146 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Mei 1918.
den te zijn, die' ons voor het vervolg aehteruitzet,
en waarom we later niet weer zouden kunnen aan
kloppen.
Als we Leeuwarden vergelijken met plaatsen als
Zaandam en Gorinehem, die kleiner in zielental
zijn en na 1*913 in de 4e klasse geplaatst werden,
Zwolle, Gouda, Den Bosch, Alkmaar en Vlissingen,
die niet duurder zijn dan Leeuwarden, en die al
vóór 1913 in de 4e klasse geplaatst waren, dan mag
men zeggen, dat Leeuwarden reeds veel te lang in
de 5e klasse geplaatst staat. En dan is er geen
reden, om, wijl de tijden abnormaal zijn. nog wat
te wachten. Spreker meent dat de Raad op een
wijziging in classificatie moet aandringen, en is
derhalve zoo vrij op aanneming van zijn motie aan
te dringen.
De Voorzitter merkt op dat het feit dat het voor
stel zoo laat den leden, bereikte, te wijten is aan do
slechte verbindingen, waardoor alle brieven en stuk
ken zoo veel langer tijd vergen. Indien de heer de
Vos wenscht dat het voorstel wordt aangehouden,
moet hij daarvan een voorstel maken.
De heer de Vos: Als de gegevens die ik naar voren
bracht U geen aanleiding geven tot aanhouding,
dan behoeft het voor mij niet aangehouden te wor
den.
De Voorzitter: Die gegevens geven Burgemeester
en Wethouders daartoe geen aanleiding. Maar als
de Raad aanhouding wenscht
De heer de Vos: Ik begin nu de portee te begrijpen
van het voorstel. Met het oog op de 50 opcenten die
de gemeente op de personeele. belasting heft. An
ders zou men toch wel de zaak nader onder oogen
willen zien.
De Voorzitter: Ik constateer dat de heer de Vos
geen voorstel tot aanhouding heeft gedaan.
Bij de vergelijking met andere gemeenten hebben
de heeren niet den maatstaf in het oog gehouden,
die de wet zelf daarbij aanlegt. Men moet niet na
gaan de huren in de verschillende plaatsen, maar
de 'huren van de arbeiderswoningen in verschillen
de plaatsen van ons land. Tegenover de enkele
plaatsen die in de 4e klasse zijn opgenomen, en die
oppervlakkig gezien met Leeuwarden zijn te verge
lijken, staan tal van andere plaatsen die in de 5e
klasse zijn gerangschikt: Breda, Tilburg, Nijmegen,
Wageningen, Bloemendaal (waar zeker een hooger
levensstandaard geldt), Middelburg, Deventer,
Maastricht, Apeldoorn, Zutphen, een groot gedeelte
van Amsterdam. Het is heel moeilijk uit te maken
of Leeuwarden in de vierde klas behoort of niet.
Spreker heeft indertijd den indruk gekregen dat
Leeuwarden in de 4e klasse behoort, n.l. uit een
gesprek met den inspecteur der Directe belastingen.
Voor een juiste beslissing moet men echter heel
wat meer weten dan thans is te berde gebracht.
Wat de vergelijking van huurprijzen betreft, dit
wordt niet met een paar gevallen uitgemaakt. Uit
het door den heer de Vos medegedeelde! zou blijken
dat bijv. in den Haag de huren lager zijn dan hier.
wat heslist niet zoo is.
De heer Sehaafsma: Maar dan heeft men in Den
Haag andere woningen.
De Voorzitter: De woningen zyn hier over het al
gemeen ruim. Spreker heeft als hij met menschen
sprak vaak den indruk gehad, dat de huishuren hier
lager zijn dan elders. Een samenvoeging van eenige
cijfers van personen die hier meer huur moeten be
talen, is geen bewijs dat het hier algemeen duurder
is. Intusschen gaat dit alles feitelijk langs het
voorstel heen. Op het oogenblik zou alleen een voor
stel kans op succes hebben, indien aangetoond werd,
dat hier de Massificatie niet meer deugt en dat
plaatselijke omstandigheden een verandering noo-
dig maken, doordat bijv. zooals te Zuilen, een dorp
een deel van een stad wordt; dan kan tusschentijds
een wijziging worden tot stand gebracht. Maar der
gelijk?. omstandigheden zijn hier niet aanwezig.
De argumenten die zijn aangevoerd, zouden zeer
te stade komen bij een algemeene herziening. En
deze wordt onder de tegenwoordige tijdsomstandig
heden, naar Burgemeester en Wethouders bekend
is, niet ter hand genomen. Zuiver plaatselijke om
standigheden moeten oorzaak zijn van de verander
de toestanden, niet algemeene verschijnsels als de
huurprijsverhooging van thans. Die bijzondere
plaatselijke omstandigheden zijn in Leeuwarden
niet aanwezig, en voor een algemeene herziening is
het thans niet het tijdstip, dat is zeker. Daarom wil
len Burgemeester en Wethouders nu niet met een
adres bij de regeering aankomen.
De heer Sehaafsma heeft met eenige belangstel
ling deze discussies aangehoord, omdat hij reeds in
1916 bij de begrooting op verandering heeft aan
gedrongen. Leeuwarden heeft een reeks van jaren
te veel bijgedragen.
Het is niet juist dat de woninghuren hier lager
zijn dan elders. Uit de enquête gevoerd namens den
directeur-generaal der posterijen, welke zeer serieus
is gevoerd, en. waarin alle abnormale gevallen uit
geschakeld waren, is gebleken, dat Leeuwarden
hooger stond dan andere plaatsen.. Voor dezelfde
prijs had men in Den. Haag en Rotterdam (de verge
lijking met Rotterdam was zeer sterk) meer betere,
gerieflijker en bewoonbaarder woningen dan in
Leeuwarden.
En er komt nog iets by, wat betreft het voordeel
van verandering. Dit geldt meer de ambtenaren en
onderwijzers. In de salarisregelingen voor deze
rijksambtenaren worden verschillende maatstaven
genomen voor de bezoldiging, en daarbij wordt reke
ning gehouden met den maatstaf van de personeele
belasting. Een groep ambtenaren die naar aanlei
ding van de wetsvoorstellen op grond der Staats-
commissie-Stork aan de regeering adresseert, heeft
dan ook als zijn meening opgemerkt, dat Leeuwar
den in de derde klasse 'behoort. Voor deze breede
groep van ambtenaren is het dus van belang dat
het tot een herziening komt. De geheele bevolking
lijdt schade doordat Leeuwarden in een. verkeerde
klasse van de personeele belasting zit, maar de amb
tenaren zijn in> 't bijzonder gedupeerd door deze
verkeerde rangschikking. Op grond van gegevens
van voor den oorlog bestaande, mag met recht een
wijziging gevraagd worden.
Met eenig leedvermaak heeft spreker de vraag
van den heer de Vos gehoord of de kwestie vast zat
op de heffing van opcenten. Indertijd immers heeft
de heer de Vos gestemd tegen het voorstel-Nijholt
tot schrapping van de 80.000.op de begrooting
wegens heffing dezer opcenten. Toen stond de heer
de Vos dus op hetzelfde standpunt als Burgemees
ter en Wethouders thans.
De Voorzitter merkt op dat het in de eerste plaats
om de allergoedkoopste woningen gaat. Voor de
duurdere woningen maakt liet geen verschil of de
gemeente in de 4e of de '5e klasse staat.
De heer Sehaafsma: Voor den aftrek! In een la
gere klasse wordt de aftrek grooter.
De Voorzitter geeft dit toe. De kwestie der sala
rissen volgens de Staatscommissie-Stork is een
practisch motief, maar of dat nu zooveel verschil
zal maken ten opzichte van de regeering, dat ge
looft spreker niet.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Mei 1918. 147
De heer Sehaafsma: Ik heb het alleen gedemon
streerd als gevolg.
De heer Naholt begrijpt niet de houding van den
Voorzitter. Het is.net of U de minister van finan
ciën is, zegt spreker, en alle mogelijke bezwaren
tracht, op te werpen om te voorkomen dat de op
brengst uit deze belasting achteruit gaat, of dat U
denkt dat om de drukte op de secretarie dit werk
er niet meer bij kan.
De Voorzitter: Als U eens zei wat ik gezegd had
en niet alle mogelijke dingen veronderstelde' die ik
niet gezegd heb, zou dat niet beter zyn?
De heer Nyholt: Ik insinueer niet, maar meen dat
U bezwaren zoekt die er niet zyn, in plaats van dat
U tracht met ons de bezwaren uit den weg te rui
men. Spreker zou in elk geval op wijziging willen
aandringen. Mislukt het, dan is het werk voor niets
gedaan, maar is er verder nog niets verloren, en
hebben wij in elk geval onzen plicht gedaan.
De heer de Vos meent, dat, waar Burgemeester en
Wethouders geen nader bewijsmateriaal aanbren
gen, het goed zou zijn het punt aan te houden. Het
college heeft dan tijd om bijv. den Inspecteur van
de belastingen om nader bewijsmateriaal te vragen,
en spreker twijfelt niet of het advies zal dan gun
stig luiden.
De lieer Beekhuis vindt in tegenstelling met den
heer Nyholt de houding van den Burgemeester vol
komen logisch. Burgemeester en Wethouders den
ken er net zoo over als velen in den Raad, maar zij
meenen, dat als er nu om verandering gevraagd
wordt, wij nul op het request zullen krijgen. Daar
om spreekt het vanzelf, dat Burgemeester en Wet
houders het nu niet zoo gunstig voorstellen, maar
dat zij meer op de andere zijde van de zaak nadruk
leggen, en den donkeren kant zien. Spreker kan dat
zich heel goed begrijpen en vindt daar niets on
logisch in.
Wat het feit zelf betreft, tenzij men zoo heel zeker
is, dat men toch nul op het request krijgt, zon spre
ker zeggen, dat men het kan probeeren. Wanneer
is aan te toonen, dat ook voor den oorlog Leeuwar
den in een verkeerde klasse was, dan kan men mis
schien succes hebben. En dan zou spreker advisee-
ren het wel te doen.
De heer Collet noemt, als oorzaak dat Leeuwarden
in een verkeerde klasse is geplaatst, dat in J894'95
als basis voor de beoordeeling zijn aangenomen de
woningen van Werkmanslust. Die woningen zijn
evenwel te beschouwen als een buurt van de élite
onder de arbeidersbevolking. Daar worden zeer
goedkoope huren gelieven: 1.20 voor leden, en voor
hen die geen lid zyn- wat meer. Daarom hadden die
woningen niet als basis mogen zijn genomen, wat
evenwel toch is geschied. Daarom is reeds van 1894
af Leeuwarden in een verkeerde klasse geplaatst.
De Voorzitter antwoordt den heer de Vos dat Bur
gemeester en Wethouders op hun verzoek aan den
inspecteur der belastingen, van dezen geen andere
inlichtingen hebben gekregen dan eene verwijzing
naar de wet. De inspecteur had verder niets. Om
die reden behoeft dus dit punt niet te worden aan
gehouden. Men kan voor een verzoek om herziening
enkel aankomen met gewijzigde plaatselijke om
standigheden. En het zou kunnen zijn, dat als een
verzoek nu werd afgewezen, dat men dan daarna
niet zoo gemakkelijk kan terugkomen. Het is beter
het niet te vragen dan op een ongeschikt oogenblik.
De heer de Vos is van oordeel dat men den heer
van der Meulen toch wel zou kunnen vragen om na
dere inlichtingen. Hy heeft zelf het adres van de
rijksambtenaren mee onderteekend. De zaak heeft
geen grooten haast. Spreker raadt daarom aan nog
schriftelijk eenige nadere gegevens aan te vragen.
Ondcrtusschen, wil men de zaak niet aanhouden,
dan legt spreker zich daar graag bij neer.
De Voorzitter: Het is gevraagd aan denbeer van
der Meulen, en die heeft alles wat hij had te onzer
beschikking gesteld gevallen, beslissingen, wetswij
zigingen, enz. Het gaat niet aan om nu nog meer
te vragen, waar hy alles gaf wat hij had.
De heer Sehaafsma wijst er op dat sinds 1896 de
huren van de woningen hier zijn gestegen, en meent
dat men op grond van dit motief vragen kan om
een gewijzigde classificatie.
De Voorzitter geeft op verzoek, lecture van de
motie-Nijholt. Zij luidt als volgt:
De Raad,
gehoord de besprekingen betreffende de klasse,
waarin Leeuwarden ingevolge artikel 5 der wet op
de Personeele belasting is geplaatst,
noodigt Burgemeester en Wethouders uit, ter be
voegde plaatse de noodige stappen te doen om
plaatsing van Leeuwarden in de 4e klasse te be
vorderen.
De heer Sehaafsma stelt voor een amendement
om in plaats voor „in de 4e klasse" te lezen „in een
andere klasse".
De beer Nyholt neemt dat amendement over.
De beraadslagingen worden gesloten.
Vóór de motie stemmen de heeren: Sehaafsma,
Tiemersma, Cohen, Dijkstra, Attema, Tulp, de Vos,
Terpstra, Collet, de Haan, Nyholt, Koopmans, Ha-
verschmidt, Dystra, Peletier, Zandstra en Beekhuis.
Tegen de heeren: Berghuis, van Weideren baron
Rengers, I'rarisen, Oosterhoff, van Sloterdyck en
Schoondermark.
De motie is derhalve aangenomen met 17 tegen
6 stemmen.
.9 (agenda no. 10). Praeadvies van Burgemeester en
Wethouders op het adres van den cbiel-ingenieur der
Maatschappij tot exploitatie van Staatsspoorwegen, hou
dende beroep van de door Burgemeester en Wethouders
geweigerde vergunning tot het bouwen van een rijwiel-
bergplaats op het Stationsplein.
Dit voorstel luidt als volgt:
Bij ons besluit van 13 Maart j.l. werd na inge
wonnen advies van de Schoonheidscommissie uit
overweging dat te duchten is dat in verband met
de omgeving het gebouw uit een oogpunt van wel
stand aanstoot zal geven, de vergunning geweigerd
voor het bouwen van een bergplaats voor rywielen
op het Stationsplein alhier. Van die weigering is de
aanvrager, de sectie-ingenieur der Exploitatie-
maatschappij te Groningen, in hooger beroep geko
men, daarbij o.a. aanvoerende dat bij het nemen van
het weigeringsbesluit wellicht uit het oog is verlo
ren, dat het gebouwtje een tijdelijk karakter draagt
en bestemd is voor een nieuwen tak van dienst waar
van de behoeften en ontwikkeling nog moeten bly-
ken en dat daarvoor past de eenvoudige opzet die
gekenmerkt wordt door een levendige tegenstelling
tusschen de sobere wandvlakken met horizontale
afdekking en de in frissche kleuren te schilderen
deur, borden en raamomlijstingen. Elders zijn der
gelijke gebouwtjes ook geplaatst zoodat de inge
nieur meent dat het hier uit een oogpunt van wel
stand evenmin gevaar zal opleveren.
Dit adres is, nadat door U besloten is daarover te