364 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 December 1917 lieer Nijholt kan ook geen middel aan de hand doen om het door hem genoemde euvel te doen verdwij nen. De gevallen doen zich voor, zeker, zegt spre ker, maar het is een andere zaak, het euvel te signaleeren of een middel aan de hand te doen om verbetering aan te brengen. De heer Nijholt zegt dat de wet de huuropdrijving' kan tegengaan. Spre ker is daarvan niet overtuigd. Toevallig kreeg hy van morgen een briefje van den voorzitter van de huurcommissie, die schreef: „Nu wordt den huurder de gelegenheid gegeven nog een jaar huur te krijgen, mits hij 100.zon der getuigen overhandigt aan den verhuurder, ter wijl dan in het contract 206.wordt genoemd, teneinde aanraking met de Huurcommissie te voor komen. Ik heb nu een middel gevonden, om aan dezen Schwindel succes te onthouden, maar derge lijke gevallen schijnen zich meer voor te doen zon der dat er iets aan kan gebeuren." Dit is dus een geval, dat bewyst hoe de Huur- commissiewet kan worden ontdoken. Spreker ge looft niet dat het zooveel zal uitwerken, wat de Ik er Nijholt wil. Als de Raad het echter wenschelijk vindt de ge gevens van den heer Nijholt onder de aandacht der Regeering te brengen, dan heeft spreker daar niets tegen. De lieer Hiemstra (wethouder) zegt dat de zaak zoo zit. Hij wil de zaak beschouwen los van het door de Regeering gevraagd advies. Stel voor dat aan de Regering een advies is gegeven, zooals de Voorzitter dit den vorigen keer heeft medege deeld De Voorzitter: „het advies der Huurcommissie is overgelegd." De heer Hiemstra (wethouder) vervolgt en wijst erop dat dit advies zal worden versterkt, als liet materiaal van den heer Nijholt wordt overgelegd. Spreker wijst erop dat hij niet aanneemt dat allen, die in het geval verkeeren als door den heer Nijholt bedoeld, op dien enkelen oproep zijn opgekomen. Die de strop reeds hebben, blijven weg. Er zullen dus zeker meer zijn. En als nu de mogelijkheid be staat dat er eene wetswijziging tot stand komt, moet de motie-Nijholt worden aangenomen. De heer Nijholt heeft straks nog een nadeel van den tegenwoordigen huizenverkoop vergeten. De huurders zijn bang voor verkoop en willen gaarne blijven. Nu zegt de eigenaar: ik mag niet meer huur vragen, maar u moogt wel meer bieden.. En als nu zoo'n huurder voor het feit van verkoop wordt ge steld, zegt hij allicht tegen den eigenaar: ik geef zooveel meer. Door de huizenverkoop wordt dus ook cle ontduiking van de huurcommissiewet in de hand gewerkt. Spreker weet niet dat deze zaak bij wetswijziging niet geheel in orde kan worden gemaakt. Dat kan alleen als er geen huizen- schaarsehte is. Naar aanleiding van het gezegde van den Voor zitter, dat het beter ware geweest, dat door spreker bij het indienen van zijn motie in de voor-vorige vergadering, de feiten waren genoemd, moet spre ker opmerken, dat hij toen het feitenmateriaal niet had: maar doordat hij dagelijks tegen dergelijke ge vallen aanliep, de overtuiging gekregen had, dat de werking der wet wordt verzwakt op de manier zooals hij dat aangaf. Spreker meent dat ook an dere leden, die toch ook in Leeuwarden wonen en leven, die overtuiging ook wel gekregen zullen heb ben. Daarom vond hij eerst nader onderzoek niet noodig en diende op grond van die overtuiging toen de motie in. De Voorzitjter noemt het door spreker gesignaleerde aantal gevallen niet groot. Spreker is van oordeel, dat niet alle slachtoffers zijn opgekomen, maar dat het alleen die mensehen zijn, die nog een woning moeten hebben. De mensehen, die reeds een strop hebben, willen het vaak niet weten en houden zich stil. Wat be treft de gevallen, waarvan niet alle gegevens be kend zijn, hierbij zijn sommige waarvan de koop prijs niet bekend is; vast staat evenwel dat in alle gevallen de huurders voor de keuze zijn gesteld: koopen of eruit. Een groot deel der opgaven is schriftelijk ingekomen, andere zijn mondeling medegedeeld. Er zijn meer menschen bij spreker geweest dan hem lief is. Hij heeft alle gevallen genoteerd en vertrouwt dat de door hem ontvan gen gegevens wel juist zullen zijn. De Voorzitter heeft erop gewezen, dat de waarde van het geld veranderd is. Dat' zeggen dok alle verhuurders, die voor de Huurcommissie verschijnen De Voorzitter: „liet is ook waar." De heer Njjholt: „de huurcommissie geeft dat ook toe." De Voorzitter: „zij mag eene redelijke verhoo ging goedkeuren." De heer Nyholt zegt dat de Huurcommissie geen verhooging goedkeurt, die niet gemotiveerd wordt door hoogere kosten van onderhoud of hoogere hy potheek en dergelijke. Voor hoogere kosten van levensonderhoud kan geen hoogere huur goedge keurd worden. De middelen te zoeken om de wer king der wet te verbeteren, wil spreker maar aan de Tweede Kamer overlaten. De werking der Huurcommissiewet wordt teniet gedaan door den huizenverkoop. En spreker meent dat liet goed is dit te zeggen, maar het aan de Regeering over te laten wat ertegen moet worden gedaan. Spreker denkt dat het advies der Huurcommissie misver staan is. Hij gelooft dat zij bedoelt dat er niet veel gevallen bekend zijn waarin huizen zijn verkocht, omdat de huurcommissie de gevraagde huur niet heeft goedgekeurd. Of een dergelijke reden de oor zaak is, is ook een vraag die lastig is te beant- woordeu. Wel zijn er enkele gevallen bekend, waar in huizen zijn verkocht omdat de huurcommissie niet aceoord ging met de huur. Uit de mededeelin- gen van alle huurders evenwel, die spreker gekre gen heeft, is wel gebleken, dat zij allen voor de keus zyn gesteld: koopen of hooger huur. Spreker is overtuigd dat het voorstel moet worden aangeno men. De beraadslaging wordt gesloten. De motie-Nijholt wordt aangenomen met 14 tegen 10 stemmen. Vóór stemmen de lieeren: Zandstra, Dijkstra, Tiemersma, Collet, van Weideren baron Rengers, Schaafsma, Nijholt, Oosterhoff, Koopmans, üij- stra, Schoondermark, Hiemstra, Beekhuis en Me- nalda. Tegen de lieeren: Berghuis, Atteina, Tulp, Cohen, de Vos, de Haan, Haversclimidt, Fransen, Peletier en van Sloterdyek. 9 (agenda no. 10). Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het voorstel van de lieeren Zandstra en Schaafsma om voor voeding en kleeding van schoolkin deren een bedrag van f 25000.— op de begrooting voor 1917 uit te trekken. Dit voorstel luidt als volgt: Uwe medeleden, de lieeren Zandstra en Schaaf sma, hebben bij U het voorstel ingediend om Bur gemeester en Wethouders een erediet te verleenen van 25.000.voor schoolvoeding en -kleeding voor de a.s. wintermaanden. Het voorstel is bij Uw besluit van 4 September 1.1. in onze handen gesteld om prae-advies. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 December 1917 365 Een adhaesiebetuiging met het voorstel van de afdeeling Leeuwarden van den Bond van Neder- landsche onderwijzers is in Uwe vergadering van 25 September d.a.v. bij de stukken gevoegd. Uit de formuleering van het voorstel en uit de toelichting blijkt dat de voorstellers de gelden wil len beschikbaar stellen ter bereiking van het doel, omschreven in artikel 35 der Leerplichtwet, n.l. ter voorkoming van schoolverzuim. Gelijk bekend, is op de begrooting in de laatste jaren, na ingewon nen adviezen van de schoolhoofden, voor kleeding (klompen) 1000.uitgetrokken en zijn tot dusver met groote meerderheid telken jare voorstellen tot verhooging van den post afgewezen. Ook voor 1918 is weder gelijk bedrag uitgetrokken. Is nu plotseling de omvang van het schoolverzuim zoodanig gewor den of te duchten, dat de post tot het 25-voud moet worden opgevoerd? De voorstellers maken dit in hun toelichting niet aannemelijk; trouwens zij hebben zich ter zake by de schoolhoofden ook niet op de hoogte gesteld. Zij geven in algemeene trek ken slechts een overzicht, zooals naar hun oordeel de schaarschte en duurte der allereerste levensbe hoeften het schoolgaan van het arme schoolkind algemeener, de levensstandaard van de lagere volksklassen en dus ook van hare kinderen zal beïnvloeden. Als wij afraden om den weg, dien de voorstellers aangeven in te slaan, dan is het niet, omdat wij ont kennen, dat de moeilijkheden, waarmede wel in de eerste plaats de mingegoeden in dezen winter zul len hebben te kampen, niet bestaan, maar omdat het ons toeschijnt, dat via artikel 35 der Leerplicht wet het doel niet is te bereiken. Zooals al zoo dik wijls bij de behandeling der begrooting is opge merkt: de post kosten van rechtstreeks van gemeen tewege verstrekte voeding en kleeding aan behoef tige schoolkinderen mag niet strekken ter bedee ling van behoeftigen en daarom lijkt het ons ook niet juist in te gaan op het advies der schoolcom missie op het onderwerpelyke voorstel, om op even- gemelden post voor dezen winter 12.000 beschik baar te stellen. Langs een anderen weg moet dus hulp worden verschaft, al zy natuurlijk dadelijk toegegeven dat zijdelings elke ondersteuning in voedsel en kleeren in gunstigen zin op het school verzuim zal inwerken. Deze weg is tegemoetko ming door verstrekking in uatura van het meest noodige, geheel vrij naar de behoefte en los van de bedoeling om daardoor het schoolverzuim te be strijden. Met de voorstellers zijn wij van oordeel, dat deze verstrekking moet geschieden aan het kind; gebrek aan het noodige bij den volwassene zal door het armbestuur moeten worden verholpen. Ons baseerende op de cijfers der schoolcommis sie, denken wy voor het doel 12.000.noodig te hebben. De voorbereiding dezer zaak is echter nog niet in een zoodanig stadium, dat wij omtrent de wijze van besteding nauwkeurig omlijnde mededee- lingen kunnen doen. De bedoeling is, dat voor de voeding van de centrale keuken zal worden ge bruik gemaakt. Ook het St. Anthony-gasthuis is be reid kosteloos voor 350 kinderen te koken, dat is voor 1/4 van alle, voor de hulp in de termen val lende schoolgaande kinderen tussehen zes- en veer tienjarigen leeftijd. De verstrekking zal zooveel mogelijk dagelijks en in de bij de scholen behooren- de gymnastieklokalen plaats hebben. Voor de klee ding zal de medewerking worden ingeroepen van de vereeniging tot verstrekking van kleeren aan behoeftige schoolkinderen. Aangezien de centrale keuken pas in het begin van het volgend jaar haar werk zal kunnen aan vangen, is beschikbaarstelling van het noodige ere diet voor 1917 niet noodig. Voor 1918 moet het ge bracht worden ten laste van den op de begrooting aangebrachten post: „Kosten van het nemen van maatregelen in verband met den oorlogstoestand". Wij stellen ons voor, zoo de plannen vasteren vorm hebben aangenomen, U in een der eerstvol gende vergaderingen voor de uitvoeringsmaatre gelen de noodige voorstellen te doen en U met de verdere bijzonderheden in kennis te stellen. De minderheid heeft evenwel tegen dit voorstel, voorzooveel de kindervoeding betreft, zulke ern stige bezwaren, dat zy zich verplicht acht die aan den Raad mede te deelen. In de eerste plaats tegen de wijze, waarop het wordt aangebracht. Aan den Raad wordt een ere diet gevraagd, maar, ofschoon het voorstel dagtee- kent van 31 Augustus (27 September kwam het ad vies der schoolcommissie), ontbreekt ieder plan van uitvoering. Het eenige dat voorloopig vaststaat, is dat het eten in de centrale keuken zou worden ge kookt. Of deze daartoe lang in staat zal zijn, moet worden betwyl'eld, (ook al mag op de keuken van liet St. Anthony-gasthuis worden gerekend), om dat deze slechts 2100 porties per dag kan afleve ren, voor kindervoeding op ten minste 1200 porties wordt gerekend, en het aantal porties by de zooge naamde goedkoope keuken nu reeds op sommige da gen de 1000 nadert. Omtrent de verdere uitvoe ring, met name over de gewichtige vraag, hoe de schilling zal plaats hebben van wie al dan niet recht heeft op deze voeding, behelst het voorstel geen behoorlijk uitgewerkt plan. Moeilijk is daar om ook te beoordeelen, welk bedrag ermede ge moeid is. Voor „een boterham" stelde de Wethou der van Onderwijs in 1916 de kosten op 40.000. Dat 12.000.onvoldoende is, komt niet twijfel achtig voor. Stel de kosten per portie op 20 cent, wat wellicht iets te hoog is, het aantal porties op 1200, wat vermoedelijk te laag is, dan is dit bedrag in minder dan 2 maanden verbruikt. Waar het voorstel omtrent de uitvoering alles in het midden laat, wordt dus alleen een beginsel-uit spraak van den Raad gevraagd, doch dit is niet de bedoeling van de meerderheid, die den maatregel als een tijdelijke wil en in beginsel ten opzichte van kindervoeding het afwijzende standpunt inneemt, dat ook jaren achtereen dat van den Raad is ge weest, laatstelijk in 1916, toen een daartoe strek kend voorstel-Zandstra met 17 tegen 7 stemmen werd verworpen (Handelingen blz. 303, 304). Over het beginsel behoeft dus niet te worden gesproken, daar hieromtrent met de meerderheid overeenstem ming bestaat. Het voorgestelde draagt in verband daarmede een tijdelijk karakter. De minderheid ontkent ech ter ten stelligste de mogelijkheid van opheffing van deze instelling, wanneer zij eenigen tijd heeft gewerkt. Een bevolking, die gewend is haar kinde ren op stadskosten te doen voeden, neemt men dit voorrecht niet weder af. Het zal ook zonder dat moeilijk genoeg zyn om later terug te keeren tot normaler toestanden dan waarin wij op het gebied van Overheidshulp door den oorlog zijn geraakt. Het is bovendien onzeker of het St. Anthony-gast huis de soepuitdeeling, waarvan tot dusver ieder kind dat zich, voorzien van een lepel, aanmeldt, kan gebruik maken, en welke uitdeeling bij invoe ring der gemeentelijke kindervoeding wordt opge heven, later wederom zou doen herleven. De min derheid is derhalve overtuigd, dat de heer Hiem stra ,die ruim een jaar geleden verklaarde, dat de socialistische raadsleden voor deze zaak zouden strijden, totdat zij hun zin hadden, den strijd eer der kan opgeven dan hij destijds waarschijnlijk zelf vermoedde. Maar op grond van welke omstandigheden wordt deze tijdelijke maatregel voorgesteld?

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1917 | | pagina 4