36 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 Februari 1918 de laagst ingeschrevene zijn. olgens de bestaande verordening kan dat niet anders. Onderdeel it en daarna de verordening in haar geheel als gewijzigd worden met algemeene stem men aangenomen. De Raad gaat in comité-generaal ter behandeling yan: Na heropening wordt vastgesteld: totaal der aanslagen van Aan de orde is: De beraadslaging wordt geopend. De heer Peletier heeft met zeer veel belangstel ling het voorstel van Burgemeester en Wethouders gelezen, maar ook niet meer dan gelezen, omdat het zoo laat in zijne handen kwam. Hij is dan ook niet voldoende voorbereid en zou in overweging willen geven te besluiten de behandeling aan te houden. Mochten daaruit nadeelige gevolgen voor de betrok kenen voortvloeien dan zou spreker in overweging willen geven hun een voorschot te geven. Hij acht dat geen bezwaar. De heer Fransen is het geheel met den heer Pele- tier eens. Hij heeft niet eens de gelegenheid gehad het voorstel behoorlijk te lezen en is derhalve ook zeer onvoorbereid. Hij ondersteunt dan ook het voorstel-Peletier. De heer Terpstra is het ook eens met den heer Peletier. Hij stelt voor aan de arbeiders een voor schot te geven van 25.— De Voorzitter zegt dat het voorstel-Peletier een motie van orde is, die den voorrang heeft. Burge meester en Wethouders hebben de Rijksregeling af gewacht en zijn ten slotte met een voorstel geko men, dat feitelijk het omgekeerde behelst van de Rijksregeling. Dat wachten op die Rijksregeling is de oorzaak dat het voorstel zoo laat de raadsleden heeft bereikt. Het lijkt sprèker echter onverstan dig om aan de arbeiders 25.voorschot in eens te geven. Dit bedrag komt hem in verhouding tot het loon te hoog in eens voor. De heer Haverschmidt geeft in overweging heden alleen te beslissen over het systeem van Burgemees ter en \Y ethouders, geen loonsverhooging maar ver hooging van den toeslag, en daarna de verdere be handeling te verdagen. De heer Hiemstra (Wethouder) zegt dat het een lastige kwestie is. De volgende vergadering wordt pas over drie weken gehouden. De heer de Haan: „die kan ook over 14 dagen worden gehouden. De heer Hiemstra (Wethouder) antwoordt dat dit wel kan, maar dat de vergaderingen dan altijd in afwijking van het Reglement van Orde worden gehouden. En het gaat toch niet aan daarvan tel kens af te wijken. Spreker vraagt of het niet moge lijk is om 8 uur eene vergadering te houden. Is dit niet mogelijk, dan zou spreker willen voorstellen de menschen tijdelijk te helpen door hen 2.— per week voorschot te geven. Dan zijn ze tijdelijk ge holpen en is er niet zooveel bezwaar de behande ling drie weken aan te houden. De heer Schaaisnia kan zich wel vereenigen met het voorstel om de behandeling aan te houden. Het is toch niet mogelijk een voorstel, dat 24 uren te voren in handen der raadsleden komt, te bestudee- ren en er is geen gelegenheid geweest het met dat vim spreker e.s. te vergelijken. Burgemeester en Wethouders hebben deze zaak reeds behandeld en weten er meer van dan de raadsleden. Spreker ondersteunt dan ook het verzoek om het voorstel in de volgende vergadering te behandelen. Die verga dering kan wel over 14 dagen worden gehouden. Wat het voorschot betreft, spreker is een voorstan der van het geven van 25.in eens. Dat is ge makkelijker, want daarvoor behoeft geen bereke ning te worden gemaakt. Als het voorstel zoo wordt aangenomen, kost de berekening wel weer zooveel tijd dat de uitbetaling niet voor 1 April kan plaats hebben. En de werklieden en ambtenaren hebben tegenwoordig te weinig geld om te leven. De 25. voorschot kan gemakkelijk worden afgetrokken. Spreker steunt liet voorstel-Peletier. De heer Dystra ondersteunt het denkbeeld van den heer Scliaafsma. De behoefte aan hooger loon is al sedert September kenbaar gemaakt. En, waar liet wel April wordt voor de toeslag wordt uitbe taald en het voorschot kleiner is dan het uit te be talen bedrag, is er geen bezwaar een voorschot te geven. De oorzitter zegt dat thans in behandeling is het voorstel om de behandeling aan te houden. Bur gemeester en Wethouders hebben geen bezwaar om een voorschot van 2.per week te geven. De heer Tulp: „waarom hebben Burgemeester en Wethouders bezwaar tegen een voorschot van 25 in eens! Het is voor de administratie veel eenvou diger. Spreker wijst erop, dat de laagste loonklasse j 3.8(1 krijgt, de hoogste 2.80. De gemiddelde toe slag is dus J 3.30. De vergadering, waarin dit voor stel nu wordt behandeld wordt einde Februari ge houden, terwijl de toeslag wordt gerekend van af 1 Januari. De menschen hebben dan gemiddeld recht op 8 x 3.30 dus al op meer dan 25'.die zij broodnoodig kunnen gebruiken. Spreker stemt voor het voorstel-Terpstra. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten de be handeling van het voorstel aan te houden. De Voorzitter stelt nu aan de orde het voorstel- Terpstra om een voorschot van 25.te geven. De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter zegt dat het voor de administratie lastig is en dat het gemakkelijker is 2.af te trekken .Er moet natuurlijk eene berekening wor den gemaakt en dat gaat niet zoo snel. Menschen, die niet in de administratie zitten, kunnen zich dat niet voorstellen. Hij acht het niet verstandig 25. in eens te geven en acht het voor verscheidene men schen beter dat zij 2.— per week krijgen. De be doeling van Burgemeester en Wtehouders nu is om 2.te geven in de plaats van den bestaanden toeslag. En zij willen dit voorschot wel verhoogen tot 2.50 per week. De heer Tulp zegt dat de Voorzitter hem net voor is. Spreker stelt voor een voorschot te geven van 3.per week. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag Februari 1918. 37 De heer Oosterhoff Wethouder ontraadt den Raad in te gaan op het voorstel van den heer Tulp. Volgens het voorstel van Burgemeester en Wet houders zijn er menschen die J 2.80 toeslag zullen krijgen. En die zouden, als zij nu 3.toeslag krij gen, eventueel later moeten worden gekort. De beraadslaging wordt gesloten. Met 14 tegen 11 stemmen wordt het voorstel-Tulp aangenomen. Vóór stemmen de heeren: Cohen, Attema, do Vos, Collet, Scliaafsma, Nijholt, Hiemstra, Tiemersma, Terpstra, Dijkstra, Bergthuis, Zandstra, Dijstra en Tulp. Tegen de heeren: Oosterhoff, de Haan, van Wei deren baron Rengers, Peletier, Menalda, Koop mans, Haverschmidt, Franseiq Beekhuis, van Slo- terdijek en Sehoondermark. Het voorstel-Terpstra (voorschot van 25.is hierdoor vervallen. De beraadslaging wordt geopend. De lieer Koopmans is aangenaam verrast door het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Hij had niet gedacht dat het zoo spoedig zou komen. Hij dankt, mede namens den heer Fransen, het col lege voor de vlotte wijze waarop zij deze zaak heb ben aangepakt, en den Directeur der Gemeentewer ken, die binnen enkele maanden een uitgewerkt plan met eene volledige berekening heeft gemaakt. Bur gemeester en Wethouders zeggen dat hun plan af wijkt van dat van de heeren Koopmans en Fran sen. Spreker wil doen opmerken, dat de heer Fran sen en liy geen plan hebben ingediend. Het was een schematische opzet, gevolg van een onderzoek, of er ook een beter plan te vinden zou zijn voor een algemeene begraafplaats. Over het plan zelf wil spreker niet spreken. Als niet technicus kan hij daarover niet voldoende oor- doelen. Het lijkt hem echter een uitstekend plan. Wat de ligging aan het Schapendijkje betreft de heer Fransen en spreker hebben het Schapen dijkje of den Stienserweg facultatief gesteld het blijkt dat zy goed hebben gezien dit te hebben ge daan, daar de grond aan het Schapendijkje zich er beter voor eigent dan die aan den Stienserweg. Ten opzichte van de belangrijke uitgaaf meent spreker te moeten opmerken, dat dit voor de gemeente geen bezwaar behoeft te zijn, daar hiervoor eene leening op langen termijn kan worden gesloten, waarop zelfs in de eerste jaren niet behoeft te worden afge lost. De heer Dystra zegt dat hij zich nog niet op „het terrein van de begraafplaats" heeft kunnen bewe gen en dat hij wel wat schuchter is eene opmerking te maken ten opzichte van de technische kwestie. Hij gelooft echter, dat het overweging verdient te letten op den aanleg der begraafplaats zelf. Het heeft spreker gefrappeerd dat de afgraving zoo zal plaats hebben, dat aan de zijde 2.35 M. wordt opgehoogd, in de midden 3.00 M. en dan aan de an dere zijde weer 2.35 M. Het mag algemeen bekend worden verondersteld, dat als een stuk land hori zontaal wordt afgegraven, het water niet zoo goed weg kan. Wanneer die afgraving tonvorming ge schiedt en het zand op gelijke hoogte wordt aange bracht, gaat dit beter. Ook meent spreker, dat deze manier van afgra ven goedkooper uitkomt. Spreker heeft daarover eene berekening gemaakt. Hij komt daaruit tol de conclusie, dat er 13.000 M:!. grond minder behoeft te worden verwerkt. Bij een kostenbedrag van L- per M3. maakt dat een verschil van 13.000. Het opbrengen van zand berekend naar 2.per M;l. er kan dan pok 13.000 M3. zand minder worden opgebracht kost ook 26.000.minder. In totaal dus 39.000.—. Sprekers opmerking, als zijnde van teehnisehen aard, is, hij geeft dit toe, van betrekkelijke waarde, maar hij meent toch dat zij er niet geheel naast ligt. Bij afgraving met voldoende helling van af liet midden naar den buitenkant, komt de afwate ring beter tot haar recht. Hij zou Burgemeester en Wethouders in overweging willen geven na te gaan of daarmee ook rekening moet worden gehouden. De heer Nyholt wil over het plan zelf niet spre ken. Het betreft hier een plan waaraan veel werk vastzit. Spreker vraagt of het nu de bedoeling is het werk met zooveel spoed uit te voeren dat het kan bijdragen tot leniging der werkloosheid. De heer Beekhuis wil alleen mededeelen, dat hij blijft staan op liet indertijd ingenomen standpunt. Het voorgelegde plan is een mooi plan, maar dat tot uitbreiding der bestaande begraafplaats heeft meer zijne sympathie. Hij zal de indertijd daarvoor doorhem aangehaalde gronden niet herhalen. Hoe wel hij het plan heel mooi vindt, geeft hij de voor keur aan (lat tot uitbreiding der oude begraaf plaats. De heer Beletier staat geheel op hetzelfde stand punt. De Voorzitter heeft van dén lieer Koopmans ge hoord, dat deze door de spoedige indiening van het voorstel aangenaam verrast is. Men kan verschil lend denken over deze zaak. Dat blijkt alweer uit de verklaringen van de heeren Beekhuis en Pele tier, die voorstanders zijn van de uitbreiding van de bestaande begraafplaats. Maar, ook de tegen standers van het denkbeeld van verplaatsing zullen het initiatief waardeeren, dat ditmaal is uitgegaan van de heeren Koopmans en Fransen, die deze zaak in het algemeen belang ter sprake hebben gebracht. Hun optreden moet worden gewaardeerd en spre ker wil de heeren Fransen en Koopmans een woord van dank brengen. De heer Dystra heeft een technische kwestie ter sprake gebracht. Spreker is eenigszins angstig daarop in te gaan, want hij is bevreesd gekheden te zeggen. Hij vraagt of de heer Dijstra zijn denk beeld niet uitvoeriger zou kunnen uitwerken. Op pervlakkig gezien, begrijpt spreker niet, waarom de afwatering beter zal zijn als men een bol, dan wel een pyramide maakt. En dat er minder zand noodig zou zijn, zal wel niet juist zijn. De dikke zandlaag is noodig om in de midden drie graven1 bo ven elkander te kunnen maken. De heer Dystra heeft uit de stukken het denk beeld gekregen, dat horizontaal zal worden afge graven. Dan vloeit het water echter niet voldoende af. Men kan dit ondervangen door aan het begin, het midden en het einde 2.35 M. af te graven. De Voorzitter: „dan heeft men in het midden een niet zeer dikke zandlaag. De heer Dystra: „juist gelijk". De Voorzitter: „in het midden willen Burgemees ter en Wethouders drie graven hoog hebben en daarom moet daar de zandlaag het dikst zijn. 13 (agenda no. 14). het rapport der commissie voor de reclames omtrent bezwaarschriften in beroep tegen aanslagen in den Hoofdelijken Omslag. 15 (agenda no. 16). het tweede suppletoir kohier van den hoofdelijken Omslag, dienst 1917 met een totaal van cijters van aanslag van en een 1(> (agenda no. 17).- Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de regeling van den duurte- bijslag, tevens prae-advies op het voorstel der heeren Scliaafsma en Terpsfra en op onderscheidene ver zoeken tot herziening van de jaariceddenregelingen van ambtenaren en werklieden (bijlage no. 8). 17 (agenda no. 18). Voorstel van Burgemeester en Wethouders naar aanleiding van het raadsbesluit d.d. 24 April 1917 no. 145 R/96 tot opschorting van de uitvoering van het raadsbesluit van 28 Maart 1916 no. 129 11/59 (uitbreiding der algemeene begraafplaats) in verband met het door de heeren Koopmans en Fransen ingediende schematische plan voor den aanleg eener nieuwe begraafplaats op het terrein van de zathe „de Magere Weide" (bijlage no. 4).

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1918 | | pagina 7