12 Verslag- van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Januari 1918.
een bijdrage in de jaarlijksche annuïteit aan te vragen
(bijlage 44 van 1917).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Fransen ziet onder de uitgaafposten
een post van 2571.87® voor onderhoud. Nu heeft
spreker bij de behandeling der verordening op den
Hoofdei ijken Omslag voorgesteld om voor onder
houd van huizen met het oog op de dure materialen
20 '/c af te trekken in plaats van 15 zooals door
Burgemeester en Wethouders werd voorgesteld. De
Raad heeft dat toen niet gewild. En nu stellen Bur
gemeester en Wethouders zelf voor, 20 voor on
derhoud op de rekening van het Rijk te zetten.
Spreker meent dat de Raad dat niet mag doen en
stelt voor het bedrag te verlagen tot 1988.50.
De Voorzitter meent dat er wel eenig verschil be
staat tussehen hetgeen in de verordening op den
Hoofdelijken Omslag voor onderhoud van perceelen
wordt afgetrokken die aftrek geldt toch ook
voor de groote perceelen en hetgeen op een der
gelijke rekening wordt gebracht voor onderhoud
van arbeiderswoningen. Patrimonium heeft inder
tijd voorgesteld IV2 ft van de bouwkosten. Gedepu
teerde Staten keurden dat niet goed en het bedrag-
is toen o]) 1V4 gebracht. Er zijn gemeenten, die
1 daarvan rekenen en dat is mogelijk voldoende.
Spreker acht het beter den voorzichtigen kant te
houden. Als de gemeente te weinig vraagt, komt een
eventueel tekort voor hare rekening.
De heer Nyholt gelooft dat de heer Fransen de
zaak scheef voorstelt. Als hij de cijfers toch iets
anders rangschikt, zal hij tot een geheel andere con
clusie komen. De woningen leveren een tekort op
en de huur is niet evenredig aan de bouwkosten.
Als men het tekort bij de huur optelt, wordt er niet
meer dan 15 voor onderhoud uitgetrokken.
De heer Fransen gelooft dat de heer Nijholt de
zaak geheel en al scheef voorstelt. Als de Raad
echter zelf uitgaat van de veronderstelling dat 15
voldoende is, mag hij geen 20 in rekening
brengen als hij het, om het zoo eens te zeggen, van
het Rijk kan halen, temeer waar bij den Hoofdelij
ken Omslag het ging om oude en nieuwe gebou
wen, meest oude, doch 't hier alleen nieuwe gebou
wen betreft.
De Voorzitter gelooft dat de heer Fransen zich
vergist, waar hij zegt dat de gemeente het van het
Rijk gaat halen. Als toch het bedrag niet wordt
uitgegeven, krijgt de gemeente het niet terug. De
zorg van den heer Fransen voor de schatkist gaat
te ver.
De heer Fransen wil het eindcijfer desnoods het
zelfde laten. Het is dan ook geen overdreven zorg
voor de schatkist, welke hem drijft. Zijn bezwaar
is eenvoudig dit, dat de Raad voor de ingezetenen
15 voor onderhoud voldoende acht en nu 20
rekent.
De Voorzitter vraagt of de heer Fransen niet
inconsequent is door minder voor onderhoud te wil
len rekenen dan bij Patrimonium is aangenomen.
De heer Fransen: „de Raad heeft het gewild."
De beer Hiemstra (wethouder gelooft dat de
heer Fransen gelijk wil hebben. Voor 14 dagen
heeft de Raad voor onderhoud een aftrek van 15
toegestaan. En spreker geeft dit toe hij zou
inconsequent zijn als hij nu 20 rekende. Het be
treft hier echter iets anders, daar het speciale pan
den betreft. Voor deze arbeiderswoningen mag wel
20 worden gerekend. Bij eene belasting-verorde
ning moet rekening gehouden worden met alle pan
den in de gemeente. En daar is het verstandig dat
men 15> neemt; dat kan qchter ook wel 17
worden. Waar het een kwestie van uitkeering be
treft, verdient het overweging 20 te nemen. Spre
ker gelooft dan ook dat het verstandig is het be
drag te laten staan.
De Voorzitter deelt mede dat door den heer Fran
sen wordt voorgesteld het bedrag van 2571.87r
te veranderen in 1988.50.
Dit amendement wordt niet ondersteund eit
maakt derhalve geen onderwerp van bespreking
meer uit.
De beraadslaging wordt gesloten en met alge-
meene stemmen besloten overeenkomstig het voor
stel van Burgemeester en Wethouders.
Thans verlaat de heer Oosterhoff de vergadering.
14. (agenda no. 15) Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der Algemeene Politieverorde
ning voor de gemeente Leeuwarden en der verordening
op de marktpolitie (gemeenteblad 1916 no. 15) (bijlage
46 van 1917).
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
15. (agenda 110. 16) Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om hen te machtigen op het nader daar
voor gunstig geoordeelde tijdstip uitvoering te geven
aan het plan voor de stichting van een openbaar slacht
huis op de kadastrale perceelen gemeente Leeuwarden
sectie G nos. 3676 en 4 775 en gemeente Huizuni sectie
A no. 825 (bijlage no. 23 van 1917).
De beraadslaging wordt geopend.
De Voorzitter doet opmerken dat dit voorstel nu
eindelijk eens kan worden behandeld. Spreker opent
de beraadslaging.
De heer Peletier wijst erop, dat de Voorzitter te
recht opmerkt, dat dit voorstel nu eindelijk aan do
orde komt, nadat het zoovele malen op de agenda
heeft gestaan. Het verwondert spreker, ja het is
hem onbegrijpelijk dat het er nu weer op is ver
schenen. Hij had gedacht dat het, gezien de omstan
digheden, eeuigen tijd zou blijven rusten, en wel zoo
lang, tot er uitzicht is, dat met den bouw kan wor
den begonnen. Wat toch is, vraagt spreker, de con
sequentie van dit voorstel? Het mag nu wel niet de
bedoeling zijn om, als het voorstel wordt aangeno
men, binnen een maand met den bouw te beginnen,
maar het ligt erin opgesloten.
Spreker heeft geen bezwaar vertrouwen te stel
len in liet beleid van Burgemeester en Wethouders,
maar dit voorstel gaat hem te ver. Als men toch
de cijfers ziet, dan komt men tot de conclusie, dat
er een bedrag van 6 ton mee is gemoeid, terwijl
bovendien de exploitatie wel 50 duurder is ge
worden. Men kriio-t cijfers, die kant nog wal raken
en die niets lijken op de aangenomen slachtprijzen.
Spreker weet wel, dat er een deel van den Raad is,
dat staat op het democratisch standpunt, dat het
plicht is te stemmen vóór het abattoir, maar spre
ker vraagt of daarmee dan niet de democratische
partijpolitiek op de spits wordt gedreven. Wij zul
len dan een toestand krijgen, die niet democratisch
is. Als de gemeente toch zoo duur bouwt, zal dat
altijd bezwarend zijn voor de exploitatiekosten. De
slachtprijzen zullen daardoor verhoogd, en het
vleesch duurder worden. De arbeiders zullen daar
door een stukje vleesch minder krijgen dan in nor
male tijden. Nu zal men wel kunnen zeggen: het is
eene gemeentelijke instelling en de gemeente moet
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Januari 1918. 13
die meerdere kosten betalen, maar spreker gelooft
dat de Raad op het standpunt staat, dat dergelijke
inrichtingen zich zelf moeten bedruipen. Dit is wel
gebleken bij de gasfabriek. Het kan niet anders of
de hooge exploitatiekosten moeten drukken op de
slachtprijzen en, spreker herhaalt het, daardoor
komt het vleesch nog minder onder het bei'cik der
arbeiders, liet vleesch toch zal duurder worden.
Spreker zal zich niet verzetten tegen het slacht
huis, wel tegen het bouwen in een zoo duren tijd.
Hij wil den Raad attent maken op een argument,
dat altijd het voornaamste is geweest. Men heeft
altijd gezegd dat een slachthuis noodig is voor eene
behoorlijke vleesclikeuring. Spreker nu meent, dat
men wel een behoorijlke keuring kan hebben zonder
abattoir. Men kan toch een centrale slachthui op
richten, waarvan de kosten op wellicht 40 a 50 mille
kunnen worden geraamd en waar alle slagers moe
ten slachten. Als men dat heeft, kan de vleeschkeu-
ring behoorlijk worden ingericht. Ten slotte nog
dit. Als 1111 Burgemeester en Wethouders de mach
tiging krijgen, zooals die in het voorstel staat, zul
len zij te allen tijde met den bouw kunnen begin
nen. Enwij beleven vreemde tijden, dan zal het
best kunnen gebeuren, dat er, als het abattoir ge
reed is, geen beestje meer is 0111 te slachten.
De heer Fransen heeft zich afgevraagd wat de
bedoeling is van Burgemeester en Wethouders.
Spreker gelooft dat het de bedoeling is 0111 zoo
spoedig mogelijk met den bouw te beginnen. Want
eene machtiging om een plan voor te bereiden heb
ben Burgemeester en Wethouders reeds lang. Spre
ker meent dat het nu absoluut geen tijd is om aan
bouwen te denken. Laat men zich bepalen tot het
gereedmaken der plannen. De heer Peletier heeft
gezegd dat, als de Raad de cijfers ziet van de tegen
woordige bouw- en exploitatiekosten, hij versteld
zal staan. Dat zal de gemeente jaarlijks ontzettend
veel geld kosten. Er behoort een reuzenmoed en een
reuzenkapitaal toe om nu te bouwen. Wanneer het
de bedoeling is van Burgemeester en Wethouders
om niet direct te beginnen met den bouw, maar om
zoo zoetjes aan de zaken klaar te maken voor de
aanbesteding, dan heeft de machtiging geen haast.
Op 10 Juni 1917 hebben Burgemeester en Wethou
ders gezegd dat zij alleen voor de gunning nog bij
den Raad zullen komen. Dan echter staat hij voor
een fait accompli en kan hij maar slikken. Als Bur
gemeester en Wethouders voornemens zijn 0111 tot
normale tijden te wachten, is er geen haast bij de
zaak. Bovendien is er in eerste tijden geen kijk op
dat men kan krjjgen wat men wil.
Spreker begrijpt dan ook heusch niet, waarom
er zooveel spoed moet worden gemaakt.
De heer Schaafsma gelooft dat èn de heer Peletier
èn de heer Fransen de zaak van den verkeerden
kant beschouwen
De heer Fransen: „dat zal wel".
De heer Schaafsma: „dat is gewoonlijk zoo".
De heer Fransen: „natuurlijk".
De heer Schaafsma vervolgt en zegt niet te ge-
looven, dat het de bedoeling is van Burgemeester
en Wethouders om tegen iederen prijs te bouwen,
maar om te mogen overgaan tot het nemen van
voorbereidende maatregelen ten einde later bij den
Raad te komen het het verzoek om, als de plannen
aanmerkelijk boven de begrooting komen, tot aan
besteding te mogen overgaan. De Raad staat dan
j niet voor een fait accompli. Spreker meent dat de
kwestie zich nu alleen bepaalt tot de vraag of de
Raad genoegen neemt met de bouwplannen.
Spreker wil op een enkel gebrek wijzen, waar al
eerder op gewezen is en wel op het feit dat er in
de slachtplaats voor groot vee slechts 12 slacht-
standen zijn. De vorige Directeur van Gemeente
werken was van oordeel dat 12 slachtstanden voor
grootvee te weinig is en dat, als er gebouwd wordt,
zooals 1111 wordt voorgesteld, spoedig verbouwing
zal moeten plaats hebben. Spreker meent dan ook
dat de Raad verstandig zal doen het plan zoo te
wijzigen, dat er 15 slachtstanden voor grootvee ko
men. In Nijmegen zijn in een abattoir voor eene
gemeente van 45.000 zielen 15 slachtstanden voor
grootvee. Spreker acht het dan ook verstandig het
aantal dezer slachtstanden tot 15 uit te breiden.
Men moet niet uit het oog verliezen, dat liet goed-
kooper is eene inrichting direct groot genoeg te
maken, dan haar later te verbouwen. De heer Pele
tier heeft eene gevaarlijke stelling verkondigd, r
dezelfde, die gewoonlijk door de slagers wordt ver
kondigd, dat de meerdere kosten moeten worden
verhaald op de consumenten. In zekeren zin is dat
wel waar, maar spreker meent dat dit bezwaar niet
zoo groot is, dat de Raad zich daardoor moet laten
afschrikken. Het slacht- en keurloon bedraagt 6.
Laat dit 1111 met de verhoogde onkosten op 8 ko
men, dan zullen de vleeschprijzen daardoor niet zoo
veel worden verhoogd dat het vleesch daardoor
buiten het bereik der arbeiders zal vallen. Het is
een argument, dat door de slagers naar voren wordt
gebracht om stemming te maken tegen het abat
toir. Zij vreezen, dat zij bij de oprichting van een
abattoir niet meer allerhande krengen zullen kun
nen slachten, waarvan zij het vleesch tegen hooge
prijzen kunnen verkoopen. De heer Peletier zal
dan ook verstandig doen met dit argument weg te
laten. Spreker vraagt of Burgemeester en Wethou
ders in overweging willen nemen het aantal slacht
plaatsen tot 15 uit te breiden.
De heer Njjholt zou een enkel woord in het mid
den willen brengen over het plan zelf.
De Voorzitter interrumpeert den heer Nijholt en
vraagt den heer Peletier of deze er een voorstel
van maakt om de behandeling van dit punt aan te
houden. Dat zou als motie van orde den voorrang
hebben.
De heer Peletier zal dat niet doen. I11 eene vorige
vergadering toch is een dergelijk voorstel afge
stemd en spreker heeft niet den moed om het weer
in te dienen.
De heer Nyholt meent dat er wel wat veel zorg
is besteed aan het uitwendige van het gebouw en
dat er minder op de eisclien van hygiëne en tech
niek is gelet. Als men het gebouw ziet, komt men
tot de conclusie, dat de architect de overhand heeft
gehad. Spreker meent, dat de technicus, de derde
man in de commissie, wat al te weinig z\jn invloed
heeft doen gelden. In de eerste plaats heeft spreker
het oog op den toren. Die toren doet het op de tee-
kening goed en zal het in werkelijkheid ook wel aar
dig doen, maar voor het bedrijf is de toren niet noo
dig. Het ding is alleen een sieraad. Nu is spreker
niet tegen een sieraad en als het gebouw midden
in de stad stond was het iets anders maar aan
den Sneekertrekweg is dat niet noodig en de bouw
kosten worden er aanmerkelijk door verhoogd. De
architect nu heeft getracht dien toren dienstbaar-
te maken om er een deel van de koel-iustallatie on
der te brengen, n.l. een waterbak en de luehtkoeler;
de koeler is echter wel op een andere plaats onder
dak te brengen, b.v. op den zolder van liet koelhuis,
die als pakhuis zal worden verhuurd. Het water in
den toren moet, volgens de beschrijving, in hoofd
zaak dienen voor condensatie. Ieder die daarmee