370 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 December 1917 Spreker is zoo vry geweest hierop even in te gaan. Het spijt hem dat de cijfers van 1915 niet zijn overgelegd. Het is spreker gebleken, dat in 1915 1300 panden minder zijn ingebracht dan in 1916. Het blijkt daaruit dus dat het inbrengen van pan den schommelt. Spreker meent dat er een andere reden is voor het verschijnsel dat in het afgeloopen jaar voor een lager bedrag is beleend. Door de hooge prijzen van alle zaken kunnen de menschen zich minder aanschaffen, terwijl de oude panden voor minder worden beleend of ze zijn zoo oud, dat zij niet meer kunnen worden beleend. In de laatste maanden evenwel is er veel beleend om turf te koopen. A order heet het in de argumenten der minder heid: „een gelijk beeld geeft een overzicht der laat ste boekjaren der Hulp-bank (zie bijlage 2). Het uit geleende bedrag in 19111912 van 18.673.is geleidelijk gedaald tot 8795.in 19161917." Dat er nu in den laatsten tijd minder geldnemers komen dit zijn voor het meerendeel kleine koop lieden vindt zijn oorzaak in de tijdsomstandig heden. Zij hebben door die omstandigheden min der kans om een borg te krijgen, daar deze, als binnen een jaar alles niet afbetaald is, het restee- rende moet bijpassen. De minderheid van Burge meester en Wethouders zegt dat de uitgeleende som van 18.673.in 19.11/'12, is gedaald tot 8795.in 1916 '17. Het heeft daardoor den schijn, alsof er zooveel is afbetaald. Zoo is het echter niet. Men moet niet vergeten, dat er hier twee banken zijn bijgekomen, die meer reclame maken dan de hulpbank hier bedoeld, om geld uit te leenen. Dan wordt door de minderheid gewezen op het v-cle vleescheten. In October is er veel vleescli gegeten. In 1916 zijn er echter 4574 runderen geslacht en in 1917 4300, dus minder dan in 1916.. De Voorzitter: de noodslachtingen er hij?" De heer Collet vervolgt en zegt dat er in October zijn geslacht 604 runderen, het vorig jaar 511. On der die 604 zjju 155 vaarzen en pinken, en het vorig jaar 29. Een verschil van die beide soorten dus van 126. Als men nu weet dat deze dieren ongeveer de helft wegen van wat een koe weegt, zal men moeten toegeven, dat van overlading der maag geen sprake kan zijn. In October 1916 zijn geslacht 525 vette- en graskalveren, dit jaar 312, dus 213 stuks minder. Nuchteren kalveren werden er in October 1916 geslacht 61, dit jaar 26. Bovendien was er geen varkensvleesch. Tot overmaat van ge luk was het vleescli goedkoop, maar men kreeg geen vet, als men geen vleescli kocht. Er is menig pond vleesch gekocht om aan vet te komen. Toen de zandaardappelen werden gedistribueerd, werd er minder gekocht, zegt de minderheid. Dit is zeer be grijpelijk. Velen hadden reeds een beperkte hoeveel heid kleiaardappelen voor den winter opgeslagen en begonnen daarvan te gebruiken toen de distri butie van zandaardappelen begon. Eene andere verklaring is niet te geven van de plotselinge min dere vraag naar aardappelen. Spreker heeft bij de argumenten van de minderheid een zeer belang rijke bijlage gemist, die der werkloosheid. Die had aan het „Gesammtbild" niet mogen ontbreken. Uit de cijfers van den Directeur der Arbeidersbeurs blijkt dat de toestand met den dag minder wordt. In 1916 hadden in de eerste twee weken van De cember 79 inschrijvingen '(laats, in 1917 166. Daaronder zijn 37 schilders, 17 timmerlieden en 12 metselaars. Dat zoovele vakmenschen nu al werkloos worden doet hem vreezen dat de werk loosheid in dezen winter groot zal worden. Spre ker meent hiermede de bijlagen te hebben weerlegd. Hij zal voor het voorstel der meerderheid stemmen. De heer Menalda zou, als hij overtuigd was dat er werkelijk behoefte bestaat aan voeding voor het kind, gaarne zijn stem aan het meerderheidsvoor- stel geven. Of dit nu is ter bevordering van het schoolbezoek of niet, kan hem weinig schelen. Spreker heeft echter die overtuiging niet en hij wil dat met een enkel feit illustreereu. Bij de eer ste inschrijving voor de soepuitdeeling van het St. Anthony-gasthuis meldden zich in de eerste week slechts 300 gezinnen aan. Toen is eene tweede op roeping geplaatst en is hot aantal tot 660 geklom men. Vorige jaren waren 1001, 1059 en 1165 ge zinnen ingeschreven. Nu kan men zeggen dat de oorzaak daarin is gelegen dat de menschen be vreesd waren, omdat zij de bcuoodigde bons moes ten inleveren. Bij de tweede advertentie evenwel is bekend gemaakt, dat ieder, die van de soepuit deeling gebruik wenscht te maken, alleen de strikt n o o d i g e bons behoefde in te leveren. Het resultaat is er niet anders door geworden. Door dit feit is spreker overtuigd dat er geen ge brek heerseht. Spreker kan dan ook het meerder heidsvoorstal niet steunen. Hij wil nog even de aandacht vestigen op eene redevoering van Minis ter Treub, in eene vergadering van den Economi scher! Bond, waar de heer Treub o.a. heeft gezegd: „Niet democratisch achten wij het de arbeiders- klasse te gewennen aan steun van staatswege; dat „is volksontzonuwing. Thans, in den crisistijd, wel- „ken wij doormaken, is het niet te vermijden. Van ..dien weg moet echter zoo spoedig mogelijk terug gekomen w o rd en." De Voorzitter zal het standpunt der minderheid toelichten. Daar dit standpunt nog niet is verde digd, behoeft spreker zeker niet mede te deelen, dat hij de minderheid in het college van Burge meester en Wethouders uitmaakt. In het algemeen is spreker het niet eens met den heer de Haan, die meent dat het wel goed is dat het gevoelen der minderheid in de stukken wordt ver dedigd, omdat daarover dan in den Raad kan wor den gesproken. Spreker acht het in het algemeen behing het best, dat Burgemeester en Wethouders in hunne vergaderingen hunne argumenten tegen elkaar uitwisselen, om naar aanleiding daarvan tot een voorstel te komen. Dat geeft meer waarborg voor een krachtig bestuur. Het is niet pleizierig tegen kindervoeding te spreken. Degene die het doet, wordt als het ware een hakblok, waarop de slagen neerkomen. Men mag nu evenwel over kindervoeding denken zooals men wil, men mag de bezwaren ervan zien of niet, men moet het niet voorstellen, alsof sprekers stand punt hem is ingegeven door puur egoïsme. Spre ker moet daartegen protesteeren. Spreker kan zich zeer goed voorstellen dat er menschen zijn die kindervoeding voorstaan. Het is een vraagstuk dat plaatselijk moet worden be schouwd. In de omstandigheden van Leeuwarden, waar St. Anthoon zooveel goed werk doet, acht spreker de gevaren eener gemeentelijke kindervoe ding te groot, om die op den koop toe te' nemen. Men weet toch, dat ieder kind, dat een lepel mee brengt, hij St. Anthoon een behoorlijke portie voed sel kan krijgen. Dat het schoolverzuim door de schoolvoeding niet wordt opgeheven acht spreker nogal duidelijk. Aan school 11 komen zoowat al de gevallen van herhaald schoolverzuim voor bij kinderen uit twee gezinnen, waar verwaarloozing de oorzaak is. Spreker begrijpt niet, hoe de heer Zaadstra zoo heleedigd is door de uitdrukking, dat men eene be volking, die aan kindervoeding gewend is, dat niet weer kan afnemen. Dit raadslid gevoelt zich be- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 December 1917 371 leedigd en zegt dat bet is alsof de menschen nog de hand zullen ophouden als het niet meer noodig is. De heer Zandstra heeft al jaren achtereen schoolvoeding en -kleeding voorgestaan en spreker heeft dan ook altijd gemeend dat de hoeren Zand stra c.s. dit als eene blijvende maatregel wenschten. Spreker kan zich nu heusch niet voorstellen, dat de heer Zandstra heleedigd is door de uitdrukking fier minderheid, dat, wat nu wordt voorgesteld, eene blijvende maatregel zal worden. De heer Collet heeft de gegevens bestreden, die spreker uit eenige statistieken heeft geput. Spre ker geeft dadelijk toe dat liet by de bestrijding van dergelijke gegevens altijd mogelijk is er een speld tusschen te krijgen. Spreker zal den heer Collet straks aantoonen, dat er tusschen de door hem genoemde cijfers een heele partij spelden kunnen worden gestoken. Wat spreker gezegd heeft over de Bank van Leening, spreker is niet ingegaan op de cijfers over 1915/'16. Bij verschillende gelegenheden heeft spreker zich op de Bank van Leening beroepen en aangetoond dat het gebruik ervan afneemt. Het Bestuur heeft al eens gezegd dat, als er een lokaal noodig is; aan de Bank van Leening wel een disponibel is. Vroe ger heeft spreker zich op de Bank beroepen en nu heeft spreker zich alleen bepaald tot de cijfers van 1916/T7. Voor de beoordeeling van den tegenwoor- digen toestand zijn de cijfers van 1915 niet, die van 1916/'17 wel van belang en daaruit blijkt dat het gebruik van de Bank nog steeds sterk afneemt. Als nu de heer Collet zegt: dat komt omdat de men schen geen panden meer hebben, dan gelooft spre ker dit niet. Het gebruik, dat er van de Bank van Leening wordt gemaakt, is voor spreker een der zuiverste aanwijzingen voor het gebrek, dat er heerseht. Wat nu de hulpbank betreft, het is mogelijk, dat er andere banken zijn, die van invloed zijn op de werking der bank, maar het is dan toch een feit dat de credietaanvragen aan de hulpbank sterk ver minderen. De heer Collet beroept zich op het ver- accijnsde rundvleesch. De Inspecteur der directe belastingen en een der* kommiezen hebben spreker gezegd dat de noodslachtingen moesten worden uitgeschakeld. Het groote aantal dier slachtin gen in 1916 had spreker getroffen. Het vleesch van de uit nood geslachtte dieren wordt in de worst gebruikt en nu is er in 1916, door uitvoerverbod als anderszins, buitengewoon veel vleesch in worst verwerkt. Spreker heeft zich tot den Inspecteur gewend met het verzoek om het rundvleèsehvcrbruik op te geven. En op gezag van de ambtenaren meent spreker dan, dat de gewone slachtingen hieromtrent een juisten maatstaf geven. Dat er minder kalveren zijn geslacht, doet niet ter zake, daar kalfsvleesch een duurder soort vleesch is en in het algemeen geen volksvoedsel. Dit zou alleen op minder vleeschverbruik bij de gegoeden wijzen. De heer Collet heeft gezegd dat er in Oc tober geen varkensvleesch is geweest. Spreker meent van wel. Maar het gebruik van varkens vleesch is niet zoo groot dat het van invloed is op het rundvlecsch-gebruik, zooals blijkt uit de cijfers over Juli, toen er geen varkens waren. De lieer Collet heeft, tot de kwestie der zandaardappelen komend, gezegd dat de burgers kleiaardappelen in voorraad hebben. Dat nu is juist koren op spre kers molen. Waar men toch de goedkoopere zand aardappelen niet koopt, daar is het bewijs gele verd, dat er geen gebrek aan aardappelen heerseht. Men is het groote verbruik van wittebrood voorbij gegaan. Een der leiders van een bakkersgezellen- vakorganisatie heeft sprekers opmerkzaamheid op dit feit gevestigd. De heer Collet beroept zich voor de werkloos heid op de statistiek der arbeidsbeurs. Spreker hecht weinig aan die statistiek. Het is in het alge meen buitengewoon moeilijk het percentage werk- loozen vast te stellen. Dat weet ieder, die van werk loosheid-statistiek eenige studie heeft gemaakt. Spreker meent dat de cijfers van de arbeidsbeurs misleidend zijn. Het zal natuurlijk wel waar zijn dat de werkloosheid op dit oogenblik toeneemt, maar dat zal een gevolg zijn van den tijd des jaars. Die ejjfers van de arbeidsbeurs verschillen veel van de werkloosheid. Als er veel werkloosheid is, blij ven veel inschrijvingen achterwege omdat men denkt: er is toch geen werk, en als de vraag naar arbeidskracht toeneemt, melden de werkloozen zich aan. Wat de kwestie in het algemeen betreft, heeft spreker met veel genoegen naar den heer Beek huis geluisterd, die vierkant heeft uitgedrukt dat men zich heeft af te vragen Lij deze kwestie: school voeding volgens artikel 35 der Leerplichtwet of niet. In het voorstel wordt telkens gesproken over schoolvoeding, dat is zoo. En spreker is overtuigd dat men die, als men ze eenmaal heeft, niet weer kwjjt raakt. Wat spreker echter het meest heeft gehinderd hij kan zich begrijpen dat de heer Zandstra spreekt zooals hij heeft gedaan is dat de heer Schoon der mark, die de schoolvoeding en -kleeding jaar in jaar uit heeft bestreden, deze zaak nu zoo urgent 'heeft gevonden, dat op zijn voorstel de meerder heid van Burgemeester en Wethouders den Raad nu met zoo'n onvoldragen voorstel voor eene beslis sing stelt. Zelfs zonder vooruit te loopen op het besluit, meent spreker, dat er niet over moet wor den beslist. Het is geen voorstel. Het is een crediet, waarvan men de grootte niet kan bepalen. Het is toch o.a. voor den Raad van het hoogste belang te weten welk criterium Burgemeester en Wethou ders aanleggen aan de menschen, die er van zul len kunnen profiteeren. Wordt er een inkomens grens vastgelegd, dan noemt spreker dit onbil lijk, want dan zullen veel der bioscoopbezoekende en wittebroodetende menschen ervan profiteeren. Zal men afgaan op het kohier, dan doet spreker opmer ken dat daarop veel losse werklieden, die veel. geld verdienen, niet voorkomen en juist de menschen met kleine inkomens van 1000.tot 2000. en die niet kunnen rondkomen, zullen uitgesloten zijn. Waar de Raad al deze dingen niet weet en dus de zaak niet kan beoordeelen, kan de Raad. geen beslissing nemen. Spreker deelt nog mede, dat door den lieer Peletier is voorgesteld: Burgemeester en Wethouders een crediet te ver- leenen van hoogstens 12.000.voor .1918 in ver band met artikel 35 der Leerplichtwet, voor school voeding en -kleeding. De heer Hiemstra (wethouder) wil een enkel woord zeggen. Het eerste gedeelte van het voorstel spreekt vanzelf. De heer Schoondermark was be voegd dit te verdedigen. Er is echter een mondelin ge aanval gedaan op het voorstel, waarover, naar spreker meent, de Raad wel eene beslissing kan ne men. Nu kan men van meening verschillen over de vraag of er vlug dan wel niet vlug is gewerkt. Eigenaardig echter doet het aan eene dergelijke beschuldiging te hooren uit den mond van den Voorzitter. Spreker herinnert in dit geval aan het geen er is gebeurd met de centrale keuken De Voorzitter: „dat was geheel iets anders." De heer Hiemstra (wethouder) vervolgt en zegt dat over de centrale keuken nog moest worden be slist, hoewel de machines al waren aangekocht. Bur gemeester en Wethouders plaatsten den Raad toen voor een fait accompli. Er is medegedeeld dat er

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1917 | | pagina 7