126 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 April 1918.
de bonnen die zij niet kon inwisselen, aan de juf
frouw waar zij werkte heeft afgestaan. Als er tijd
was geweest om er rustig over na te denken, had
eene betere distributieregeling kunnen worden ge
troffen.
Dan wil spreker erop at tendeer en, dat de bewa
ring der aardappelen en van de rijst liet vorig jaar
te wenschen heeft overgelaten. Dat zou ook beter
gebeurd zijn als de directeur meer tijd had gehad.
Spreker hoopt dat Burgemeester en Wethouders
zich zullen losmaken van het standpunt in liet prae-
advies ontwikkeld, dat hij vaste spreekuren wil
houden en dat hij zal besluiten een groot deel van
zjjn ander werk aan kant te doen, ten einde meer
tijd te hebben voor de distributie. Indien dat niet
kan, zal er een ander moeten komen, die er allen
tijd en energie voor heeft. Spreker heeft de mede-
deelingen over de bokking gehoord. Men heeft op
bon 24 bokking kunnen krijgen en nu is gisteren
bon no. 23 opnieuw geldig verklaard en bon no. 24
weer buiten werking gesteld. Spreker kan zich
voorstellen, dat iemand die te weinig tijd heeft zoo-
iets doet. Dat moest echter niet voorkomen. De
directeur had moeten weten hoeveel bokking er
kwam en bij eenvoudige berekening had hij dan
kunnen weten dat bon no. 23 Zaterdag nog niet
verbruikt kon zijn. En dan had de publicatie ten
opzichte van bon no. 24 niet moeten gebeuren, zoo
lang op bon no. 23 nog allen geen bokking hadden
gekregen. Al die dingen spruiten niet voort uit ge
brek aan capaciteit, maar omdat de directeur te
weinig tijd heeft. Hij is teveel bezet en spreker her
haalt, dat de directeur meer tijd beschikbaar moet
stellen voor de distributie.
Wat het derde gedeelte van het voorstel betreft,
daarmee gaan spreker en zijne partijgenooton vol
komen accoord met Burgemeester en Wethouders.
Ook zij willen de bestaande levensmiddelencom
missie omzetten in eene commissie uit de burgerij.
Spreker en zijne partijgenooton nueemen, dat èn de
directeur èn de Burgemeester, die door Burgemees
ter en Wethouders met de regeling is belast, daar
door heter op de hoogte kunnen worden gebracht,
zoodat ook beter kan worden ingegrepen. Boven
dien komt het publiek, dat dan meer in aanraking
komt met de levensmiddelendistributie, beter op
de hoogte met de moeilijkheden die de distributie
meebrengt. Wat de inventarisatie betreft, liet heeft
spreker genoegen gedaan in den brief van den bur
gemeester aan den Minister, die betrekking heeft
op het voorstel tot inventarisatie, de volgende pas
sage te lezen:
„Wij gaan hier uit van de gedachte dat niets de
nood der tijden moeilijker te dragen maakt, dan
het besef dat niet iedereen zooveel mogelijk gelijk
wordt behandeld".
Die zinsnede maakt spreker geheel tot de zijne.
Het college heeft hiermee de oorzaak der relletjes
die hier en daar zijn voorgevallen en ook hier ge
lukkig niet ernstig plaats vond, juist weer gege
ven. Als de inventarisatie werd toegepast, zou dit
op de burgerij een flinken indruk maken.
Spreker leest verder: „Doch ook de ongelijkheid
tusschen de ingezetenen eener zelfde gemeente
dient o.i. zooveel mogelijk te worden vermeden nu
de toestand inderdaad bedenkelijk dreigt te wor
den".
Zeker, zegt spreker, de toestand wordt bedenke
lijk. En spreker voorspelt, dat liet in den volgen
den winter nog veel erger zal worden. Hij gelooft
niet dat de wijze waarop de verbouw van vruchten
wordt geregeld veel zal helpen.
Burgemeester en Wethouders stellen zich op het
standpunt, dat de inventarisatie met in beslagne
ming niet veel zal opleveren. Over het materieele
kan men verschillen, maar de inventarisatie heeft
ook zedelijke waarde. Ook daarovior denken Burge
meester en Wethouders gelijk als spreker en zijne
partijgenooten. De zedelijke invloed op de bevol
king is groot. Wat de opbrengst betreft, de een
meent dat inbeslagname veel, de ander dat zij wei
nig zal opbrengen. Spreker wil daarover niet twis
ten. Dat moet worden nagegaan. En hef doet spre
ker genoegen dat de Minister reeds toestemming
heeft gegeven tot de inventarisatie. Spreker dient
daarom de volgende motie in.
de Raad, gehoord de besprekingen over gemeen
telijke inventarisatie en inbeslagname van levens
middelen,
overwegende dat de Minister reeds bij voorbaat
zijne toestemming voor dezen maatregel heeft toe
gezegd,
noodigt den Burgemeester uit tot inbeslagname
en inventarisatie van levensmiddelen over te gaan.
Het volgende deel van het voorstel betreft de
verstrekking van melk en ondermelk tegen ver
laagden prijs. Spreker weet dat de distributie van
volle melk tegen verlaagden prijs aan de gemeente
groote offers kost. Hij gelooft echter dat met het
beschikbaar stellen van ondermelk tegen verlaag
den prjjs ook wel iets kan worden bereikt. Bij de
volksklasse en de burgerij bestaat nog een voor
oordeel tegen de voedingswaarde van ondermelk.
Deze melk echter bevat zeer veel voedsel en spre
ker vraagt daarom of Burgemeester en Wethou
ders willen overwegen te trachten ondermelk be
schikbaar te krijgen en tegen lagen prijs te distri-
bueeren. De vischvoorziening stond, toen het voor
stel werd ingediend, in liet teeken van overschrij
ding van de maximumprijzen. Die werden met meer
dan de helft overschreden. De maximumprijs toch
was 14 cent en de schol werd verkocht voor 25 en
30 cent per pond. Spreker meent er de aandacht
op te moeten vestigen dat de visch beschikbaar
moet zijn tegen maximumprijs. Hij vraagt hoe het
mogelijk is dat de visch zoolang boven maximum
prijs is verkocht en waarom niet eerder is inge
grepen. Spreker weet wel dat het gevolg van de
handhaving der maximumprijzen is dat er geen
visch meer komt. Als echter alle burgemeesters den
maximumprijs handhaven zal de Minister wel zor
gen dat de visch kan worden gedistribueerd.
Tot het laatste gedeelte van het voorstel ko
mend, heeft spreker eerst gemeend niet een voor
stel aan den Raad te moeten doen. Hij is daarvan
teruggekomen omdat als liet college van Burge
meester en Wethouders doorgaat met de verdeeling
der werkzaamheden als tot nu toe, het wel de ver
antwoordelijkheid op zich laadt, maar de Raad niet
verantwoord is als hij zijn waarschuwende stem
niet laat liooren. Spreker weet wel dat de verdee
ling der werkzaamheden aan het college zelf com
peteert, maar hij gelooft dat het heter is dat
iemand, die met de levensmiddelendistributie is
belast, zoo weinig mogelijk ander werk heeft. En
dat zal nog te meer in de toekomst noodzakelijk
zijn, als er nog veel meer distributie komt en er
uit eigen productie moet worden geput. Het is
daarom goed dat er eerie regeling wordt getroffen
zoo, dat degene die met de levensmiddelendistr i -
butie is belast, zoo weinig mogelijk ander werk
heeft en zooveel mogelijk zijn tijd aan de distri
butie kan wijden'. Op zich zelf heeft spreker geen
bezwaar tegen eene regeling als nu bestaat en
waarhij de Burgemeester in verhand met zijne be
voegdheid tot inbeslagname met de levensmiddelen-
distributie is belast. De Burgemeester bezit toch
capaciteit, kracht en werklust genoeg om de distri
butie te maken tot wat die moet zijn. De tekort
komingen ontstaan dan ook alleen, doordat de bur-
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 April 1918 127
gomeester te veel ander werk heeft. Hij wil het
college dan ook verzoeken te overwegen of het
werk niet anders kan worden verdeeld, opdat de
Burgemeester meer tijd voor de levensmiddelen
distributie kan vrij maken.
De heer Dykstra wil, naar aanleiding van het
voorstel van Burgemeester en Wethouders en
vooral naar aanleiding der punten 2 en 3 eenige
dingen zeggen. Spreker zal, als lid der levensmid-
delencommissie met punt 3 beginnen. Hij is eenige
maanden lid geweest van de commissie en daardoor
met het werk bekend. Hij meent dat er alle reden is
om zich hij het voorstel aan te sluiten om de be
staande commissie te vervangen door eene com
missie uit de burgerij, zooals dat is omschreven. Hij
moet echter naar aanleiding van dit lidmaatschap,
misschien bij het scheiden van de markt, nog eenige
opmerkingen maken.
In de vorige vergadering is spreker geschrokken
van de mededeelingen omtrent de aardappelen. Hij
heeft toen medegedeeld dat door hem een onder
zoek was ingesteld en de vrijheid genomen er de
aandacht op te vestigen. Als lid der levensmidde-
lencommissie was hem opgedragen een onderzoek
in te stellen naar aanleiding der ingekomen klach
ten. Spreker voegt eraan toe dat hij in de commis
sie is gekomen met de mededeeling, dat hij erover
dacht terzake een interpellatie in den Raad te hou
den, maar dat hij, omdat de commissie toevallig
vergaderde, deze zaak daar ter sprake bracht. De
Voorzitter heeft spreker toen beantwoord. Het trof
spreker toen onaangenaam, dat de Voorzitter in
die raadsvergadering kwam met een rapport van
een deskundige, omdat hij buitengewoon gesteld is
op geschikte samenwerking. Als men toch een op
dracht krijgt van eene bepaalde commissie, dan is
men verplicht van zijne bevindingen aan die com
missie rapport uit te brengen of den Voorzitter
zijne bevindingen mede te deelen. Het verloop der
geschiedenis is den Voorzitter en den Raad wel be
kend. Maar spreker wil er nog iets aan toevoegen.
In de eerste plaats heeft die geschiedenis de lei
ding gegeven tot een polemiek in de bladen. Het
spijt spreker niet dat de Voorzitter de aardappe
len-kwestie in het openhaar heeft besproken. Het
is dan ook wel goed geweest dat er een paar letters
over in de bladen hebben gestaan. Een ding heeft
snreker echter getroffen en wel de pertinente mede
deeling van den Voorzitter, dat over de aardappe
len geen klachten waren ingekomen. Spreker weet
dat wel beter. Hij verneemt, nu ook dat de Voor
zitter naar aanleiding der ingezonden stukken een
nader onderzoek laat instellen. Dat is zijn zaak. En
nu is het hem hekend dat er wel 7 of 8 personen
met klachten zijn geweest..
De Voorzitter: „niet hij mij".
De heer Djjkstra: „bij den Directeur of bij U, dat
is mij precies gelijk". LT is de verantwoordelijke
man, daarna de Directeur".
Spreker vervolgt en zegt de beschikking te heb
ben over de namen van een 8-tal personen hij zal
ze in openbare vergadering niet noemen die
pertinent verklaren met klachten te zijn geweest bij
den Directeur, waar zij ook moesten zijn. Hoe de
Voorzitter dan ook kan beweren dat er geen klach
ten zijn ingekomen, begrijpt spreker niet. Als er
toch klachten bij den Directeur komen, bij den man,
die met den Voorzitter samenwerkt, moet de Voor
zitter door hem op de hoogte worden gesteld.
Wat het verweer van den gemeentelijken deskun
dige betreft, deze durfde verklaren dat de zaak
wel in orde was en hij machtigde den Voorzitter -
spreker weet niet onder welken invloed om die
verklaring te publiceeren. Sprekers onderzoek heeft
het anders uitgemaakt. Hij acht het dan ook nood
zakelijk, dat er eeni Directeur komt, die zich geheel
aan het levensmiddelenbedrijf wijdt. En niet alleen
om de aardappelen, ook om de andere zaken. De
vat- en stapelgroenten toch zijn dezen winter ver
strekt op een manier, die niet door den beugel kan.
Ook die zaak heeft spreker onderzocht. Van den
heer van Apeldoorn verscheen een advertentie in
de bladen, dat er voldoende vat- en stapelgroenten
voorradig waren. Hij deed dat om het gebruik te
bevorderen. Aan spreker is gebleken, dat die voor
raad vrij wat te wenschen heeft overgelaten. Hij
weet dat er een grossier is die bestelt als lii j nooodig
oordeelt.
Spreker weet wel dat als de gemeente de leve
rancier is, hij met de grossiers niets te maken heeft,
maar wel met den Directeur. Het is toch voorge
komen, dat iemand 3 weken zonder zuurkool zat,
iemand die 400 KG. snijboonen bestelde, kreeg in 4
weken 50 KG. Als dat gebeurt, terwijl er voorraad
is, wat moet er dan, vraagt spreker, gebeuren bij
schaarschte! De mensehen zaten soms 3 weken zon
der uien, 4 weken zonder kool, 4 weken zonder knol
rapen. Dat is de schuld van het levensmiddelenbe
drijf. Een artikel als koolrapen, voor de arbeiders
bevolking van zooveel gewicht, omdat het zoo ge
schikt is voor stamppot, in 4 weken niet voorradig,
dat is, meent spreker, niet te verdedigen.
Leeuwarderadeel ontving op 8 April nog 10.000
KG. koolrapen, Leeuwarden op 2 April de laatste
8000 KG. Op dien datum had Leeuwarderadeel nog
8000 KG. ontvangen en Amsterdam op 15 April
nog 15.000. Leeuwarden ontving op laatstgenoem
den datum niets. Als er tijdig een grooter kwantum
was besteld wij zitten er hier midden in had
Leeuwarden meer gekregen. Het heeft ontvangen
wat besteld is. Had men 20, 30 of 40 meer be
steld, dan had men dat ook gekregen. Hij weet dit
uit de eerste hand, n.l. van den controleur der
Rijksgroentencentrale.
Met de wortelen gaat het precies eender als spre
ker de vorige week over de aardappelen heeft
medegedeeld. Het jongste kwantum is van 15 April
n.l. 12.000 KG. De Centrale levert ze getarreerd op
8 a 10 Die 140 zak is zoo naar den kleinhandel
gegaan zonder over de tarra te spraken. Die komt
dan precies als bij de aardappelen, ten nadeele van
den venter of den consument
De Voorzitter: „bij de aardappelen wordt de
tarra afgetrokken".
De heer Dijkstra: „daar hebben wij de vorige
week al over gesproken. Als het U niet duidelijk
is
De Voorzitter: „het is mij zoo duidelijk, dat ik er
niets van begrijp".
De heer Dijkstra: „als de groentencenitrale 8 a 10
tarra berekent, dan behoeft dat niet te worden
betaald".
De Voorzitter: „bij de aardappelen gebeurt zulks
niet. Het zal worden onderzocht".
De heer Djjkstra vervolgt en zegt dat het toe
zicht veel te wenschen overlaat. Spreker wil daar
mee niet zeggen, dat de Directeur niet de rechte
man is op de rechte plaats. Hij is overtuigd dat de
heer van Apeldoorn groote capaciteiten heeft,
maar spreker dringt erop aan dat men de zaak zoo
regelt, dat de directeur zijn geheele kracht kan wij
den aan de distributie.
De heer Nyholt zal niet veel zeggen na het uitste
kend betoog van den heer Schaafsma en de aan-