tiende bron van inkomsten voor de gemeente-slacht plaats zal opleveren indien de verkoop commercieel goed wordt aangepakt." Men zou dus weglaten, wat de gemeente in de kosten tegemoet komt. En waar nu voor een Cen trale slaehthal zonder ijsfabriek ook een gebouw, een directeur enz. noodig is, is het verschil tusschen zoo'n inrichting en een abattoir zeer gering. Spre ker geeft den Raad ernstig in overweging het voor stel van Burgemeester en Wethouders aan te ne men. De heer Peletier gelooft juist dat de oprichting van een koelhuis en een ijsfabriek de duurte van het abattoir veroorzaakt. Wij hebben hier een ijs fabriek, die in de behoeften van Leeuwarden ruim schoots voorziet. Een ijsfabriek bij het abattoir is overbodig. Spreker komt terug op het door hem te berde gebracht bezwaar. De Voorzitter heeft ge zegd dat het niet in de bedoeling ligt direct met bouwen aan te vangen. Burgemeester en Wethou ders willen eeue machtiging om nu dit dan dat aan te koopen als de omstandigheden daartoe aanlei ding geven De Voorzitter: „neen". Den heer Peletier doet liet genoegen dit te verne men. Hij heeft gezegd als Burgemeester en Wethou ders het voorstel willen splitsen, dat dan kan wor den uitgemaakt of de Raad het bestaande project wil of niet. Wil men de oprichting niet langer uit stellen, laat men dan een centrale slaehthal hou wen. Daarvoor heeft men veel minder personeel noodig, en dit is ook voor de keuring voldoende. Spreker zou minder bezwaar hebben, wanneer thans slechts zou worden uitgemaakt, dat er te eeniger tijd een abattoir zal worden opgericht naai den thans voorgestelden opzet, doch dat ten aan zien van het tijdstip, waarop met den bouw zal worden begonnen en vooral omtrent de kosten, met den Raad nader overleg zal worden gepleegd. De heer Fransen heeft van den Voorzitter ge hoord dat deze een uitspraak wil over het principe en over het plan. Over het principe behoeft geene beslissing meer te worden genomen. Dat is al 10 jaar geleden gebeurd. Burgemeester en Wethou ders zijn al dien tijd reeds bezig. Spreker is tegen het principe, daar hij vreest dat het abattoir een schadepost zal worden. Tegen het plan als zoodanig bestaat bij hem geen bezwaar. In de Commissie voor de Openbare Werken was men daar unaniem voor. Het bezwaar geldt dan ook het meest de tijds omstandigheden. De Voorzitter zegt nu iets anders dan op 10 Juni. Toen heeft hij gezegd, dat Burge meester en Wethouders voor de gunning hij den Raad zouden komen. Het is juist clat de Raad het dan nog altijd kan afwijzen, maar als het gaat als indertijd met de kookpotten, die waren al gekocht. Spreker weet wel dat men niet aanbesteedt zonder begrooting, maar die moet eerst worden uitgewerkt. De Voorzitter heeft gezegd, dat Burgemeester en Wethouders de machtiging wenschen om op ver schillende materialen beslag te kunnen leggen. Spreker gelooft wel dat Burgemeester en Wethou ders dat zoo goedkoop mogelijk zullen doen, maal ais er iets gekocht is, zitten zij gebonden om ook meer te koopen. En dan ontbreekt de exploitatie rekening. Dat is ook een bezwaar. De heer Dystra heeft opgemerkt dat de Voorzit ter plannen heeft om bij passende gelegenheden materialen aan te koopen De Voorzitter antwoordt dat, als Burgemeester en Wethouders weten wat de Raad wil en de tijds omstandigheden zulks toelaten, een deskundige in Duitschland gaat kijken om eens rond te zien wat er te krijgen is. De gemeente krijgt dan opgaven, vaarover spoedig eene beslissing kan worden ge nomen. Dan kunnen Burgemeester en Wethouders hij den Raad komen. En om dat te kunnen doen, moeten zij de gevraagde machtiging hebben. Anders tasten zij totaal in het duister. De heer Dijstra heeft dan geen bezwaar. Zijn indruk van de zaak was een geheel andere. Spre ker heeft bezwaar tegen aanbesteding in 1918, om dat de prijzen der materialen zoo hoog zijn. En de formuleering van het voorstel: „op het nader daar voor gunstig geoordeeld tijdstip uitvoering te ge ven enz.", is zoo onbepaald. Als Burgemeester en Wethouders dan ook dit jaar willen aanbesteden, zal spreker tegenstemmen. De heer Nyholt zegt, dat zijne opmerkingen wel niet zoo veel beteekenen als de andere die ter sprake zijn gebracht, maar hij heeft, omdat ook over het plan beslist werd, iets daarover willen opmerken. O.a. heeft spreker gezegd, dat de des kundige uit de commissie zich te weinig had laten gelden en dat de toren z.i. geen zin heeft en voor de koelinstallatie nadeelig zal blijken te zijn. Spre ker zou gaarne willen dat deze kwestie nog eens met den deskundige wordt besproken. Het water uit den toren dient hoofdzakelijk voor condensatie. Het water, voor liet slachthuis benoodigd, levert de waterleiding. Zonder toren heeft het water druk genoeg; daarvoor is de toren niet noodzakelijk. Om druk te krijgen kan men het water direct uit de persleiding van de pomp nemen. De heer Attema is een voorstander van een abat toir. Toch zal hij tegen dit voorstel stemmen. Al- spreker stemt over iets, wil hij de zaak kunnen be- oordeelen. Van dit voorstel is het niet doenlijk te beoordeelen wat het zal kosten. De begrooting is voor het begin van den oorlog al gemaakt en de prijzen van alle materialen zijn nu zoo geheel an ders. De opzet van het slachthuis is spreker te oud. Spreker zal tegenstemmen. De heer Hiemstra (wethouder) begrijpt het standpunt van den heer Dijstra niet. Er is toch a! twee- of driemaal gezegd, dat de uitvoering pas zal plaats hebben als de omstandigheden gunstig zijn. maar dat de Raad in laatste instantie de beslissing krijgt. Nu wil de heer Dijstra in 1918 niet begin nen. Waarom toch niet! Het is best mogelijk, dat de prijzen der materialen in 1918 lager zullen zijn dan in 1919. Het is toch mogelijk dat de oorlog dit jaar eindigt en er plotseling bericht komt, dat er- materialen voor schappelijke prijzen zijn te krijgen. Het is dan ook onverstandig om te zeggen: ik wil in 1918 niet beginnen te bouwen. Men kan dan even goed zeggen: ik wil ook in 1919 niet. En waar nu de volle zeggingschap aan den Raad blijft, is er geen bezwaar de gevraagde machtiging te verlee- nen. Als Burgemeester en Wethouders straks de gelegenheid krijgen om materialen voor een billij ken prijs te krijgen, en de Raad kan nog zeggen: ik wil dit niet en ik wil dat niet, kunnen zij niets doen. Eerst moet daarom het principe worden uit gemaakt. Anders bestaat de kans dat Burgemeester- en Wethouders veel werk doen voor niets. En dat is niet prettig. De Raad behoeft dan op het oogen- blik ook niets anders te zeggen, dan dat hij een abattoir wil, meer niet. De volledige zeggingschap over de uitvoering blijft aan den Raad. De heer Dystra hoort den heer Hiemstra zeggen, dat de Raad alleen maar behoeft te verklaren, dat hij een abattoir wil en meer niet. De Raad wordt ejchter voor een andere kwestie geplaatst De heer Hiemstra: „er is toch gezegd dat de Raad zal worden gehoord." De heer Dijstra: „er staat in het voorstelom hen (Burgemeester en Wethouders) te machtigen op het nader daarvoor gunstig geoordeeld tijdstip uit voering te geven enz De heer Hiemstra: „1 vergeet de toezegging, dat Burgemeester en Wethouders altijd weer bij den Raad zullen komen". De heer Dystra: „ik heb mij een andere interpre tatie voorbehouden." De heer Sehoonderinark (wethouder; wil veron derstellen dat Burgemeester en Wethouders in nor male tijden met dit voorstel waren gekomen en dat do cijfers klopten met de omstandigheden. Spreker vraagt of de Raad dan „ja" zou zeggen. De heer Attema: „ja". De heer Sehoonderinark wethouder vervolgt en zegt: laat de Raad dan nu ook ja zeggen op het voorstel zooals het daar ligt. Laat de Raad, zegt spreker, Burgemeester en Wethouders machtigen het plan uit te voeren zooals het er ligt. Als de om standigheden dan gunstig zijn, zullen zij de gelegen heid aangrijpen. Er is dan geen kans meer dat de Raad kan zeggen: ik wil geen abattoir.*En het voor stel èn het door den heer Hiemstra gesprokene is zoo duidelijk, dat spreker niet begrijpt, dat de Raad ei- iets tegen kan hebben om de gevraagde mach tiging te verleenen. De heer Schaafsma is het volkomen met de wet houders eens. Hij gelooft dat er niets tegen is om vóór het voorstel te stemmen. Als de heer de Vos een tegenstander van de keuring is De heer de Vos: „Wat is dat nu?" De lieer Schaaf sma: „als de heer de Vos een voor stander is van vleeschkeuring, kan spreker zich niet voorstellen dat hij hier tegen stemt. Wat is een abattoir nu anders dan een centrale slaeht hal De heer Tulp: „Wél, duurder". De heer Peletier zegt, dat, wat de Wethouders hebben gezegd, niet precies hetzelfde is als wat de Voorzitter heelt gezegd. Uit hetgeen de Wet houders hebben medegedeeld blijkt, dat het de be doeling is het principe nu uit te maken, maar dat de Raad de cijfers later nog eens onder de oogen krijgt. De Voorzitter: „dat heb ik ook gezegd". Verder doet spreker opmerken dat, wat betreft den toren, op bladzijde 6 staat: „Daar echter een centraal slachthuis eene enorme hoeveelheid water verbruikt en voor sommige doeleinden, in het bijzon der voor condensatie, de kwaliteit betrekkelijk bij zaak, doch de temperatuur hoofdzaak is, zal een eigen bron met hooggelegen reservoir veel voordeel opleveren". Het is te doen om een hoog gelegen reservoir. De kwestie kan nog wel met den deskundige worden besproken. Spreker zal het voorstel in zijn geheel in stemming brengen, tenzij iemand splitsing ver langt. De heer de Vos heeft geen bezwaar, als het koel huis en de ijsfabriek worden aangehouden. De sla gers zelf zijn zoo uitstekend ingericht, dat een koel huis en een ijsfabriek niet noodig zijn. Zelf hebben zij koelcellen en ijskasten om liet vleesch voor be derf te bewaren. Als deze beide inrichtingen wor den aangehouden, zouden Burgemeester en Wet houders die zaak nog wel eens met de slagersver- eeniging kunnen bespreken. De Voorzitter heeft dat in 1919 reeds gedaan. Zij hebben toen gezegd: wij hebben liever geen abat toir, maar als er een moet komen, dan een met een koelhuis. De heep de Vos gelooft dat de slagers op een ander standpunt staan. Hij stelt voor de ijsfabriek en het koelhuis weg te laten. De Voorzitter deelt mede, dat de heer de Vos een amendement heeft ingediend strekkende om het koelhuis en de ijsfabriek weg te laten. Dit amendement wordt niet ondersteund en maakt derhalve geen onderwerp van bespreking meer uit. De beraadslaging wordt gesloten. Met 18 tegen 4 stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders. Vóór stemmen de heeren: Cohen, Tiemersma, Berghuis, Schaafsma, Peletier, de Haan, Tulp, van Welderen baron Rengers, Terpstra, Haverschmidt, Nyholt, Collet, Dijkstra, Menalda, Beekhuis, Schoondermark, Zandstra en Hiemstra. Tegen de heeren: Dijstra, Fransen, de Vos en Attema. Niets meer te behandelen zijnde wordt de verga dering- door den Voorzitter gesloten. 16 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Januari 1918. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Januari 1918. 17

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1918 | | pagina 9