel uit te maken
en Burgemeester en Wethouders de opdracht te
geven de salarieering nader onder de oogen te zien.
De gemeente moet een schoolarts hebben en dan al
leen een schoolarts. De oproeping zou kunnen ge
schieden op een nader te bepalen salaris.
De Voorzitter: „nu het voorstel niet verdedigd
wordt namens Burgemeester en Wethouders, stel ik
mede namens den heer Hiemstra voor de behande
ling- aan te houden."
De heer Hiemstra (wethouder) voelt wel iets voor
het denkbeeld van den heer Sehoondermark. Als
Burgemeester en Wethouders dit denkbeeld eerder
hadden gekend, dan hadden zij misschien een ander
standpunt ingenomen. Voor een goeden gang van
zaken acht spreker het dan ook beter dat het college
de zaak nog eens goed bekijkt.
De heer Tulp zal zich daartegen niet verzetten.
Hij snapt niet waarom de Raad nu deze zaak niet
346 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 December 1917.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 December 1917. 347