372 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1H December 1917
veel haast bij was en de Raad heeft de keuken toen
geaccepteerd
De heer Fransen: „geslikt".
De heer Hiemstra: zeker, geslikt, omdat er haast
bij was". Maar, vervolgt spreker, moet de princi-
pieele beslissing nu vallen in eene volgende zitting
kan dan het systeem wel worden behandeld. Dit is
het eenige wat de Raad zal vragen. Het zal den
leden toch wel weinig interesseeren of het eten zal
worden opgediend op tafels of schragen met plan
ken, op tinnen of porceleinen borden. Het prin
cipe moet heden worden beslist. De Voorzitter
heeft gezegd dat de Wethouder van Onderwijs deze
zaak zoolang heeft getraineerd, dat de Raad nu
voor een fait accompli moet worden gesteld. Spre
ker noemt het eigenaardig dit te hooren uit den
mond van den Voorzitter en wijst erop, dat de kwes
tie der centrale keuken nog langer heeft getrai
neerd
De Voorzitter: „niet waar".
De heer Hiemstra (wethouder) zegt dat in Juni
door de distributiecommissie is besloten tot de op
richting eener centrale keukeu. In September was
er bij Burgemeester en Wethouders nog nooit over
gesproken. Pas toen de Burgemeester van vacantie
terug was, is in het college de principieele beslis
sing gevallen. Daarom moest alles toen zoo vlug
gaan. En daarom ook doet het zoo eigenaardig
aan, dat de Voorzitter de meerderheid van Bur
gemeester en Wethouders nu verwijt den Raad
voor een fait accompli te plaatsen.
Hier is echter nog niets gebeurd. Voor de cen
trale keuken waren de kookpotten al gekocht. Er
wordt voor deze zaak alleen een crediet gevraagd.
De heer Beekhuis heeft met de roode lap 'ge
zwaaid. Dit is een systeem dat meer en meer ge
bruikt wordt. Er wordt gezegd: dit voorstel is een
socialistisch voorstel in de hoop dat een bepaalde
categorie zal tegen stemmen. Het blijkt daaruit,
dat de heer Beekhuis niet hoog opziet tegen zijn
medeleden. Spreker wil doen opmerken dat school-
voeding en -kleeding geen socialistisch denkbeeld
is. In Amsterdam hebben zij toch geen socialisti
sche meerderheid. Of er zijn verkapte socialisten,
of het blijkt, dat ook niet sociaal-democraten kun
nen strijden voor schoolvoeding en -kleeding. Niet
alleen de sociaal-democraten toch waren daar de
voorstemmers.
De heer Menalda heeft de schaduw van den Eco-
nomischen Bond vooruitgeworpen. Het kind is pas
geboren, of er wordt al geciteerd uit de rede van
den Voorzitter. Als het niet noodig is dergelijke
maatregelen te nemen is spreker er ook niet voor.
Maar hier is het wel degelijk noodig. In het voor
stel wordt naar den toestand in Friesland verwe
zen. Er wordt gezegd: als de toestand hier was als
in Friesland, zou dit niet noodig zijn. Het gaat
hier over Leeuwarden. Spreker zal er niet veel
meer van zeggen. Hij wil nog eene opmerking ma
ken. Juist het feit dat er menschen zijn, die klei-
aardappelen hebben opgeslagen, wordt aangehaald
als een bewijs, dat de toestand hier goed is te noe
men. Maar het zijn niet die menschen die worden
tegemoet gekomen. Een groot deel der burgerij
heeft geen kleiaardappelen, maar werkt met zand-
aardappelen. Een gering gebruik van zandaardap-
pelen bewijst niet dat de toestand goed is. De ar
beiders gebruiken over het algemeen wel zand-
aardappelen. Er is hier op het oogenblik eene nei
ging en dat kan voor de gemeentewerklieden
goed zijn om aan te nemen, dat de algemeene
toestand bevredigend is. Zal dit zoo zijn, dan moe
ten er hooge loonen worden uitgekeerd. Voor allen,
die in gemeentedienst zijn, doet spreker een beroep
op deze uitdrukking, omdat zij zooveel ten achter
zijn bij de particuliere loonen. Bij een voorstel tot
loonsberziening indertijd heeft de Voorzitter de
loonei' van arbeiders in particulieren dienst ten
voorbeeld genomen, om aan te toonen, dat die la
ger waren, dan die van arbeiders in gemeente
dienst. Een opperman verdiende 12.een smid
12.(10, een schilder 13.80 enz.
De Voorzitter: „wanneer is dat geweest?"
De heer Hiemstra: „in Januari of Februari hij
de loonsberziening." Toen waren de loonen der ar
beiders in particulieren dienst zoo, dat er van
eenige weelde geen sprake kon zijn, eerder van ge
brek. Eu als men dan ziet dat de menschen uren
aaneen wachten om een bon voor een paar klompen
of schoenen machtig te worden, dan moet men tot
de conclusie komen, dat het verstandig is het voor
stel van Burgemeester en Wethouders aan te ne
men. Wat het voorstel-Peletier betreft, in begin
sel is daar alles voor te zeggen. Spreker vreest
echter dat, als dit met behulp der tegenstanders
wordt aangenomen, het geheele voorstel zal wor
den verworpen, omdat het dan een andere strek
king heeft.
De heer Dykstra wenscht iets te zeggen naar
aanleiding van de opmerking omtrent het brood.
Spreker wil dan onder de aandacht van den Voor
zitter brengen, dat de verklaring voor het meer
dere eten van wittebrood daarin moet worden ge
zocht, dat de karrijders worden beloond met 15 a
20 c1(: van den verkoop. Aan een duur iwittebrood
van 16 cent verdienen ze dus meer dan aan een
goedkoop tarwe brood van 5 cent. Daardoor is het
bruine brood eruit gewerkt. Aan 1 K.6. bruinbrood
verdienen de karrijders 2*4 cent, aan een K.G.
wittebrood 8 cent. Bij de arbeiders coöperatie, waar
men dit systeem van beloonen der karrijders niet
toepast, is de verhouding dan ook geheel anders.
Daar bakt men 6000 K.G. witte- tegen 6500 K.G.
bruinbrood. Daar wordt dus meer goedkoop brood
gebruikt dan duur. Spreker meent dat de kwestie,
welk brood wordt gebruikt, niet den meerderen of
minderen welstand bepaalt.
Den Voorzitter is de drukte met St. Nicolaas op
gevallen. Spreker gelooft evenwel dat de Voorzit
ter er naast staat. Oppervlakkig lijkt het alsof het
wel zoo is, maar als men weet dat door gebrek aan
grondstof niet kon worden geproduceerd wat in
normale tijden wordt gebakken, beziet men de zaak
anders. De productie is niet meer dan 1/10 van de
normale. De coöperatie Excelsior heeft IKK) leden
gewonnen en daar is 1/10 niet juist, daar bedraagt
de productie voor St. Nicolaas ongeveer 1/15 van
de normale.
De Voorzitter: „dan is daar minder gebakken."
De heer Dijkstra: „dat is dan ook niet gebruikt."
Spreker heeft overigens ervaren, dat de ouders, om
hunne kinderen toch iets voor den St. Nicolaas te
koopen, op de broodcenten moesten uitsparen. Dat
is de praktijk. Spreker is overtuigd dat de Voor
zitter geheel te goeder trouw naar voren heeft ge
bracht wat hjj heeft gedaan, maar dat komt om
dat hij niet weet wat er in het arbeidersleven te
koop is. Hij weet daar bitter weinig van. Spreker
en zijne partijgenooten evenwel hebben zulks aan
den lijve ondervonden.
De heer Oosterhoff (wethouder) wil een enkel
woord zeggen naar aanleiding van het opgemerkte
ten opzichte van het standpunt der minderheid van
Burgemeester en Wethouders. Het betreft het
standpunt, ook door den heer Beekhuis ingenomen,
en waarmee spreker zich niet kan vereenigen. De
Voorzitter zegt zich te hebben verbaasd over de
Verslag van de handelingen van don gemeenteraad
van Leeuwarden van Dinsdag 18 December 1917 373
gewijzigde opvatting van de meerderheid van het
college, die tot nu toe altijd tegen schoolvoeding
gestreden heeft. Verder zegt de Voorzitter dat, wat
de meerderheid nu aanbiedt, schoolvoeding is en
blijft. Spreker noemt dat standpunt absoluut on
juist. De Voorzitter toch distilleert zijne meening
uit het feit, dat er van tijd tot tijd in het prae-
advies gesproken wordt van schoolvoeding. Maar,
spreker doet opmerken, dat het prae-advies haas
tig gereed gekomen is en dat het daardoor niet mo
gelijk is geweest elk woord te wikken en te wegen.
Dat geen schoolvoeding wordt bedoeld door de
meerderheid, blijkt reeds daaruit, dat de meerder
heid voorstelt het voorstel-Zandstra-Schaafsma te
verwerpen. Het is bekend dat de medici een begin
van ondervoeding hebben geconstateerd en daarom
heeft de meerderheid van Burgemeester en Wet
houders gemeend te moeten ingrijpen. Als er toch
sprake is van ondervoeding, dan is het goed die
tegen te gaan. En dat is een heel andere kwestie
dan schoolvoeding. Het is een oorlogsmaatregel, al
geeft spreker toe dat men er niet gemakkelijk weer
afkomt. Spreker begrijpt niet, waarom de lieeren
zich zoo verzetten, als zij iets goed vinden
De Voorzitter: „U helpt niet wie U helpen wil,
dat is mijn hoofdbezwaar."
De heer Oosterhof (wethouder) zegt dat dit met
alle maatregelen wel het geval zal zijn. Wij sluiten
ons echter aan bij de regeeringsinaatregelen. Er is
gezegd dat de gemeente er jiiet gemakkelijk weer
afkomt. Spreker is van meening dat de gemeente
er op de wijze, zooals het nu wordt voorgesteld,
gemakkelijker afkomt, dan volgens het voorstel-
Zandstra-Schaafsma. Als de crisistijd over is, ver
valt toch de post „oorlogsuitgaven" en daarmee deze
zaak.
De heer Zandstra kan zeer kort zijn. Spreker is
door de geheele geschiedenis op den achtergrond
gedrongen. De lieeren, die gesproken hebben, heb
ben al gezegd wat spreker van plan was te zeggen.
De heer Scboondermark heeft gezegd: de meerder
heid van Burgemeester en Wethouders is niet van
standpunt veranderd. Spreker en zijne partijge
nooten zijn dat ook niet. Zij hebben voorgesteld
het bedrag uit te trekken overeenkomstig het arti
kel 35 der Leerplichtwet, omdat dit artikel daartoe
het recht geeft. Het is sprekers plicht als sociaal
democraat, om schoolvoeding voor te staan, maar
het is ook zijn plicht als mensch. Het gaat om het
jonge leven, want er is roof gepleegd aan het kost
baarste wat de samenleving bezit, aan het kind.
Met hetgeen er nu is gehoord uit het rapport der
Commissie van Toezicht en dat der hoofden van
scholen, komt het spreker voor, dat er wel 12.000
noodig is. Of de Raad dat nu wil laten steunen op
de Leerplichtwet of niet, kan spreker niet sche
len, als het er maar komt. Den heer Beekhuis be
hoeft spreker niet te antwoorden, dat heeft de heer
Hiemstra al gedaan.
Spreker wil nog iets zeggen. De mogelijkheid be
staat, dat uit dezen post geholpen worden de kin
deren der bijzondere scholen. Hij en zijne partijge
nooten verwachten dat dit ook zal gebeuren. Dat
schoolvoeding plaatselijk is, is hun bekend. Wat
St. Anthoon doet, en die doet veel, is mooi, maar
spreker is van oordeel dat het niet voldoende is
en dat er meer moet gebeuren.
De Voorzitter ziet er een gevaar in; is bevreesd
er niet meer af te komen. Spreker niet, hij ziet hel
mooie in den voorgestelden maatregel. Dat komt
van het verschil in principieel standpunt. Spreker
is arbeider, hij behoort tot de klasse, waarvoor hij
en zjjne partijgenooten vragen. Hjj heeft daar al
tijd toe behoord. Hij is ook arm geweest en heeft
dat aan den lijve ondervonden. Dat vergeet hij niet.
Mijnheer de Voorzitter, vraagt spreker, acht F mij
in staat do hand op te houden, indien ik in mijn on
derhoud kan voorzien? Neen, zegt spreker, dat
doet de arbeidende klasse niet, dat doen de paupers.
De arbeidende klasse wil werken voor haar brood
en die houdt de hand niet op als het niet noodig is.
Daarom voelde spreker zich door de woorden der
minderheid beleedigd.
Spreker meent dat het geen bezwaar is om
12.0SX).uit te trekken. Dit moet ook zoo spoedig
mogelijk gebeuren en uitstel is niet noodzakelijk.
Het bedrag kan wel worden uitgetrokken over het
systeem kan later worden beslist. De heer Peletier
meent dat spreker en zijne partijgenooten hadden
moeten vasthouden aan artikel 33 der Leerplicht
wet. Spreker herhaalt dat het hun niets kan sche
len, als het bedrag er maar komt.
De heer Scboondermark (wethouder) kan den
heer de Haan geruststellen. Het is zeker de bedoe
ling van Burgemeester en Wethouders om ook de
kinderen der bijzondere scholen- te helpen. Dan
moet hij er den heer Zandstra op wijzen, dat deze
in de onjuiste meening verkeert, dat er geen klee
ding zal worden verstrekt. Het denkbeeld van Bur
gemeester en Wethouders is dat zulks wel zal ge
beuren. In de tweede plaats meent hij een enkel
woord te moeten spreken, naar aanleiding van de
beschuldiging door den Voorzitter uitgesproken,
dat de Wethouder van Onderwijs laks werkt. Spre
ker moet erkennen, dat hij Onzen Lieven Heer op
zjjn bloote knietjes zou danken als hij de werk
kracht van den Voorzitter bezat, maar hij bezit
Goddank nog hardiesse genoeg om te doen wat hij
kan. Spreker is nog steeds ijverig. Het spijt spre
ker in openbare vergadering te hooren, dat hij den
lof, dien hij zich zelf niet toezwaait, niet verdient.
Spreker heeft erop aangedrongen deze kwestie nog
in deze vergadering te behandelen, omdat hij bij er
varing weet, dat de Raad, als hij een besluit heeft
genomen, dit ook gaarne zoo spoedig mogelijk ziet
uitgevoerd. Sprekers ervaring met het symphonic
orkest is ook van dien aard. Toen heeft lpj het ver
wijt moeten hooren, zoo vlug te zijn geweest. En
dat had hem bijna uit eigen zak 1700.gekost.
Dat is de reden waarom het voorstel nu zoo spoe
dig is ingediend. Den Voorzitter is het evengoed
als spreker bekend, dat er voor de uitvoering van
dit besluit een massa maatregelen noodig zijn, als
het aanschaffen van tafels, lepels, vorken enz. Het
spijt spreker dat hij dit verwijt van laksheid van
den Voorzitter heeft moeten hooren.
De heer Beekhuis heeft den heer Hiemstra hoo
ren zeggen dat hij spreker met de roode lap
heeft gezwaaid. Zeker, spreker heeft dat gedaan,
doch niet, omdat spreker bang is, maar omdat hij
meent, dat men goed moet weten, dat men hier met
een raadsvoorstel te doen heeft. Spreker heeft zijne
medeleden willen waarschuwen, want het voorstel
geeft aanleiding tot verwarring. Er wordt toch ge
sproken van kindervoeding en -kleeding. Nu mag
de heer Oosterhoff beweren, dat het geen school
voeding is, maar, als er kinderen worden gevoed
van 614 jaar, wat zijn het dan anders dan school
kinderen.' Is dat dan geen schoolvoeding en -klee
ding? vraagt spreker. Of hebben soms de jongere
en oudere kinderen geen voeding en kleeding noo
dig? Wat is het dan anders dan schoolvoeding,
dat wordt voorgesteld? Laat men dan zoo eerlijk-
zijn als de heer Zandstra, die zegt: het kan mij
niet schelen hoe het heet, als het crediet maar ge
geven wordt. Daarom heeft spreker den Raad ge
waarschuwd en heeft hij gezegd tot de raadsleden: