70 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 Maart 1918
nen de mensehen hunne bedden verlaten om by
de tafel te gaan zitten. Er blijft dan maar een
paar meter over waar het niet lekt.
De Voorzitter heeft gezegd dat op deze manier
het bouwen van gemeentewege niet in de hand
wordt gewerkt. Maar, zegt spreker, als de gemeente
niet beter kan bouwen, is het beter dat zij niet
houwt. De bewering van den Voorzitter is dan ook
te gek om los te loopen. Hij meent het ook niet. In
de eerste plaats is spreker het met den heer Terp
stra eens, dat de woningen afdoende moeten wor
den verbeterd. Ue directeur der gemeentewerken
zegt nu in zijn rapport, dat men de woningen niet
te goed moet maken omdat de bewoners er dan niet
weer uit willen. Spreker noemt dat een eigenaar
dige conclusie. Het zijn wel noodwoningen, maar
ze zullen nog wel eenige jaren gebruikt moeten
worden. En er wordt 2.25 per week aan huur
betaald. Als dat nu nog 1.25 was, zou men zich
nog iets getroosten. Het argument van den direc
teur is dan ook een treurig argument. Verder zegt
de directeur dat de schade, die geleden is, wel wat
meevalt. Waar nu goed beddegoed voor 3/4 bedor
ven is, kan men wel beweren dat het meevalt, maar
in de tegenwoordige omstandigheden valt het niet
mee. Er is dan ook alle grond om de woningen te
verbeteren en het voorstel-Terpstra, dat spreker
niet ver genoeg gaat, aan te nemen.
De heer Haverschmidt zegt dat nu weer blijkt
hoe bedenkelijk het is dat de gemeente woningen
exploiteert, waartegen hij meermalen gewaar
schuwd heeft. Men heeft klachten en zet die in
een adres aan den Raad met uitnoodiging aan
de Raadsleden en komt er een Raadslid dan ver
toont men hem nat geworden of nat gemaakt bed
degoed, waarvoor men vergoeding wenscht te vra
gen. Ze denken er niet aan de woning te verlaten,
wTant er staan zeker tien gegadigden klaar, maar
het motief is er eenig voordeel uit te slaan.
Onbillyk is het de gemeente verwijten te maken;
het ontbreekt er nog maar aan dat ieder die zich
hier gelieft te vestigen aanspraak maakt op een
woning van gemeentewege.
Spreker vindt het juist gezien dat men op het
verzoek niet ingaat en vereenigt zich daarmee vol
komen.
De heer Dystra is in November zelf in een tiental
woningen geweest en hij heeft de overtuiging ge
kregen dat de bewoners schade hebben geleden, al
gelooft hij ook dat zy een beetje overdrijven. Spre
ker heeft verscheidene stukken huisgerij en nat
geregende gordijnen en beddegoed gezien en het is
te zien dat zij nat zijn geweest. De pannen liggen
verkeerd op het dak en finale verbetering is dan
ook de eenige oplossing. Waar nu de bewoners
werkelyk schade hebben geleden, is het redelijk
hun iets te vergoeden. Alles toch is even duur.
Spreker zal dan ook zonder eenig bezwaar voor het
voorstel-Terpstra stemmen.
De heer Schaafsma zegt dat uit het rapport van
den Directeur en uit hetgeen ter zake is gesproken
wel duidelijk is geworden dat de woningen lekken.
Hij gelooft dan ook dat de Raad verstandig zal
doen met het prae-advies van Burgemeester en
Wethouders niet aan te nemen, omdat het geen
woningen zijn, die fatsoenlijk bewoonbaar zijn. De
heer Haverschmidt zegt dat de woningen goed zijn.
Spreker gelooft niet dat zij goed zijn en is over
tuigd dat het het beste zal zijn om te besluiten de
woningen direct te verbeteren. Wel zegt de direc
teur der gemeentewerken dat de gebreken zooveel
mogelijk zijn verholpen, maar radicaal is het niet
gebeurd. Hij zegt dat zulk een radicale verbetering
3100.zal kosten. En als hij niet overtuigd was
dat het noodzakelijk is, zou hij niet een dergelijk
voorstel doen. Laat dus de Raad eerst hesluiten,
zegt spreker, de woningen bewoonbaar te maken.
Wat de schadeloosstelling betreft, spreker gelooft
niet dat er een groot bezwaar is om de bewoners 4
weken huur te schenken' als schadevergoeding. Er
is toch goed van hun bedorven, zonder hun schuld.
De Voorzitter heeft den heer Dijstra hooren zeg
gen, dat de bewoners wel een beetje overdreven
hebben. Spreker is overtuigd dat zij sterk overdre
ven hebben. Zooals hij reeds heeft medegedeeld,
heelt spreker verscheidene bewoners gesproken en
heeft hij den indruk gekregen, dat het er adressan
ten om is te doen er een slaadje uit te slaan. Enkele
bewoners hebben er zooveel van gezegd dat spre
ker overtuigd is dat de zaak daarom op touw is
gezet. Over de vloeren toch is nooit eerder een
klacht gehoord dan nu. Spreker begrijpt den in
druk niet, die de lieer Dijkstra van de woningen
heeft gekregen. Er zijn toch woningen bij, die een
zeer gunstigen indruk op spreker hebben gemaakt.
Dat hangt echter sterk af van de meerdere of
mindere netheid der bewoners. Daardoor zagen
sommige er slecht uit. De voorstelling, welke de
heer Dijkstra van de zaak geeft, als zou de tegen
woordige Directeur de fouten niet willen erken
nen, is ook niet juist. Deze directeur toch heeft
de woningen zelf niet gebouwd en niets zou voor
hem gemakkelijker zijn geweest dan te zeggen: de
woningen zijn slecht gebouwd. In weerwil van den
sterken steun, welke'de bewoners in den Raad
reeds bij een vorige bespreking hadden, blijft de
directeur zijne meening handhaven, dat de klach
ten overdreven zijn en vindt hij geen termen om
schadevergoeding te geven.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel-Terpstra om schadevergoeding te
geven wordt verworpen met 13 tegen 9 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Schaafsma. Nijholt,
Collet, Hiemstra, Zandstra, Dykstra, Dystra, Tie-
mersma en Terpstra.
Tegen de heeren: Haverschmidt, van Weideren
baron Rengers, Attema, Schoondermark, Menalda,
Peletier, Tulp, Cohen, de Haan, de Vos, Berghuis,
Fransen en Oosterhoff.
De Voorzitter zal nu over de verbetering der
woningen laten stemmen.
De heer Hiemstra (Wethouder) zegt dat de
zaak zoo zit. De directeur der gemeentewerken
zegt: er is iets aan gedaan, maar niet voldoende.
Hij geeft een middel aan de hand tot afdoende
verbetering.
De Voorzitter: „nieuwe woningen".
De heer Hiemstra (Wethouder): „neen een meer
bescheidener middel, het beschieten van het dak".
Dit is, zegt spreker, de grootste grief, dat de direc
teur van het standpunt uitgaat, dat de gemeente
de woningen niet te goed moet maken, omdat men
er de bewoners dan niet weer uit krijgt
De Voorzitter: „dat heeft hij even terloops ge
zegd".
De lieer Hiemstra (Wethouder) vervolgt en zegt
dat dit een absoluut onjuist standpunt is. Betrof
het een tehuis voor dakloozen dan stond de zaak
anders. Er zyn geen woningen te krijgen en nu
moet de gemeente de menschen, die zij onderdak
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 Maart 1918 71
helpt, niet dwingen zoo spoedig mogelyk heen te
■gaan door de woningen slecht te houden.
De menschen zyn verplicht er te wonen tegen
een behoorlijk hooge huur en daartegenover is de
gemeente verplicht de woningen in orde te houden,
vooral, waar zooeven het beginsel is aangenomen,
dat eventueele schade voor rekening der bewoners
is. Het is de plicht der gemeente ervoor te zorgen
dat de bewoners geen schade lijden en spreker
•meent dan ook dat de Raad het voorstel-Terpstra
■moet aannemen.
De lieer Fransen zegt dat zoolang als de wonin
gen bewoond worden deze behoorlijk moeten wor
den onderhouden, maar wil van extra onkosten
niets weten. Toen indertijd de kwestie van het
bouwen dezer woningen in den Raad is behandeld,
heeft hij gezegd de ÖOÖO,— hieraan besteed, te
beschouwen als weggeworpen geld en het beter te
achten direct goede woningen te bouwen.
De Voorzitter doet opmerken, dat de heer Hiem
stra zich vergist in zijne redeneering, dat de direc
teur der gemeentewerken de woningen slecht wil
honden ten einde de bewoners spoediger kwijt te
raken. Hij schrijft toch in zijn rapport:
„Ik heb gedurende den bouw van de Centrale
keuken een der woningen tijdelijk als directiekeet
■laten gebruiken, zo.odat de toezichthebbende op
zichter tevens de bruikbaarheid van de woning kon
nagaan. Deze verklaarde dat de geopperde klach
ten zeer overdreven waren en dat de woning zeer
goed bruikbaar is.
Ook ik kom tot die conclusie en ben er daarom
niet bijzonder voor, nog meerdere onkosten aan
deze hulpwoningen te maken. Te goed mogen
ideze houten woningen ook niet worden gemaakt,
■anders bestaat er kans dat ze steeds als woning in
gebruik blijven en niet spoedig genoeg opgeruimd
worden".
Als de gemeente zooveel aan de woningen
doet, zal zij er niet licht toe besluiten ze op te rui
men. Dat is de bedoeling van den Directeur en niet
om de bewoners er eerder uit te krijgen. Dat is
•een geheel andere redeneering.
Er is nu ook weer eene aanbieding gekomen van
een aannemer om de gemeente aan goedkoope
■noodwoningen te helpen. De Directeur wil daar
niet aan. Hij wil niet meer minderwaardige wo
ningen, die niet zoo spoedig zullen worden opge
ruimd. Daarom wil hij nu aan de woningen niet
meer besteden dan noodig is om ze bruikbaar te
maken. Na de opmerking van den opzichter, die
'er een heeft gebruikt bij den bouw der Centrale
keuken, dacht de directeur flat de woningen bruik
baar waren. Spreker zal het voorstel-Terpstra in
stemming brengen.
De heer Fransen: „wat sluit dat in?"
De Voorzitter gelooft dat hot de bedoeling is de.
woningen zoo te verbeteren als de directeur aan
geeft.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel-Terpstra wordt met 13 tegen 9
stemmen verworpen.
Vóór stemmen de heeren: Schaafsma, Nyholt,
Collet, Hiemstra, Zandstra, Dijkstra, Dijstra, Tie-
mersma en Terpstra.
Tegen de heeren: Berghuis, Fransen, Oosterhoff,
Haverschmidt, van Weideren baron Reng'ers, Atte
ma, Schoondermark, Menalda, Peletier, Tulp,
Cohen, de Haan en de Vos.
14 (agenda no. 15). Voorstelder Commissie voor
het ontwerpen van strafverordeningen tot wijziging, in
verband met het raadsbesluit van 13 November 1917
(vervroegde sluiting van tapperijen) van de verordening
op de openbare vermakelijkheden (bijlage no. 9).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Tulp verklaart niet met het voorstel te
kunnen meegaan. Als het toch wordt aangenomen,
wordt eene groote onbillijkheid geschapen. De
kleintjes zal toch de gelegenheid worden benomen,
om hunne zaken te exploiteeren, terwijl de grootex^
hun gang kunnen gaan. Hij acht de vaststelling,
van een dusdanig sluitingsuur dan ook onbillijk.
De eigenaars der tapperyen zullen hunne lokalitei
ten zoo gezellig mogelyk inrichten.
De Voorzitter doet den heer Tulp opmerken, dat.
over het principe in November 1917 reeds is be
slist en dat nu slechts ,een formeel besluit behoeft
te worden genomen. Het gaat dus niet aan het
principe thans wTeer te bespreken.
De heer Peletier is hef oneens met den heer Tulp.
Na de opmerking van den Voorzitter ziet spreker
van het wootd af.
De beraadslaging wordt gesloten.
Wordt overgegaan tot artikelsgewyze behan
deling.
De onderdeelen IIV van het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders worden onveranderd
vastgesteld.
De verordening' in haar geheel wordt met 18
tegen 4 stemmen vastgesteld.
Vóór stemmen de heeren: Tiemersma, Peletier,
Cohen, Terpstra, de Haan, Fransen, Oosterhoff,
Schaafsma, Nijholt, Haverschmidt, Collet, van
Weideren baron Rengers, Hiemstra, Schoonder
mark, Menalda, Zandstra, Dykstra en Dystra.
Tegen de heeren: Tulp, de Vos, Berghuis en,
Attema.
15 (agenda no. 15). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der regeling van de jaarwed
den der ambtenaren ter secretarie (bijlage 12).
(Zie verslag 26 Februari 1918).
Algemeene beschouwingen worden niet gehou
den.
Wordt overgegaan tot artikelsgewyze behande
ling.
Onderdeelen I en II worden onveranderd vast
gesteld.
De verordening in haar geheel wordt met alge
meene stemmen vastgesteld.
16 (agenda no. 17). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot stichting van 26 burgerwoningen aan
een zijstraat van de Bleeklaan.
Dit voorstel luidt als volgt:
Ter verdere vermindering van het gebrek aan
kleinere burgerwoningen, als waarop betrekking
had Uw besluit van 11 December 1917, zyn door
het bureau gemeentewerken 28 woningen van ver
schillend tyn'e ontworpen op een terrein nabij den
thans aangevangen bouw aan de Tjerk Hiddes-
st-raat en wel in de buurt van het Noordvliet aan
een zijstraat van de Bleeklaan. De schaarschte
aan woningen van deze soort is hier van een zoo-
danigen omvang, dat de gedachte aanbouw daar-