192 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Juli 1918. 7. schrijven van den Armenraad, waarbij ter goedkeuring wordt ingezonden de begrooting voor 1919. In handen der beeren Cohen, Terpstra, Dijstra om onderzoek en rapport. 8. schrijven van heeren Voogden der Stadsar menkamer, waarbij ter goedkeuring wordt ingezon den' een suppletoire begrooting voor den dienst 1918. In handen van de heeren Zandstra, Koopmans en Peletier om onderzoek en rapport. 9. adres van de vereenigimg „Broederschap van gemeente-ontvangers in Friesland", betrefefnde de herziening der jaarwedden dier titularissen. Wordt gevoegd bij de stukken, die onder punt 8 der agenda voor heden aan de orde zijn gesteld. 10. rapport der raadscommsisie omtrent het voorstel van Gedeputeerde Staten tot herziening der jaarwedden van den Burgemeester, den secreta ris en ontvanger. 11. voorstel der bovengenoemde raadscommissie om Burgemeester en Wethouders uit te noodigen stappen te doen om een wijziging van art. 10 der wet van 24 Mei 1897, Staatsblad 166, uit te lokken (bijdrage van het Rijk in de jaarwedden van Bur gemeester en Secretaris). Deze beide punten hebben ter visie gelegen om nog heden te worden behandeld. De Voorzitter deelt mee, dat in verband met dit voorstel door den heer de Vos een motie is inge diend van den volgenden inhoud: In verband met het ingesteld onderzoek omtrent de herziening der jaarwedden van den Burgemees ter, den Secretaris en den Ontvanger stelt onderge- teekende voor, dat een gelijk onderzoek zal worden ingesteld naar de jaarwedden van de Wethouders dezer Gemeente. De heer Schaafsma merkt op, dat hij naar aan leiding van dit voorstel van plan was om den Raad een voorstel aan te bieden tot herziening van alle ambtenaarssalarissen. Dat de salarissen van den burgemeester, den secretaris en den ontvanger ver hoogd worden, daar is spreker voor, doch hij zou willen, dat de Raad wederom een Raadscommissie instelde om ook de tractementen der lagere ambte naren te herzien. De Raad zal nu door de aanne ming van dit voorstel afwijken van het standpunt: geen salarisverhooging maar duurtebijslag; spreker meent, dat deze regel nu voor alle salarissen moet gelden. Het was zijn bedoeling, dat die raadscom missie dan ook de salarissen van de wethouders onder oogen zou zien. Sprekers voorstel luidt als volgt: De Raad, van oordeel dat de duurtetoeslagen be- hooren te vervallen, besluit tot instelling van een Raadscommissie, die zal onderzoeken in hoeverre de salarissen der ambtenaren en beambten moeten worden herzien. De Voorzitter is van meening, dat deze voorstel len in die mate ingrijpend zijn, dat. het niet aan gaat daar zoo over te beslissen. Hij stelt voor, deze voorstellen tot de volgende vergadering aan te houden. Dienovereenkomstig wordt besloten. 12. schrijven van den heer Th. H. van der Meulen, houdende aanneming van zijne benoeming, tot lid der commissie van administratie der Stads Bank van Leening. Wordt voor kennisgeving aangenomen. 13. dat Burgemeester en Wethouders naar aan leiding van het om prae-advies in hunne handen gesteld adres van de Commissie tot wering van schoolverzuim op de ontwerpbegrooting voor 1919 een verhoogd subsidie zullen uittrekken. Burgemeester en Wethouders nemen aan, dat hierdoor het verlangde prae-advies is uitgebracht. .14. dat Burgemeester en Wethouders bij open bare aanbesteding hebben gegund van het verrich ten van stucadoorswerken aan en in gemeentege- bouwen perceelen 1, 5 en 9 aan H. Knol en J. van der Heide te Leeuwarden, resp. voor 104, 264 eu 427.-; perceelen 2 en 3 aan J. Steinvoorte aldaar, resp. voor 100.en 90.—; perceelen 4 en 7 aan H. J. Cordes aldaar, resp. voor 254 en 174; perceelen 6, 8 en 11 aan Firma J. G. Fazzi al daar, resp. voor 119, 138 en 134; perceel 10 aan J. Rabins aldaar voor 245; perceel 12 aan H. Metz aldaar voor 189; perceelen 13 en 14 aan J. Stelpstra te Leeuwar den en L. Huizinga te Huizurn, resp. voor 92. en 90. Wordt voor kennisgeving aangenomen. III. Wordt ter tafel gebracht: 1. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verieenen van eervol ontslag aan Mej. A. C. Oostmeijer als onderwijzeres aan gemeente school no. 10. Wordt in een volgende vergadering behandeld. 2. Alsvoren om aan J. Rosier alhier in erf pacht af te staan een gedeelte van de terreinen aan liet tweede Kanaalpand kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie G nos. 6145 en 9477. Heeft, ter visie gelegen om nog heden te worden behandeld. 3. Alsvoren om van de Naamlooze Vennoot schap Friesehe Bank te huren haar tegenwoordig kantoorgebouw aan den Nieuweweg. Wordt in een volgende vergadering behandeld. 4. Nader voorstel van Burgemeester en Wet houders naar aanleiding van de ingediende amen dementen op het voorstel tot wijziging van de ver ordeningen op de gemeentelijke bewaarscholen, (bijlagen Nos. 18 en 21). Zal als bijlage worden gedrukt, bij de leden wor den rondgezonden en te zijner tijd behandeld. 5. Het primitief kohier van den Hoofdelijken Omslag, dienst 1918 (2e gedeelte). Heeft ter visie gelegen om nog heden te worden behandeld. IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de punten der agenda. 1 (agenda no. 2). Benoeming van een lid der com missie tot wering van schoolverzuim uit de meerderja rige inwoners der gemeente (art. 22, 2e lid, onder 4, der leerplichtwet) vacature B. Roorda. Benoemd wordt: IJ Tijsina, rustend landbouwer, alhier, met 15 stemmen. Op den heer F. Rommerts, directeur der Coöperatieve Handelsdrukkerij, al hier, zijn 6 stemmen uitgebracht. 2 (agenda no. 3). Rapport der commissie, heiast ge weest met het onderzoek van eene af- en overschrijving op de begrooting der Stadsarmenkamer, dienst 1919. De conclusie van het rapport, strekkende tot goedkeuring van de gevraagde af- en overschrij ving, wordt met algemeene stemmen aangenomen. 3 (agenda no. 4). Voorstel van Burgemeester en Wet houders tot het aangaan van een regeling met het Sint Anthony-gasthuis omtrent het maken van een afscheiding tusschen perceel sectie E. no. 151 en den Dokkumer trekweg. Dit voorstel luidt als volgt: Toen de werken tot verbetering van den Dokku- mertrekweg uitgevoerd zouden worden welke Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Juli 1918. 193 werken inmiddels overeenkomstig uw besluit van 26 Juni 1917 no. 268R/145 ten deele zijn blijven rus ten tot de omstandigheden voor de uitvoering gun stiger zijn geworden bleek het wenschelijk een gedeelte van de sloot ter lengte van 20 M., gelegen in het perceel sectie E no. 161 dezer gemeente, eigendom van liet St. Anthonygasthuis alhier, te dempen. Daartoe werd door ons aan het bestuur van dat gasthuis het verzoek gedaan en in overleg met dat bestuur werd vervolgens de demping uitge voerd en een hek als erfafscheiding, tevens als grensscheiding tusschen het eigendom van het gast huis en den trekweg geplaatst. Thans deelt het bestuur ons bij schrijven van 18 Januari j.l. mede zulks als een gevolg van eene reeds voorafgegane bespreking tusschen den Direc teur der gemeentewerken en den lieer W. C. de Groot, architect van genoemd gasthuis er prijs op te stellen om de afscheiding tusschen den Dok- kumertrekweg en gemeld perceel no. 151 te laten maken door middel van een sloot, welke de ter plaatse gegraven vaart verbindt mfet de verder noordwaarts nog bestaande sloot. Deze doorgra ving zou moeten geschieden/ door en op kosten van de gemeente, terwijl deze tevens aan het gasthuis voor grondvetrlies 1.per M2. zou moeten ver goeden. Hoewel de hier gestelde voorwaarden nog al be zwarend voor de gemeente zijn, meenden wij toch op de zaak te moeten ingaan, omdat daardoor ter plaatse een in alle opzichten betere toestand ge schapen wordt, terwijl het ons voorts een groot belang toeschijnt, dat de gemeente hier eigenares wordt van den tusschen sloot en weg gelegen grond. Zij kan dan bij eventueele latere bebouwing van liet terrein ten opzichte van het maken van uitgangen op den trekweg en ten opzichte van de bebouwing zeil haar eischen laten gelden. De nu te maken kosten zijn dan op de houwers te verhalen. De door liet gasthuis over te dragen grond, welke echter groo- tendeels tot water zal worden vergraven, heeft eene oppervlakte van 56 M2. Op het bijgaande situatiekaartje is een en ander aanschouwelijk voorgesteld. Wij stellen voor te besluiten.: lo. Burgemeester en Wethouders een crediet te verieenen van 131.50 voor het doen graven van een sloot tusschen het perceel sectie E no. 151 dezer gemeente en den Dokkumer trekweg en wel van de bestaande sloot af naar het Zuidwesten ter verbin ding van de ter plaatse gegraven vaart met bedoel de bestaande sloot, gelijk een en ander op de teeke- ning is aangegeven; 2o. van het Sint Anthonygasthuis voor den prijs van 1.— per M2. over te nemen een gedeelte grond, op de bijgaande teekening met gele kleur aangeduid en deel uitmakende van het kadastrale perceel sectie E no. 151 der gemeente Leeuwarden, ter grootte van pl.m. 56 M2., de juiste grootte nader door een landmeter van het kadaster uit te meten, onder nader door Burgemeester en. Wethouders vast te stellen voorwaarden. De beraadslagingen worden geopend. De heer Beekhuis maakt de opmerking, dat er in het prae-advies blijkbaar een abuis is ingeslopen, daar waar gesproken wordt over de onderhande lingen tusschen Burgemeester en Wethouders en het bestuur van het St. Anthony-gasthuis. Als men het voorstel leest, is de indruk deze, dat er eerst overeenstemming was tusschen het gasthuisbe- stuur en het gemeentebestuur, maar dat het gast- huisbestuur later op haar besluit is teruggekomen. Niets is nu minder waar. Het gasthuisbestuur 'heeft nimmer iets anders gewild, dan dat ter plaatse een sloot kwam. Spreker heeft om zich nader omtrent dat punt op de hoogte te stellen een bezoek gebracht aan den directeur van gemeentewerken, en hij is daar tot de veronderstelling gekomen, dat- wellicht de huur der van de plaats gezegd heeft, dat hij geen. be zwaar 'had. Dat is natuurlijk iets anders dan dat het bestuur zou hebben goedgekeurd, dat er eene schutting kwam. De deskundige van het gasthuis heeft het bestuur dadelijk afgeraden om daar een schutting te plaatsen. Spreker heeft dit opgemerkt om even de zaak recht te zetten. Door het prae-advies kon de ge dachte zijn gewekt, alsof het gasthuisbestuur op zijn toezegging zou zijn teruggekomen. Dat deze meening onjuist is, blijkt trouwens wel uit het feit, dat de brief door het gemeenbestuur aan het be stuur van het gasthuis gericht, is gedateerd op 12 December, terwijl meegedeeld wordt, dat op 6 De cember liet. overleg is gepleegd. Daar blijkt wel uit, dat dit overleg niet met het gasthuis was ge pleegd, anders was immers de brief overbodig. Het doet den. heer Haverschmidt genoegen, dat deze zaak hier wordt besproken, want de voorstel ling in de stukken is onjuist. In October 1916 vraagt de lieer Meijer» in ver band met zijn villabouw het derde brugje 38 Meter noordelijker te leggen onder beding, dat de kosten van weg en walbeschoeiing voor dit gedeelte door hem zullen worden gedragen,. In December 1916 verzoekt de gemeente aan het Gasthuis demping van een gedeelte sloot ten be hoeve van den oprit van dit brugje. Het Gasthuis besluit hieraan te voldoen in dier voege, dat door afgraving van een strook land, te betalen door de gemeente, een sloot als scheiding tusschen trekweg en land blijft bestaan. Geen sprake dus van een hek, dat trouwens geen gewensdhte afsluiting is. De gemeente is toen maar vast begonnen met de heele sloot te dempen en voorloopig een hek te plaatsen en toen de nieuwe sloot maar steeds uit bleef, heeft het bestuur in Januari 1918 herhaald, dat men een sloot wenseht en alles is thans in orde. Spreker eindigt met een drietal opmerkingen. In de eerste plaats weet men nu, dat het gasthuis volstrekt niet met nieuwe eischen is aangekomen, zooals men uit het voorstel zou kunnen opmaken; ten tweede hebben we eigenlijk geen besluit te ne men voor het graven van een, sloot, want het karwei i.s al afgel'oopen en ten derde zullen de kosten door de gemeente gemaakt, moeten' komen ten laste van den heer Meijers. De Voorzitter antwoordt, dat wat door de heeren Beekhuis en Haverschmidt is opgemerkt, hun wijze van bezien der zaak is. Spreker wil aannemen, dat de heeren meenen, dat hun beschouwing juist is, en dat hun mededeelingen juist zijn, doch hij wijst er op, dat bet hier een misverstand betreft, en dat er twee kanten aan de zaak zijn. De vorige direc teur van gemeentewerken heeft deze zaak behan deld en die heeft aan zijn opvolger meegedeeld, dat overeengekomen was om ter plaatse geen sloot te graven. Daarop steunde de gemeente. Nu is er mogelijkheid van een misverstand, en omdat de eiscli van het gasthuisbestuur op zichzelf niet on redelijk was, en omdat de meening van het ge meentebestuur berustte op een mondelinge' af spraak, heeft het gemeentebestuur thans gezegd: 't. is eenTegenvallertje, maar we zullen het doen. Wat aangaat het denkbeeld van den heer Ha verschmidt, om den. heer Meijers de kosten te laten

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1918 | | pagina 2