14 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Januari 1918.
eenigszins bekend is, weet dat men het daarvoor
benoodigde water niet eerst omhoog pompt om het
ijzer, dat het bevat, te laten oxydeeren, tengevolge
waarvan men verstopte leidingen krijgt. Men ge
bruikt dat water direct. Spreker wil nog een enkele
opmerking maken, omdat aan de eischen der hy
giene niet alle aandacht is geschonken.
De riolen, zoo staat er in het plan, zullen deels on
der de lokalen liggen. Spreker zou nergens onder de
lokalen riolen willen hebben. Hij zou ze, evenals
bij de zuivelfabrieken, boven den grond willen hou
den. Dan heeft men minder last van verstopping,
stank, en andere onaangenaamheden.
Verder vraagt spreker, of liet afvalwater vol
doende gezuiverd is om zonder bezwaar te worden
geloosd in een zoo goed als stilstaand water als het
spoordok. Is dit niet het geval, dan zou spreker in
overweging willen geven het afvalwater verder af
te voeren.
Nog wil spreker doen opmerken, dat men er niet
aan lieeft gedacht om bij het abattoir eene gelegen
heid te maken voor het zouten van spek. Bij andere
abattoirs heeft men die wel. En hier in Leeuwar
den wordt nog al veel spek gebruikt. Spreker hoopt
dat Burgemeester en Wethouders met deze op
merkingen rekening zullen willen houden.
De lieer Beekhuis begrijpt, in tegenstelling met
den heer Peletier, wel, waarom Burgemeester en
Wethouders met dit voorstel zijn gekomen. Er ligt
wel een plan voor een abattoir, maar Burgemeester
en Wethouders weten niet of de Raad daarmee ac
eoord gaat. En dan is het natuurlijk, dat zij bij den
Raad aankloppen. Spreker kan dat billijken. Al
wordt toch het plan aangenomen, dan gaan Burge
meester en Wethouders niet direct aan het bouwen,
want door de snelle en groote stijging van de prij
zen der materialen is het plan nu toch onuitvoer
baar. Er is echter één bezwaar. Wanneer de Raad
het plan nu aanneemt en het blijft nog eenige jaren
liggen, dan kunnen er in dien lijd verbeteringen
worden uitgevonden op het gebied van machine
rieën, tengevolge waarvan het plan nog kan worden
verbeterd. Het plan, dat nu up to date is, kan over
enkele jaren wel verouderd zijn. Spreker meent dat
daarvoor echter wel eene oplossing is te vinden. Hij
zou n.l. in overweging willen geven om het plan,
als het een tijd blijft liggen, vóór de uitvoering nog
eens aan 'sRaads oordeel te onderwerpen. Nu wil
hij het zóó aannemen.
De heer Dystra is nog niet in de gelegenheid ge
weest zich over een abattoir uit te spreken. Hij is
er een voorstander van, maar er tegen om den bouw
nu uit te voeren. De omstandigheden, waaronder de
machtiging door Burgemeester en ethouders
wordt gevraagd, maken het spreker moeilijk vóór te
stemmen. Het is niet de kwestie dat Burgemeester
en Wethouders lichtvaardig te werk zullen gaan,
maar de interpretatie van „een gunstig oogenblik"
is zoo verschillend, dat het spreker te vaag is. Hij
zou er wel voor willen stemmen onder voorbehoud
dat in 19.18 niet met den bouw wordt begonnen.
De heer de Vos vraagt of de heer Peletier niet in-
conseouent is, door geen voorstel tot aanhouding
der behandeling te doen. Een vorigen keer heeft
spreker aangedrongen op het oprichten van een
centrale slachtplaats, omdat hij een abattoir niet
noodig oordeelde. Waar nu de lieer Peletier in spre
kers lijn komt, verwondert het hem dat dit raadslid
geen voorstel doet tot aanhouding der behandeling,'
ten einde Burgemeester en Wethouders in de ge
legenheid te stellen een onderzoek in te stellen naar
eene centrale slachtplaats in plaats van een abat
toir. Spreker meent dat een abattoir overbodig is.
De heer Peletier heeft den heer de Vos hooien
zeggen, dat hij spreker in zijn lijn komt. Er be
staat echter tusschen hun beiden een groot verschil,
daar de heer de Vos een principieel tegenstander
is van een abattoir en spreker niet. Spreker is niet
tegen een abattoir, wel om nu tot de stichting ervan
over te gaan.
De heer Beekhuis heeft gezegd, dat hij iets anders
in het voorstel ziet dan zijn buurman. Spreker, dé
buurman, ziet dat niet in. Als Burgemeester en Wet
houders het voorstel plitsen, dan wil spreker wel
meegaan, maar hij wil Burgemeester en Wethou
ders niet machtigen om tot eiken prijs tot bouwen
over te gaan.
De beer Schaafsma heeft gezegd, dat spreker het
argument der slagers heeft overgenomen. Hij wil
dat argument niet overnemen omdat hij geen tegen
stander van een abattoir is. Alleen, indien buiten
sporig duur zou worden gebouwd en geëxploiteerd,
begint dit argument voor spreker te klemmen.
De Voorzitter kan heel goed de bezwaren begrij
pen van de heeren Peletier en anderen, om aan
Burgemeester en Wethouders een zoo uitgebreide
volmacht te geven. Het is toch iets ongewoons, cFit
te doen. Het is waar dat de begrooting van drie ton
onjuist is en dat van alle andere bedragen ook wei
nig te zeggen valt. Ook is het waar, wat de heer
Dystra heeft gezegd, dat eene machtiging aan Bur
gemeester en Wethouders om tot bouwen over te
gaan als zij den tijd daarvoor rijp achten, iets onbe
paalds is. Spreker zou het evenwel verstandig ach
ten als de Raad over de bezwaren heen stapte, met
het oog op de bijzondere tijden en de interpretatie
door den heer Beekhuis aan het voorstel van Burge
meester en Wethouders gegeven. De zaak is door
Burgemeester en Wethouders zoo opgevat. Zij heeft
verschillende kanten. Een financieële, een prinei-
pieële en voor de slagers een economischen kant.
Het is een groot voorstel. Tie'n jaar geleden heeft de
Raad zich reeds over het principe uitgesproken,
maar sedert is de samenstelling van den Raad nog
al veranderd. Als Burgemeester en Wethouders
nu veel voorbereidend werk deden, dan zouden zij,
als de Raad eens niet een abattoir wil en de
mogelijkheid is niet uitgesloten veel vergeefseh
werk hebben gedaan. Daarom zouden Burgemeester
en Wethouders gaarne nog heden een uitspraak
van den Raad willen of bij een abattoir wil en of
hij met het overgelegde plan aeeoord gaat. Als die
uitspraken zijn gevallen, kunnen Burgemeester en
Wethouders verder werken. Het is echter hunne
bedoeling om, als er belangrijke afwijkingen komen,
die eerst aan 's Raads oordeel te onderwerpen, b.v.
als de begrooting hooger wordt. De heer Fransen
zegt dat de Raad dan voor een fait accompli wordt
gesteld, maar spreker is dit niet met den heer
Fransen eens. Als b.v. blijkt dat het bedrag veel
hooger wordt, zullen Burgemeester en Wethouders
bij den Raad komen met de vraag of zij het werk
kunnen aanbesteden. Spreker beschouwt de uit
spraak van heden dan ook niet anders dan als een
uitspraak over het principe en over den algemeenen
opzet van het plan. De tijdsomstandigheden zijn
zeer buitengewoon en Burgemeester en Wethouders
moeten met de voorbereidende werkzaamheden ge
heel gereed zijn op het oogenblik dat er weer mate
rialen tegen geschikte prijzen te krijgen zijn. Men
weet er b.v. niets van of er niet binnen korten tijd
weer materialen uit Duitschland kunnen worden be
trokken. Er staan meer werken op stapel, die wach
ten op het voor uitvoering gunstige oogenblik. Er
is een groote gemeente in ons land, waar tot uit
voering van verscheidene werken is besloten, en die
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Januari 1918. 15
worden uitgevoerd zoodra de prijzen der materialen
-dat toelaten. Als toch de zaken nog moeten worden
behandeld door den Raad als het gunstige oogen
blik daar is, is het te laat. De gemeente moet klaar
zijn om dadelijk te kunnen toeslaan. Als toch de
'Directeur der Gemeentewerken op een gegeven mo
ment een partij grondstoffen kan koopen tegen een
schappelijken prijs, dan moet hij dat kunnen doen.
Daarom is het verstandig dat de Raad Burgemees
ter en Wethouders de handen vrij laat om die
stappen te doen, welke zij in het belang der ge
meente achten. Als het blykt dat de toegestane som
wordt overschreden of dat er groote wijzigingen
moeten plaats hebben, zullen Burgemeester en Wet
houders weer bij den Raad komen. Dat is de reden,
waarom Burgemeester en Wethouders hun voorstel
handhaven. Spreker gelooft dat er teveel gewicht
wordt gehecht aan het argument van den heer Fran
sen, dat het bouwen een reuzenkapitaal zal kosten.
Als Burgemeester en Wethouders tegen eiken prijs
■zouden gaan bouwen, was het iets anders. Maar
dat is de bedoeling niet. Hij heeft voor zich een
blaadje, de Vee- en vleeschhandel van 4 Juni 1917,
dus toen de prijzen ook al hoog waren! waarin
de heer Hoefnagel, Directeur van het abattoir te
Ft recht schrijft:
„Na bestudeering van het voorstel van Burge
rmeester en Wethouders der gemeente Leeuwarden
■„aan den Gemeenteraad, waarin uitvoerig de op-
"'„riehting van het abattoir wordt besproken, heb ik
■„geheel den indruk gekregen dat in de toekomst
■„niet alleen het abattoir aldaar uit een hygiënisch
„oogpunt van groot nut zal zijn, maar ook voor de
„gemeente zelf geen schadepost behoeft te worden".
Tn het algemeen gesproken, wil spreker erop wij-
■zen dat het bekend is, dat in Duitschland de abat
toirs geen schadeposten voor de gemeenten zijn.
Daar is een wet, die de winst beperkt tot 8 van
het stichtingskapitaal. Spreker kan zich niet voor-
stellen dat men zegt: het is een strop en als er
direct wordt gebouwd, wordt het een verschrikke
lijke strop. Hij is toch van oordeel dat de opzet zoo
kan worden gemaakt, dat het geen strop wordt. Als
men eene behoorlijke keuring wil inrichten, dan
kost dat ook eenige duizenden. De vroegere Wet
houder Troelstra heeft dat op 3 a 4000 gulden be
groot. Spreker gelooft niet dat het abattoir voor
:'|de gemeente een groote lastpost zal behoeven te
worden.
Over het plan zelf zijn eenige opmerkingen ge
smaakt, deels van technischen, deels van niet tecli-
inisehen aard. Er is over het aantal slachtstanden
Ivoor groot vee gesproken. Dat is een belangrijk
punt. Spreker kan zich vergissen, maar hij acht het
■onverstandig dat aantal zoo groot te maken, dat ze
■slechts een paar uren per dag gebruikt worden en
gedurende de rest van den tijd ongebruikt liggen.
Ook is het onverstandig dat aantal zoo te maken,
'(lat binnen drie jaren reeds uitbreiding moet plaats
hebben. Spreker heeft zijn berekening gemaakt
naar aanleiding van een schrijven van den chef van
den veeartsenijkundigen dienst aan Landbouw. Als
de standen 12 uren per dag worden gebruikt - het
'zal in gewone tijden korter zijn dan kunnen er
Kvorden geslacht 96 runderen por dag. En als men
nu nagaat de cijfers zijn al eenigen tijd oud
dat het grootste aantal in 1911, in een etmaal 44
heeft bedragen, dan blijkt daaruit dat het aantal
felachtstanden voldoende is. De vraag omtrent dit
aantal is nog speciaal gericht aan dr. Remmelts, die
verklaard heeft dat hij het aantal zelfs aan den rui
men kant vond. Als het tegenvalt kan men niet zeg
gen, dat Burgemeester en Wethouders over één
nacht ijs zijn gegaan. Zoowel de heer Remmelts als
de ontwerper Beunders zeggenhet kan wel zoo.
De heer Nijholt heeft beweerd dat de directeur
van een abattoir, die in de commissie zit, niet ge
noeg zijn invloed heeft doen gelden. De heer Beun
ders is herhaaldelijk hier geweest om over de zaak
te confereeren. Spreker begrijpt dan ook niet waar
uit de heer Nijholt afleidt dat genoemde heer zijn
invloed te weinig lieeft doen gelden.
Wat de spekzoutery betreft, dat is een particulier
iets. Op het terrein' naast liet abattoir zou gelegen
heid kunnen bestaan om spek te zouten. Niet echter
in het abattoir zelf. Als de Raad meer technische
bezwaren heeft, zou spreker willen voorstellen den
technicus naar hier te laten komen. Spreker ge
looft echter niet dat die bezwaren van zoo ernstigen
aard zijn.
Er is een opmerking gemaakt over den watertoren.
Waar zoo op zuinigheid is aangedrongen, kan spre
ker zich niet voorstellen dat die toren alleen als
sieraad dient. Om een behoorlijken druk te krijgen
is het wensehelijk een hoog reservoir te hebben
Men heeft zich zoo uitgeput in het zoeken naar
middelen tot bezuiniging, dat spreker zich niet kan
voorstellen dat de toren geen doel heeft.
Verder is er beweerd, dat er te veel op het uiter
lijk is gelet. Dat kan wel aan de teekening liggen.
Gewoonlijk kost het niet veel meer om zoo'n werk
een beetje oogelyk te maken. Spreker voelt daar
wel iets voor. Van overdreven luxe is echter geen
sprake.
De vraag vqn den heer Nijholt, of het mogelyk
is riolen boven den grond te maken, kan spreker
niet beantwoorden. Wel de vraag of het afval
water zonder bezwaar in stilstand water kan wor
den geloosd. In den Haag gebeurt dat ook. Het
kan, omdat het water vooraf wordt gereinigd en
de Staatsspoor heeft er dan ook geen bezwaar tegen.
De heer de Vos heeft indertijd liet denkbeeld van
een Centrale slachthui voorgestaan. Hij heeft daar
in nu steun gevonden bij den heer Peletier. Spreker
vraagt nu echter: wat is het verschil tusschen een
Centrale slachthui en een abattoir? En dit vooral,
waar de heer Peletier die hal dienstbaar wil ma
ken aan de vleeschkeuring. Dat is juist het voor
deel van een abattoir. Het koelhuis en de ijsfabriek
zou men kunnen weglaten
De heer de Vos: „dat is al heel veel, dat zijn twee
belangrijke dingen".
De Voorzitter vervolgt en wijst erop dat men ner
gens meer een abattoir zonder koelhuis bouwt. Er
bestaan in ons land slechts twee kleine abattoirs
zonder koelhuis.
Men zou dan de ijsfabriek kunnen weglaten. Uit
commercieel oogpunt evenwel verdient dat geen
aanbeveling. Spreker heeft daaromtrent de meening
gevraagd van den directeur van het Haagsche abat
toir en van den heef Remmelts.
De directeur schrijft:
„Voorop gesteld zij dat de gemeente een ijsfabriek
„bij het slachthuis bouwt om de capaciteit der ma
chines en de werkkrachten van het personeel pro-
„duetiever te maken en aldus met weinig kosten te
„fabriceeren, waarvan de verkoop een financieelen
„steun vormt voor de allicht tegenvallende koelhuis-
„exploitatie."
De heer Remmelts schrijft:
„In elk geval moet ik II ernstig ontraden het
denkbeeld om een ijsfabriek aan het slachthuis te
verbinden, prijs te geven".
Tn het verslag omtrent het gemeentelijk slacht
huis te Utrecht staat: „Vrij zeker zal deze verkoop
in de toekomst nog beduidend toenemen, vooral
nu een ijsbergplaats in aanbouw is. Het is dan ook
mijn vaste overtuiging, dat de ijsfabriek een bedui-