142 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Mei 1918.
warder Waterleiding Maatschappij tijdelijk de tarieven
met 20 pCt. worden verhoogd.
Dit voorstel luidt als volgt:
Om prae-advies is in onze handen gesteld een tot
U gericht adres d.d. 20 Maart 1.1. van de Leeuwar
der Waterleiding Maatschappij, waarhij met het
oog op de gestegen exploitatiekosten verhooging
harer tarieven met 20 wordt gevraagd.
Daar de tot. dusver bekende dividenden der maat
schappij van de laatste jaren niet wezen op een
achteruitgang in de uitkomsten van het bedrijf,
hebben wij, alvorens U ter zake een voorstel te
doen, ons ervan bij haar vergewist, dat ook hier,
als bij zoo tal van andere zaken, de bijzondere om
standigheden den laatsten tijd inderdaad een in
vloed ten ongunste uitoefenen.
Uit de verkregen inlichtingen is gebleken, dat
de eerste jaren van den oorlog werd geteerd op de
in voldoende hoeveelheid aanwezige grondstoffen
(brandstof, chemicaliën enz.) en dat in 1916, ook
al stegen de exploitatiekosten, de winst kon gelijk
blijven door extra groote contracten met afnemers.
Doch in 1917 is deze laatste compensatie niet meer
in. haar geheel aanwezig. Alle kosten, die van
grondstoffen, maar ook die van loonen en vrach
ten, zijn toenemende tegenover een verminderd
watergebruik (bakkeryen, slagerijen, baden, straat-
schrobben) - de winst wordt op 12.000.min
der geschat dan in 1916 of pl.m. 1/6 lager terwijl
in .1918 verder doorgaande stijging der uitgaven
tegenover toenemende vermindering der inkomsten
is te verwachten.
Onder deze omstandigheden komt ons het ver
zoek der Maatschappij alleszins gewettigd voor,
zoodat een tijdelijke tarief verhooging niet zou mo
gen worden tegengehouden. In overleg met de
Maatschappij zouden wij deze met 12 Mei e.k: en
dan tot wederopzegging willen laten ingaan.
Met wederaanbieding van het adres stellen wij
U dus voor te besluiten:
goed te- keuren dat door de Leeuwarder Water
leiding Maatschappij met ingang van 12 Mei 1918
tot. wederopzegging toe de tarieven, bedoeld in en
voortvloeiende uit de artikelen 16 en 17 der aan
haar verleende gemeentelijke concessie, met 20
worden verhoogd.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Haverschmidt is met Burgemeester en
Wethouders van mielening, dat er aanleiding be
staat de Waterleidingmaatschappij tegemoet te ko
men. Spreker stelt echter de vraag of 20 pCt. niet
wat ruim is gerekend. Als voorbeeld neemt spreker
een contract waarbij het water 40 cent per M3. kost,
welk cijfer dus met 8 cent zal worden verhoogd.
Waar nu het gemeentebestuur van Amsterdam be
rekent in een voorstel aan den Raad, dat wegens
buitensporige bedrijfskosten de kostprijs van het
water 2% cent per M3. meer bedraagt, daar begrijpt
spreker niet-, dat het hier zooveel hooger moet zijn.
Men denke niet licht over deze verhooging. Het
zal Eigen Brood 160.het gasthuis St. Anthoon
ook 160.en de Woningvereeniging 600.kos
ten, en daarom vraagt spreker of bijzondere! fac
toren het verschil wettigen tussehen het water in
Leeuwarden en in Amsterdam.
De heer Dijstra acht eveneens onvoldoende gemo
tiveerd waarom de verhooging nu juist 20 Pct.
moet zijn. De exploitatierekening van de Waterlei
dingmaatschappij was bij de stukken niet overge
legd, en spreker kan den indruk niet van zich af
zetten, dat hier cijfers ter beoordeeling worden ge
geven, waarvan men den maatstaf niet kent. Spre
ker zou, voor hij aan dit voorstel zijn stem geeft.,
willen weten hoe de zaak van de Waterleiding
maatschappij in elkaar zit, en in welke verhouding
de 12.000.mindere winst staat tot de uitkom
sten van het geheele bedrijf. De beoordeeling van
de vraag of de Waterleidingmaatschappij zonder
deze verhooging moet werken met verlies, is zonder
nadere gegevens niet mogelijk.
De heer Nijholt steunt het betoog van den- vorigen
spreker. Het overgelegde advies was ook spreker
erg duister, en omtrent de vraag of de verhooging
van 20 pCt. het verlies van 12.000.goed maakt,
of dat het een bate geeft twee of driemaal zoo groot,
daaromtrent vindt men bij de stukken geen inlich
tingen. Ook heeft spreker geen meerdere gegevens
kunnen verzamelen omdat het prae-advies zoo laat
kwam. Dit is voor spreker aanleiding om voor te
stellen, dat het voorstel tot de volgende vergade
ring aangehouden wordt, opdat Burgemeester en
Wethouders gelegenheid hebben met meer mate
riaal te komen, in. de eerste plaats met cijfers om
trent den omzet van de Waterleidingmaatschappij,
opdat men kan beoordeelen hoeveel die 20 pCt. is.
Ook zou spreker graag inlichtingen ontvangen om
trent de winsten van de laatste jaren, en omtrent
de exploitatierekeningen en de balansen der maat
schappij. De mogelijkheid bestaat immers, dat er
zooveel aan reserves op de balansen geplaatst is,
dat de maatschappij zelf ook wel de risico kan dra
gen.
De heer Haverschmidt merkte op, dat het voor
verschillende vereenigingen er nog al erg in loopt.
Voor particulieren ook, wilde spreker opmerken.
En daaronder zijn er, die de verhooging heel slecht
kunnen betalen.
Spreker eindigt met voor te stellen aanhouding
van het punt, met. verzoek aan Burgemeester en
Wethouders om intussehen meer cijfers over te leg
gen. 1
De heer Berghuis (Wethouder) is het met den
heer Nijholt eens dat het feit, door den heer Haver
schmidt naar voren gebracht, dat enkele vereenigin
gen bijzonder worden getroffen, minder van belang
is. Wanneer een combinatie van contracten in één
hand is, spreekt het vanzelf dat die meer moet be
talen, en dat doet niets af van het recht van de
maatschappij om de tarieven te verhoogen.
Het lag in de bedoeling dat de laatste jaarversla
gen van de Waterleidingmaatschappij bij de stuk
ken zouden worden ter inzage gelegd. Tot sprekers
spijt is dit niet gebeurd. Daarom gelooft spreker
dat het gewenscht is, het punt aan te houden, opdat
Burgemeester en Wethouders alsnog gelegenheid
hebben die stukken voor de raadsleden ter inzage
te leggen.
De heer Beekhuis zou over iets anders willen
spreken dan over de hoegrootheid van de verhoo
ging. Het voorstel luidt, dat de tarieven met 12 Mei
1918 worden verhoogd. Wordt hier zoo vraagt
spreker niet over het hoofd gezien, dat er con
tracten bestaan tussehen de abonnees en de maat
schappij, zoodat de gemeente niet verder kan gaan,
dan goedkeuren, voor zoovele! de gemeente betreft,
dat. die contracten worden verhoogd? Daar hebben
Burgemeester en Wethouders zich evenwel niet toe
bepaald. De vraag of op 12 Mei de verhoogde tarie
ven zullen ingaan, is een kwestie tussehen de parti
culieren en de maatschappij. Daar moet de gemeen
te zich niet in mengen. Voor verschillende personen
die een vast contract hebben met. de Waterleiding
maatschappij, en die b.v. doordat zij geen gebruik
meer maken van een bad, thans minder, water ge
bruiken, bestaat er gelegenheid om b.v. op 1 Juni
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Mei 1918. 148
een lager tarief te nemen. Gaat het nu aan, om ook
voor dezen voor te schrijven dat het nieuwe tarief
op L2 Mei zal ingaan!
De heer Berghuis (Wethouder) betoogt dat de
heer Beekhuis dwaalt. De concessie-voorwaarden
bepalen, dat de tarieven moeten worden goedge
keurd door het gemeentebestuur, en dat is altijd zoo
opgevat, dat de Raad hierover beslist. Doch het,
gaat hierbij enkel om de wijziging der tarieven, en
dit heeft niets te maken met de contractueele ver
bintenissen van de Waterleiding-maatschappij met
particulieren. Voor de naleving daarvan moeten die
particulieren zelf zorgen.
De heer Beekhuis .had dat er niet in gelezen, en
is nu blij dat hij dit punt ter sprake heeft gebracht,
omdat het nu duidelijker is geworden. Veie parti
culieren zouden anders allicht gemeend hebben, dat
zij van 12 Mei af den hoogeren prijs moesten betalen.
De heer Berghuis (Wethouder). Dat hangt van
het contract af. De particulieren behouden hun rech
ten, onafhankelijk van de beslissing van den Raad.
De Voorzitter. Er zullen met 12 Mei wel nieuwe
contracten worden afgesloten.. Daarom is het goed
dat die datum staan blijft,
De heer de Haan vraagt om bij aanhouding van
dit punt ook nog de concessie-voorwaarden ter in
zage te leggen.. Spreker heeft daar tevergeefs naar
gezocht.
Het voorst el-N yholt tot aanhouding van dit punt
tot de volgende vergadering wordt, hierna zonder
hoofdelijke stemming goedgekeurd.
<5 (agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en Wet
houders, om goed te vinden, dat de huur van de
perceel en weiland, kadastraal bekend in sectie G. nos.
3651 en 3652 door den tegemvoordigen huurder D. J.
Huitinga wordt overgedragen aan B. Bergsma, alhier.
Dit voorstel luidt als volgt:
Bij den aankoop ten vorige jare van de landen
tussehen den weg Achter de Hoven en de Potmarge
ten zuiden van de spoorlijn LeeuwardenGronin
gen zijn1 mede in handen der gemeente gekomen de
beide perceelen nos. 3651 en 3652, den 5en Maart j.l.
door haar aanvaard en door den vorigen eigenaar
tot 12 November 1921 verhuurd aan D. J. Huitinga
alhier voor 480.per jaar, uitsluitend om te be
weiden. Volgens artikel 3 van de overeenkomst zal
de huurder het gehuurde zelf moeten gebruiken er:
het zonder toestemming van den verhuurder
thans de gemeente niet aan een ander mogen
overdoen.
De huurder en P. Bergsma, die krachtens raads
besluit van 26 Maart 1918 no. 113R/63 van het com
plex landen aan de Tynje reeds een deel in huur
heeft, vragen, voorloopig voor een jaar, alzoo tot
5 Maart 1919, de een de huur aan den in de tweede
plaats genoemde over te doen, deze laatste om die
te mogen overnemen.
Aangezien met het oog op den persoon van dezen
nieuwen huurder daartegen geen bezwaren kunnen
bestaan en ook de deskundige voor de gemeentelijke
landerijen zich daarmede vereenigt, hebben wij de
eer U voor te stellen te besluiten
goed te vinden dat gerekend met ingang van
5 Maart 1.1. tot gelijken datum in 1919 en^ zoo ge
wenscht,ter nadere beoordeeling van Burgemeester
en Wethouders, telkens voor een volgend jaar, uiter
lijk tot het einde van het loopende huurcontract de
huur van de perceelen weiland, kadastraal bekend
in sectie G nos. 3651, groot 1.21.04 H.A. en 3652,
groot 1.73.10 H.A., op de bepalingen van de be
staande onderhandsche overeenkomst van Augustus
19.17, geregistreerd den 8 Augustus 1017 in deel 51
folio 120 verso vak 1 door I). J. Huitinga wordt
overgedaan aan P. Bergsma, alhier.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten over
eenkomstig dit voorstel.
6 (agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en Wet
houders tot het aanwijzen van een rooilijn aan de noord
zijde van de straat ten oosten van den weg Achter de
Boven in het verlengde van de Willem Lodewijkstraat
tot aan het oostelijk gelegen fabrieksterrein.
Dit voorstel luidt als volgt:
Bij adres van den 27en Februari j.l. verzocht J.
Rosier, timmerman alhier, een gedeelte van het ter
rein aan het 2e Kanaalpancl in het verlengde van
de Willem Lodewijkstraat, perceelen sectie G nos.
6145 en 9477, in erfpacht te mogen ontvangen. Deze
aanvrage komt nog nader bij I aan de orde.
Intussehen wenscht Rosier op het bedoelde ter
rein eene woning te bouwen en vroeg daarvoor de
vereischte vergunning, welke bereids is verleend,
onder meer op voorwaarde, dat de woning in de
nader aan te geven rooilijn moet worden geplaatst.
In verband daarmede stellen wij Uwe Vergade
ring voor, voor de straat ten oosten van den weg
Achter de Hoven in, het verlengde van de Willem
Lodewijkstraat tot aan het oostelijk gelegen fa
brieksterrein, kadastraal sectie G nos. 6145 en 9477
de rooilijn aan de noordzijde te bepalen zooals op
het hierhy overgelegde kaartje in roode lijn is aan
gegeven.
Dit voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
7 (agenda no. 8). Nader voorstel der commissie voor
het ontwerpen van strafverordeningen tot wijziging van
de Bouwverordening, (bijlage no. 14 van 1918.)
De beraadslagingen, worden geopend.
De heer Terpstra merkt op, dat als hy het advies
van den inspecteur goed leest, deze de zolderhoogte
op 2.50 Meter zou willen zien bepaald, gelijk er
thans ook in staat. De commissie evenwel wil de
hoogte bepalen op 2.20 Meter. Hoe zij daartoe
komt is spreker een raadsel.
De Voorzitter. De oplossing van het raadsel is,
dat de commissie niet met het advies meegaat.
De heer Terpstra leest in de memorie van toelich
ting: „De Inspecteur voor liet Woningtoezicht, over
dit punt gehoord, merkt op, dat deze lezing van
het voorschrift niet juist is. Op een zolderverdie
ping worden herhaaldelijk onder het schuine dak
haaks betimmerde slaapvertrekken afgetimmerd,
voorzien van vierkant uitgebouwde dakvensters.
Zoowel uit een oogpunt van hygiëne, als van goede
verhoudingen van het gebouw wordt aangeraden
het 5e lid van artikel 15 dus onveranderd te laten.
De commissie is echter van oordeel, dat overneming
van het denkbeeld van den Inspecteur der Volks
gezondheid aanbeveling verdient, omdat ook zonder
daartoe bepaaldelijk ingericht te zijn, in verreweg
de meeste gevallen in de praktijk de beschoten zol
derverdieping tot slaapgelegenheid dient. Is dit
juist, dan is het ook beter die ruimte zoo in te rich
ten, dat die gelegenheid niet te onhygiënisch zij".
Het gaat dus, zegt spreker, om een hygiënische
zaak, om een zaak van gezondheid, ook bij de com
missie. En dat wil bij hem zeggen, dat er meer ruim
te moet zijn dan 2.20 Meter.
De Voorzitter merkt op, dat de vorige spreker de
zaak niet heeft begrepen, Volgens de bestaande