De beraadslaging wordt geopend.
De lieer Peletier heeft gelegenheid gehad om na
te gaan de schade, welke Vredenburg tengevolge
van de stremming van het verkeer heeft geleden.
Spreker heeft sterk den indruk gekregen dat die
schade minstens zooveel bedraagt als adressant
heeft opgegeven. Spreker erkent, dat Burgemees
ter en Wethouders op een juist standpunt staan,
ten minste op een formeel juist standpunt. Hij zou
echter in overweging willen geven voor ditmaal
dat formeel juiste standpunt te laten varen en de
billijkheid te betrachten door adressant tegemoet
te komen. Burgemeester en Wethouders zeggen dat
dit een stap zou zijn van onberekenbare gevolgen,
doch ook vroeger is dikwijls van het formeele stand
punt afgeweken, door het kwijtschelden van boete
enz. En, vraagt spreker, als het een sterker spre
kend geval betro'f en de betrokkene was financieel
ten onder gegaan, zou dan de Baad hebben gezegd:
ik wil niet helpen? Spreker wil den Raad dan ook
in overweging geven door afstemming van het
prae-advies van Burgemeester en Wethouders te
gemoetkoming mogeljjk te maken.
Den heer Fransen komt het voor dat er alle reden
is om adressant tegemoet te komen. Burgemeester
en Wethouders erkennen zelf, dat het vaststaat, dat
"Vredenburg schade heeft geleden. Zij zeggen ech
ter verder dat zij er niet voor kunnen instaan dat
niemand door openbare werken in zijn bedrijf
wordt belemmerd.
Het gebeurt wel dat een winkelstraat wordt op
gebroken en het verkeer wordt stopgezet, tenge
volge waarvan de winkeliers schade lijden. Maar
dat is maar tijdelijk. Daarvoor wordt niet, zooals
hier, het verkeer zeven maanden stopgezet. Het
bakkersbedrijf verkeert al in zeer ongunstige om
standigheden. De bijverdiensten zijn geheel verval
len. En als nu iemands bedrijf gedurende een groot
deel van het jaar wordt belemmerd, is er alle reden
om hem schadeloosstelling te geven. Er wordt zoo
veel gedaan om verschillende menschen door den
tijd te helpen, dat steun hier wel gewettigd is. Bur
gemeester en Wethouders zeggen nu wel, dat zij
aan Vredenburg hebben aangeboden een kiosk te
plaatsen en dat adressant op dat aanbod niet is in
gegaan. Spreker is van oordeel dat hij dit niet kon
doen, want dan moest hij den geheelen dag daar
iemand hebben en zouden de kosten grooter zijn
dan de winst. In den winkel helpt de man of de
vrouw zelf. Spreker ondersteunt het voorstel van
den heer Peletier.
De Voorzitter wil den Raad ernstig in overwe
ging geven niet in te gaan op het denkbeeld van
den lieer Peletier. Spreker laat in het midden of
Vredenburg door het plaatsen en exploiteeren van
een kiosk de schade had kunnen verminderen. Her
haaldelijk is vroeger van een dergelijk aanbod wel
gebruik gemaakt en spreker neemt dan ook aan dat
de omstandigheden meestal zoo zijn, dat het exploi
teeren van een kiosk wel de moeite waard is.
Spreker herhaalt echter dat hij in het midden laat
in hoeverre Vredenburg alles heeft gedaan om de
schade te verminderen. Aangenomen dau dat hij
buiten zijn schuld schade heeft geleden, is het toch
zeer bedenkelijk om de schade, welke is ontstaan
door het uitvoeren van openbare werken, te ver
goeden. De heer Peletier heeft gezegd dat de Raad
wel meer afwijkt van het formeele standpunt en hij
haalt als voorbeeld aan een aannemer, die tenge
volge van de oorlogsomstandighelen zijne verplich
tingen niet kan nakomen. Spreker meent erop te
moeten wijzen dat dit een absoluut ander geval is.
De gemeente staat aan den vooravond van vele
werken, de verbreeding der Peperstraat, de verbe
tering der Keizersgracht, enz. en, als de gemeente
nu handelt in strijd met den van oudsher geldenden
regel, dat geen schadeloosstelling wordt gegeven
aan hen, die door het uitvoeren van openbare wer
ken schade lijden, dan is spreker overtuigd, diit de
gemeente over eenigen tijd voor groote moeilijk
heden komt te staan en dat zij daarvan toch zal
moeten terugkomen. Het is een hoogst gevaarlijk
precedent. Nergens, in geen enkele gemeente ge
schiedt het. Een dergelijke kwestie heeft wel eens
tot een proces geleid en over gevallen die grooter
gevolgen hadden dan dit. En de rechtspraak is al
tijd geweest dat de gemeente niet aansprakelijk
kan zijn. Als de gemeente het principe gaat hul
digen om in dergelijke gevallen schadeloosstelling
te geven, dan zullen de gevolgen' onberekenbaar
zyn. De Raad moet niet zijn goed hart laten wer
ken, al is het hard voor dengene die het treft.
De heer Hiemstra (Wethouder) wijst erop, dat er
vlak hij de Potmargebrug een tapperij is, die ook
wel schade zal hebben geleden. Wel is de eigenaar
daarvan niet bij den Raad gekomen om schadever
goeding, maar als Vredenburg schadeloosstelling
krijgt, zal deze man ook komen. Er komt nog dit bij.
Niet alleen, dat hij nu schade heeft geleden, maar
hij zal misschien altijd wel schade lijden en als de
Raad nu het beginsel van den heer Peletier aan
vaardt, brengt de consequentie mee dat de Raad
hem elk jaar schadeloos -stelt
Stem: „pensioen".
De heer Hiemstra (Wethouder) vervolgt en zegt
dat de weg.toch zoo is gelegd dat het bedrijf van
adressant erdoor belemmerd wordt. Spreker meent
den Raad dan ook ernstig te moeten ontraden in te
gaan op het denkbeeld van den heer Peletier.
De heer Peletier zegt dat hij, nu de heer Hiem
stra de tapperij in het geding heeft gebracht, nog
een enkel woord moet zeggen. Die tapperij toch
verkeert in een geheel andere positie. De eigenaar
daarvan toch nan wel meer inkomsten hebben ge
had tengevolge van de verlegging van het verkeer.
Een tapperjj toch is éene inrichting, waar de bezoe
kers dikwijls bij voorkeur ongezien binnenkomen.
Dat is niet het geval met de zaak van adressant. De
moeilijkheden voor die zaak waren, meent spre
ker, niet op te lossen door het plaatsen van een
kiosk, daar Vredenburg het moet hebben van het
passeerend publiek. Spreker geeft toe, dat het ge
vaarlijk is schadevergoeding te geven, maar wil elk
geval op zich zelf beschouwen.
De heer Fransen zegt dat de Voorzitter heeft
beweerd, dat wij met de verbreeding der Peper
straat voor hetzelfde feit komen. Spreker is van
oordeel, dat dit lang niet hetzelfde is. Die zal toch
niet afgesloten worden. En al is dit iets hinderlijk
voor de winkels aan den overkant, later zullen die
er des te meer van profiteeren. Waar nu deze ver
andering is gemaakt in het openbaar belang, daar
mag, meent spreker, het publiek er wel iets voor
over hebben. Bovendien gaat het om een betrekke
lijk klein bedrag.
De Voorzitter: „het gaat niet om het bedrag,
maar om het principe".
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 19 tegen 3 stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
Vóór stemmen de lieeren: Schaafsma, Njjholt,
Haverschmidt, Collet, van Weideren baron Ren-
gers, Hiemstra, Attema, Schoondermark, Menalda.
Zandstra, Dijkstra, Dijstra, Tiemersma, Tulp, Co-
hen, Terpstra, de Vos, Berghuis en Oosterhoff.
Tegen de heeren: Peletier, de Haan en Fransen.
Dit prae-advies luidt als volgt:
Door een zeer groot aantal ingezetenen, bewo
ners van de straten en buurten in de omgeving
van de hulpbrug, die gedurende den bouw van de
nieuwe Potmarge-brug het verkeer tusschen de ter
weerszijden van dat water liggende stadsgedeelten
onderhoudt, is aan U verzocht, omtrent welk ver
zoek ons prae-advies is gevraagd, in plaats van die
hulpbrug een voetgangersbrug die voor de scheep
vaart niet hinderlijk is, te willen doen leggen. De
bedoeling van het adres is ongetwijfeld, dat de ge-
wenschte verbinding een blijvende zij, al staat dit
in het adres niet met zooveel woorden uitgedrukt.
Het wil ons voorkomen, dat de beide stadsgedeel
ten, waarvan boven sprake is, voldoende zullen zijn
geholpen met de nieuwe brug. Toen de hulpbrug er
nog niet was, is van de behoefte aan een verbin
ding te dezer plaatse nimmer gebleken en terecht
mag worden vermoed dat pas de gelegenheid hier
de genegenheid heeft geschapen. Zonder een al te
grooten omweg te maken, zullen zij, die ter plaatse
van de tegenwoordige houten brug aan de overzijde
van het water moeten zijn, van de nieuwe brug ge
bruik kunnen maken. Daarom moet op het verzoek
om in de onmiddellijke nabijheid van deze nog een
tweede brug te maken, zij het dan alleen voor voet
gangersverkeer, afwijzend worden beschikt. Ons,
voorstel strekt derhalve ons te machtigen adressan
ten in dezen zin in te lichten.
De beraadslaging wordt geopend.
Den heer Dystra is deze beslissing van Burge
meester en Wethouders niet sympathiek. Burge-
Vjmeester en Wethouders zeggen dat de behoefte
I' aan eene verbinding ter plaatse nimmer is geble
ken en dat de gelegenheid de genegenheid heeft
Reeschapen. Op zich zelf is dat wel waar, maar, als
die brug er niet geweest was, zouden de ingezete-
Vien misschien later wel om een brug hebben ge-
I vraagd. Spreker geeft toe, dat het niet zonder,
I bezwaar is een brug daar te bouwen, maar hij
I meent dat het te straf is om nu in eens te heslis
sen dat er geen brug zal komen. Hij vraagt daar
om of Burgemeester en Wethouders niet nog met
eene begrooting bij den Raad kunnen komen. Die
kan dan later worden beoordeeld.
b*e heer Nyholt wil gaarne het denkbeeld van
den heer Dijstra ondersteunen. Ook hem bevredigt
jij het prae-advies niet. Waar een groot aantal inge
zetenen erom vragen, is het bewezen, dat een groot
aantal ingezetenen er belang in stelt. Spreker wyst
erop dat door hier een brug te bouwen het verkeer
tusschen Achter de Hoven en het station en den
Hollanderdijk verbeterd wordt. Ook de buurt zelf
gaat erdoor vooruit. Achter Tulpenburg is een
doode streek, waar niemand komt dan de lui die
er wonen. Als de brug er komt wordt dit veel beter.
De menschen leven er dan ook meer. Spreker acht
het niet goed het bestaan van dergelijke doode
buurten te bestendigen.
Men bedoelt alleen een kleine brug voor voetgan
gers. Daaraan is nog het voordeel verbonden dat
de Grachtswal erdoor wordt ontlast. Het is daar
Donderdags en Vrijdags verbazend druk en liet is
niet te ontkennen, dat het eene verbetering is als
het voetgangersverkeer van Achter de Hoven, de
Willem Lodewijkstraat, Tulpenburg in de richting
van het station zal worden geleid over een voet
brug bij de Klanderystraat. Spreker meent dan
ook dat er verschillende voordeelen zjjn verbonden
aan het hebben van een kleine voetbrug en hij on
dersteunt daarom het denkbeeld van den heer Dij
stra.
De heer Haverschmidt zegt dat de nieuwe Pot-
margepijp zulke grootsteedsche afmetingen heeft,
dat men het verkeer langs den Grachtswal niet be
hoeft af te leiden.
Aan de wenschen van adressanten is trouwens
niet te voldoen. Men dient de doorvaartshoogte
van den nieuwen pijp over te nemen en krijgt dan
öf een trapjesbrug, voor fietsen en kinderwagens
onbruikbaar, óf een brug met veel helling vlak
voor de lage huisjes.
Het gemis zal, en voor korten tijd, alleen worden
gevoeld door menschen die aan weerskanten van
de brug wonen.
Het wegnemen van een brug, en hier was het
nog wel een tijdelijke, geeft altijd verzet; spreker
herinnert aan de trapjesbrug over de Tuinen, waar
over indertijd heel wat te doen is geweest, terwijl
niemand daar thans een brug zou wenschen en zoo
zal het ook hier gaan.
De Voorzitter kan zich aansluiten bij hetgeen
door den heer Haverschmidt is opgemerkt. Hy ge
looft niet dat iemand, met de kaart van Leeuwar
den vóór zich, kan volhouden, dat er op dit punt be
hoefte is aan een brug. Het zijn toch geen twee
stadsgedeelten van beteekenis, die men er wil ver
binden. Bovendien, wie een krachtigen arm heeft,
kan met een steenworp vanaf de nieuwe Potmarge
brug de hulpbrug bereiken. Als men bruggen wil
bouwen zyn er in de stad wel andere plaatsen, die
daarvoor eerder in aanmerking komen. Wat het
aantal handteekeningen op het adres betreft, dat
is geen maatstaf. Als men de menschen in den om
trek toch vraagt: „wil je de brug behouden, zet dan
je handteekening", dan doen allen dit. De heer
Dijstra heeft misschien als jong raadslid op dit ge
bied nog niet zoo veel ervaring, anders zou hij dit
ook weten. Er zijn geen krachtige argumenten aan
gevoerd voor het leggen eener brug. Het zou,
meent spreker, tijdverspillen zyn aan Gemeente
werken op te dragen eene begrooting te maken.
Spreker geeft den Raad in overweging niet op dit
denkbeeld in te gaan.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 18 tegen 4 stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
Vóór stemmen de heeren: Zandstra, Tiemersma,
Peletier, Tulp, Cohen, Terpstra, de Haan, de Vos,
Berghuis, Fransen, Oosterhoff, Schaafsma, Ha
verschmidt, van Weideren baron Rengers, Hiem
stra, Attema, Schoondermark en Menalda.
Tegen de heeren: Dykstra, Dystra, Nijholt en
Collet.
Dit voorstel luidt als volgt:
64 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsuag
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 Maart 1918 65
6'. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op
het adres van de Vries e.a. bewoners van Achter
de Hoven, Tulpenburg, enz. om in de plaats van de
hulpbrug over de Potmarge een vaste brug voor voet
gangers te doen leggen.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
overdracht van de z.g.n. Laene en eenige andere percee-
len te Franeker aan die gemeente.