360 Verslag' van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 December 1917.
helpen. Spreker meent dan ook dat, waar die meer
derheid met 1 Janari aftreedt, het wenscheljjk is
nu tot de benoeming over te gaan.
De heer Schoondermark (wethouder) gelooft, dat
de lieer Hiemstra zich de zaak niet juist voorstelt.
Er zijn 7 leden van het college van voogden, die op
31 December aftreden. De rest, al is dat een klein ge
deelte, heeft dan te beslissen. Dat is dan het be
stuur. Dat bestuur kan dan eene aanbeveling bij
den Raad indienen. En dan wordt gehandeld in den
geest zooals dat altijd is gedaan. Als er geen rug
gespraak is gehouden, loopt de minderheid kans,
menschen in het college te krijgen, die zij niet be
lieft.
De heer Tulp is het niet met den heer Schoonder
mark eens ten opzichte van diens bewering over de
meerderheid en de minderheid. De meerderheid wei
gert mee te werken tot het doen eener aanbeveling.
Officieel is er nu geen aanbeveling, maar officieus
is die er wel. Spreker heelt verschillende namen van
menschen op een briefje en het bezwaar van den
heer Schoondermark, dat de minderheid mede
leden krijgt, die het niet wenscht, bestaat niet. Het
lijstje, dat spreker heeft, is van de minderheid.
De lieer Fransen is verrast door de mededeeling
van den heer Tulp, dat er een officieuse aanbeve
ling bestaat. Spreker heeft ook een briefje gezien,
waarop 6 namen voorkomen. Op die manier kan
spreker echter niet stemmen. Spreker is het met den
heer Schoondermark eens en meent ook dat het aan
beveling verdient de benoeming aan te houden.
De heer de Haan ondersteunt het denkbeeld van
den heer Schoondermark. Spreker heeft wel een
briefje gezien, maar hij heeft geen namen gelezen.
En hij weet derhalve ook niet of daarbij wel reke
ning is gehouden met de verschillende richtingen!
Ook hij wil de benoeming aanhouden.
De Voorzitter zegt dat er, waar er geen aanbeve
ling is en er eenige leden zijn, die verklaren moei-
lijk te kunnen stemmen, wel iets is te zeggen vóór
het voorstel van den heer Schoondermark. Enkele
leden mogen hunne keuze reeds hebben gevestigd,
ook voor dezen is uitstel geen bezwaar. Waar deze
benoeming niet zoo dringend is. is er niets tegen4
haar aan te houden.
De heer Hiemstra (wethouder) zegt dat er alleen
dit tegen is. Er is eene kleine minderheid. Eu nu
meent spreker dat de Raad die kleine minderheid,
drie of vier menschen, niet mag laten zitten met
een onvoltallig college. De heer Binnerts treedt
ook af.
De heer de Haan: „daarvoor is eene aanbeveling."
De heer Hiemstra (wethouder) zegt dat het niet*
waar is dat de heer Binnerts door liet bestuur is*
aanbevolen. Spreker ontkent dit ten sterkste. Is dit'
wel zoo, dan is het wel eigenaardig, dat de heer
Binnerts wel wordt aanbevolen, terwijl het bestuur
voor de andere vacatures geen aanbeveling wil'
doen. Dat noemt spreker onbegrijpelijk. Spreker kan
niet veronderstellen, dat de meerderheid zoo gek
zal doen. Als de Raad het niet erg vindt dat het
College van Voogden een paar weken onvoltallig is,
dan kan de benoeming wel worden aangehouden.
Spreker wil in geen geval eene stemming doordrij
ven.
De Voorzitter wijst er den heer Hiemstra op, dat
de heer Binnerts wel degelijk is aanbevolen door
het bestuur van het weeshuis. Spreker vindt dat
niet gek omdat het eene periodieke aftreding be
treft.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten de benoe
ming sub a aan te houden.
Wordt overgegaan tot de benoeming sub b.
Met algemeene stemmen wordt benoemd de heer
mr. T. Binnerts.
'2 (agenda no. 3) Benoeming van drie onderwijzeressen
aan gemeenteschool no. 4, wegens uitbreiding van personeel.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Tulp zou gaarne inlichtingen ontvangen.
Het is de gewoonte dat voor de benoeming van on
derwijzend personeel eene oproeping geschiedt,
waarna ten slotte den Raad een voordracht bereikt.
Dat is nu niet geschied. En de Raad heeft nu fei
telijk geen voordracht, alleen maar drie maal de
zelfde namen in verschillende volgorde. Door deze
wijze van doen laadt men den schijn op zich, dat
de tijdelijke onderwijzeressen op eene onbillijke
wijze worden geprotegeerd boven anderen. Spre
ker zou gaarne van den Wethouder van Onderwijs
liooren hoe dit in elkander zit.
De heer Schoondermark (wethouder) zegt dat het
wel de bedoeling van den heer Tulp zal zijn inlich
tingen te ontvangen van Burgemeester en Wethou
ders en niet van den Wethouder van Onderwijs.
De heer Tulp antwoordt bevestigend.
De heer Schoondermark (wethouder) zal namens
Burgemeester en Wethouders antwoorden. Meer
malen is dezelfde kwestie hier behandeld. Als Bur
gemeester en Wethouders komen met een voor
dracht waarop geen tijdelijke leerkrachten voorko
men, dan wordt er gezegd: waarom plaatsen jullie
er geen tijdelijke personeel op; komen zij daaren
tegen met een voordracht waarop tijdelijk personeel
staat, dan deugt het ook niet. Er zijn aan school 4,
drie tijdelijke leerkrachten, die al geruimen tijd
werkzaam zijn en uitstekend voldoen. De tijd is nu
gekomen om de drie leerkrachten voor vast te be
noemen, omdat de school dezelfde capaciteit zal
blijven behouden. Burgemeester en Wethouders wil
len nu die drie tijdelijke leerkrachten vast aanstel
len. Dat verbiedt echter de wet. Burgemeester en
Wethouders moeten een voordracht indienen. Die
voordracht is er nu en daaruit spreekt duidelijk de
bedoeling om de drie tijdelijke leerkrachten eene
vaste aanstelling te geven. Het is een formeele
kwestie, maar, als de Raad er niet op wil ingaan,
dan moet hij de voordracht aan Burgemeester en
Wethouders terugzenden. Die zullen dan de voor
drachten weer bij den Raad indienen met de num
mers één en een paar andere erbij. Spreker erkent
dat de Raad nu eigenlijk geen keuze doet en op deze
wijze alleen eene tijdelijke aanstelling verandert in
eene vaste.
De heer Tulp meent dat Burgemeester en Wet
houders deze zaak zoo'n beetje op hun eigen houtje
hebben behandeld. Spreker meent dat het ook niet
wettig is. En dat hij in die meening niet alleen staat
blijkt uit het rapport van den Arrondissements
schoolopziener, waarin staat: „maar ik betwijfel,
zoo zij uitsluitend ter benoeming worden voorgedra
gen, of het bij de onderwijs-wet bepaalde, dat de
voordracht ter benoeming van onderwijzers uit
minstens drie bevoegden moet bestaan, wel wordt
nageleefd."
De Arrondissementsschoolopziener betwijfelt het
dus of het wel een wettige voordracht van drie be
voegden is. Het komt spreker voor dat het besluit
van Burgemeester en Wethouders, om de tijdelijke
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 December 1917. 361
leerkrachten vast aan te stellen, niet geheel wet
tig is-
Spreker gelooft wel dat de tijdelijke leerkrachten
goed voldoen. Meerdere malen zijn er sollicitanten,
die al een paar maal op no. 2 hebben gestaan. En als
er dan naar wordt gevraagd waarom die altijd op
no. 2 staan, wordt er gezegd: de Raad weet er niets
van. Het is vergelijkend. Als nu deze tijdelijke ook
zoo op de voordracht moesten worden geplaatst,
zouden zij misschien ook zakken. Spreker blijft erbij
dat deze voordracht niet wettig is.
De heer Schoondermark (wethouder) meent, dat
de heer Tulp de wettigheid der voordracht betwij
felt op grond van de vraag van den Arrondisse-
mentsschoolopziener. Die heeft niet gezegd dat de
voordracht onwettig is. Hij heeft alleen gezegd de
wettigheid te betwijfelen. Als de heer Tulp het ech
ter positief weet, moet hij voorstellen de voordracht
terug te zenden aan Burgemeester en Wethouders,
met verzoek een wettige voordracht bij den Raad
in te dienen.
De heer Hiemstra (wethouder) zal den Raad niet
aanraden dit te doen. Spreker gelooft dat deze voor
dracht volkomen wettig is. Nu hadd'en Burgemees
ter en Wethouders wel eene oproeping kunnen
plaatsen, maar, waar het toch in de bedoeling lag
de drie tijdelijke leerkrachten vast te benoemen,
zouden bij anderen verwachtingen zijn opgewekt.
Om den vorm moet de Raad de voordracht dan ook
niet terugzenden. Als hij echter zegt: ik wil ruimer
keuze hebben, dan is dat geheel iets anders.
Den Voorzitter komt het voor dat aan de letter
der wet is voldaan. Er is een voordracht van drie
bevoegden. Spreker gelooft dat het bezwaar van
den Arrondissementsschoolopziener dit is: als no. 1
van eene voordracht .wordt benoemd, dan blijft er
op de volgende voordracht slechts een tweetal over,
omdat de benoemde niet voor de tweede vacature
zal kunnen worden benoemd. Spreker meent ech
ter dat dit wel kan. Het is toch denkbaar, dat zoo
iemand de voorkeur geeft aan die tweede betrek
king. In elk geval is er een voordracht van drie be
voegden.
De beraadslaging wordt gesloten.
Wordt overgegaan tot de benoeming.
Voor de eerste vacature wordt met algemeene
stemmen benoemd mej. T. Kooistra.
Voor de tweede vacature wordt met algemeene
stemmen benoemd D. Slijper.
Voor de derde vacature wordt met algemeene
stemmen benoemd mej. S. Gramsma.
3 agenda no. 4). Rapport der Commissie, belast ge
weest met het onderzoek van eene wijziging der begroo
ting voor het Nieuwe Stads W eeshuis, dienst 1917.
De conclusie van het rapport, strekkende tot goed
keuring der wijziging, wordt met algemeene stem
men aangenomen.
4 agenda no. 5). Rapport der Commissie, belast ge
weest met het onderzoek omtrent de begrooting van liet
Nieuwe Stads Weeshuis, dienst 1918.
De conclusie van het rapport, strekkende tot
goedkeuring van de begrooting, wordt met alge
meene stemmen aangenomen.
5 {agenda no. 6). Prae advies van Burgemeester en
Wethouders op de bezwaarschriften tegen aanslagen in
de belasting op het houden van honden, dienst 1917.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders.
6' {agenda no. 7) Voorstel van Burgemeester en Wet
houders tot verhooging van de vergoeding welke per
lokaal berekend wordt voor het gebruik van lokalen in
het gebouw der ambachtsschool van de Vereeniging voor
middelbaar technisch en ambachtsonderwijs ten dienste
der burgeravondschool
Dit voorstel luidt als volgt:
Voor de lokalen, welke door de vereeniging „De
Ambachtsschool" (thans vereeniging voor middel
baar technisch- en ambachtsonderwijs) ter beschik
king van de gemeente zijn gesteld ten behoeve van
de burgeravondschool wordt, ingevolge de overeen
komst Van 30 Augustus 1907, door de gemeente o.m.
voor verlichting j' 60.— en voor verwarming 30.-
per klasse betaald.
Het bestuur dier vereeniging heeft ondier onze
aandacht, gebracht, dat die bedragen, nu de kosten
van verlichtings- en verwarmingsmaterialen zeer
belangrijk zijn gestegen, niet ongewijzigd kunnen
blyven. Daarom verzoekt het deze te willen herzien
en ze in overeenstemming te brengen met de thans
geldlende prijzen voor verwarming en verlichting.
De beweegredenen van het verzoek lijken ons in
de gegeven omstandigheden gegrond, zoodat er wel
aanleiding is tot eenige verhooging. De directeur
der gemeentelijke gasfabriek geeft op ons verzoek
te kennen, dat de bovenvermelde bedragen, in vel
band met den gasprijs voor het toegelaten rantsoen
en den kolenprijs, op onderscheidenlijk 125.en
J 75.per klasse gesteld dienen te worden. Hierbij
is evenwel uit het oog verloren, dat de vergoedin
gen niet alleen strekken voor licht en vuur, maar
dat daaruit eveneens bekostigd moeten worden lei
dingen, lampen met toebehooren en pijpen en
kachels met toebehooren. Om die reden meenon wij
dat met een verhooging tot onderscheidenlijk
110.en 65.per klasse kan worden volstaan.
Ons voorstel strekt dus U te doen besluiten:
in zooverre met tijdelijke afwijking van de krach
tens raadsbesluit van 11 Juni 1907 no. 47 met de ver
eeniging „de Ambachtsschool" te Leeuwarden ge
sloten overeenkomst van 30 Augustus 1907, te be
palen dat aan de vereeniging voor middelbaar tech
nisch- en ambachtsonderwijs te Leeuwarden voor
de ter beschikking van de gemeente gestelde loka
len in het gebouw der ambachtsschool ten dienste
van de burgeravondschool, gerekend met ingang
van het schooljaar 1917/1918, tot wederopzeggens
toe per schooljaar als vergoeding zal worden be
taald voor verlichting per klasse 110.en voor
verwarming per klasse 65.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders.
7 {agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en Wet
houders betreffende de verdeeling der gemeente tn kies
kringen en stemdistricten in verband met de gewijzigde
bepalingen der kieswet (bijlage 45).
De Voorzitter deelt mede, dat in het slot der toe
lichting eene vergissing voorkomt, Daar staat:
„aanwijzing der stemdistricten", dit moet zijn:
„aanwijzing der stemlokalen in de stemdistricten".
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
8 (agenda no. 9). Voorstel van het lidden heer S.
Nijholt, om te besluiten, dat de raad bij de regeering
zal aandringen op spoedige herziening en uitbreiding der
Huurcommissiewet (zie pag, 340 en 357 van het ver
slag van 11 December 1917.)